Adriaan Reland 1676-1718, een icoon uit de universiteitsgeschiedenis

Een aantal arabisten, islamwetenschappers, filologen, wetenschapshistorici en godsdienstwetenschappers kwam begin deze week bij elkaar om in een klein symposium in te gaan op het werk en de invloed van de hoogleraar Adriaan Reland. De bijeenkomst werd voorafgegaan door een kleine tentoonstelling van zijn boeken en de manuscripten die hij in zijn bezit had, in de UBU.

Wie was deze Relandus en waarom komen mensen 300 jaar later bij elkaar om over hem in een aantal bijdragen te spreken?

Zijn roem steeg snel
Adriaan Reland begon op veertienjarige leeftijd aan zijn studie in Utrecht. Hij woonde er op kamers bij de Voetiaanse theoloog Melchior Leydecker. Zijn vader had hem daar ondergebracht om hem ‛in deeze glibberjeugt’ op het rechte spoor te houden.

Tijdens zijn studie maakte Adriaan kennis met de Duitse student Heinrich Sike van wie hij Arabisch leerde. Hij schreef op 18-jarige leeftijd zijn dissertatie De Libertate Philosophandi waarin hij in het spoor van nieuwe filosofen als Descartes de vrijheid van het filosoferen benadrukte.

Na een verdere studie in Leiden en een kortstondig avontuur aan de universiteit van Harderwijk kwam Reland in 1701 terug in Utrecht als hoogleraar met als leeropdracht de Oriëntaalse talen. Zijn roem steeg snel. In 1705 wordt in Utrecht bij de uitgeverij Willem Broedelet het boek De Religione Mohammedica gepubliceerd. In 1717 verscheen een uitgebreidere versie en in 1718 een Nederlandse vertaling. Het is ook in het Engels, Frans en Duits vertaald.

Godsdiensten worden zelden goed begrepen
We kunnen Reland en zijn bedoeling met het schrijven van dit boek, het best leren kennen als we zijn praefatio, zijn voorrede, bij De Religione Mohammedica lezen. Hij schreef: “De meeste godsdiensten, die vroeger op deze wereld voorkwamen of die heden ten dage beleden worden, is het lot beschoren geweest, dat zij door hun tegenstanders niet goed zijn begrepen of met behoorlijke laster en op onbillijke wijze aan de kaak zijn gesteld.”

Voor Reland stond één ding voorop: “De waarheid moet overal en altijd opgespoord worden.” Daarom was het volgens hem van belang een andere religie zoals de Islam te beschrijven op de wijze, ‘zoals deze in de godshuizen en de scholen van de mohammedanen zelf onderwezen wordt.’

Hij beklaagde de theologie student met interesse voor de bestudering van de ‘Mohammedaanse’ religie. Deze student zou volgens Reland juist de Arabische taal moeten leren om de Islam zo van binnenuit te leren kennen. In de moderne godsdienstwetenschappen is dit bekend geworden als de ‘emic-benadering’

Tot aan de achttiende eeuw was de beeldvorming over de islam over het algemeen polemisch-negatief. De islam werd gezien als een ‘valse’ religie en de profeet Mohammed als een bedrieger. Dit negatieve beeld kwam ook tot uiting in geschriften van de Utrechtse reformatorische theoloog uit de beginperiode van Utrechtse universiteit, Gisbertus Voetius die sprak in zijn De Muhammedismo (1648)  over ‘Muhammedismus’ als de ‘apostia completa in abnegatione veri Dei& foederis Euangelici’, de volkomen geloofsafval in de ontkenning van de ware God en het verbond van het Evangelie.

Kanteling beeldvorming Islam
De Religione Mohammedica is zijn meest invloedrijke boek. Het bestaat uit twee delen. Het eerste deel betreft een compendium van de Mohammedaanse theologie gebaseerd op een Arabisch tekst in zijn bezit. Het tweede deel betreft een overzicht in een veertigtal voorstellingen over de Islam die naar de naar de mening van Reland de ‘Mohammedanen’ ten onrechte werden aangewreven (quae falso Mohammedanis tribuuntur). Deze valse voorstellingen (de auteurs van deze valse voorstellingen werden met naam en toenaam genoemd) worden door Reland ‘ontmaskerd’ aan de hand van Arabische teksten, teksten uit de Koran en reisbeschrijvingen.

De Religione Mohammedica werd (en wordt nog steeds!) door velen gezien als een onmisbare schakel in de kanteling van de beeldvorming inzake de islam in Europa. Het werk van Reland heeft in heel Europa met name in de kringen van geleerden veel invloed gehad. Ook de beroemde Leidse Arabist Christiaan Snouck Hurgronje (1857-1936) spreekt in waarderende termen over het werk van Reland.

Aan het einde van zijn voorrede schrijft Reland: “Ik ervaar immers dagelijks meer en meer dat de wereld bedrogen wil worden, en dat zij door vooringenomen opvattingen wil worden geregeerd. […]”. Zijn opvattingen over de wijze waarop wij om zouden moeten gaan met kennisontwikkeling en de bestudering van andere religies, zijn daarmee nog steeds actueel.

Op 18 april houdt Henk van Rinsum een lezing bij de vereniging Oud-Utrecht over Relandus. Aanmelden bij Jaap van Laar. De entree bedraagt 5 euro. Locatie Smeezaal Bartholomeus Gasthuis, aanvang 19.30 uur.

Tags: islam

Advertentie