Afzwaaiend hoogleraar Micha de Winter noemt optimisme onmisbaar ingrediënt opvoeding

Micha de Winter in 2013 toen hij de UU Publiprijs in ontvangst nam, foto DUB

“Kinderen horen dat er bommen ontploffen of dat er duizenden mensen verzuipen in de Middellandse Zee. Wat moeten zij met die informatie? Ik vind dat pedagogen, ouders en leerkrachten betekenis moeten geven aan gebeurtenissen. Bij kinderen is het belangrijk dat je ze vertelt hoe het echt met de wereld gaat. Dat je ze het idee geeft dat je iets aan problemen kunt doen. Zo niet dan maak je ze wanhopig of boos.”

Een mening telt pas als je bereid bent deze te onderzoeken

Nog geen twaalf uur nadat Micha de Winter DUB vertelt dat zijn afscheidsrede op 31 mei over hoop en optimisme in de opvoeding zal gaan, geeft de aanslag in Manchester gewicht aan zijn boodschap. Opvoeders kunnen weer aan de bak. De Winter, die veertig jaar op de UU werkt, pleit voor een wetenschappelijke methode in gesprekken met kinderen over maatschappelijke thema’s als klimaatverandering en terrorisme. “Door de angst en meningen van kinderen samen met hen te onderzoeken, ontwikkel je grip op een probleem. Dat is constructiever dan dat kinderen een massa negativistische boodschappen over zich heen krijgen.”

Mede door tijdgebrek als gevolg van bureaucratie en het belang van onderwijsprestaties, blijven gesprekken tussen docent en leerling vaak bij vertellen of luisteren, maar volgens De Winter is dat niet genoeg. Hij trof een basisschool waar een meisje in groep 7 riep dat ze de tekenaars van Charlie Hebdo ook doodgeschoten zou hebben. Het meisje was niet voor rede vatbaar. “Zo’n opmerking kun je afkeuren, maar je kunt deze ook onderzoeken. Waarom is dat meisje zo boos? De leerkracht kan samen met leerlingen bekijken wat er in de Koran staat, of kan het thema ongelijkheid ter sprake brengen. Kinderen moeten leren dat het geven van een mening slechts het begin is en dat een mening pas telt als je bereid bent die te onderzoeken.”

In dit geval liep de lerares van het meisje huilend de klas uit. Ze is niet de enige. Volgens De Winter hebben steeds meer leerkrachten moeite met emotionele reacties van leerlingen op thema’s als religie, terrorisme en homoseksualiteit. Ze vermijden gesprekken hierover, bang als ze zijn om te horen dat ze geen orde kunnen houden. Te vaak worden problemen overgelaten aan de individuele docent. Ten onrechte, vindt De Winter. “Het is een gezamenlijk probleem.”

Ik wil met mijn wetenschap bijdragen aan een humane samenleving

Hij pleit voor pedagogische allianties, waar ouders, pedagogen, leerkrachten en schoolleiding samenkomen. “Daarin worden afspraken gemaakt. Hoe ga je bijvoorbeeld om met homoseksualiteit? En hoe ga je om met kinderen die gesprekken daarover saboteren? We gaan onderzoeken of zo’n alliantie werkt.” Dat doet de hoogleraar onder meer in Utrecht, waar hij samen met terrorismedeskundige Beatrice de Graaf deel uitmaakt van de Taskforce Utrecht zijn we samen die burgemeester en wethouders adviseert over het tegengaan van polarisatie en radicalisering in de stad.

Dat is typisch De Winter; hij onderzoekt niet alleen, hij probeert actief bij te dragen aan verandering. Zo is hij aanjager van de Vreedzame School, een programma voor basisscholen waar leerlingen democratisch burgerschap wordt bijgebracht. “Ik ben geen kamergeleerde, dat zou ik ook helemaal niet leuk vinden. Wetenschappelijke en maatschappelijke impact zijn voor mij even waardevol. Voor mij is het geen doel  op zichzelf om zo veel mogelijk wetenschappelijke publicaties te produceren. Mijn doelen zijn ook maatschappelijk. Zo wil ik met mijn wetenschap bijdragen aan een humane samenleving, waarin mensen elkaar niet naar het leven staan, waarin mijn kinderen veilig kunnen leven.”

Om die doelen te bereiken, ventileert De Winter zijn onderzoeksresultaten, meningen en ideeën regelmatig in de media, die hem sinds de jaren 80 goed weten te vinden. Waar veel pedagogen zich in die periode bezighielden met de vraag hoe je zo vroeg mogelijk kinderen met een afwijkende ontwikkeling op kon sporen, vroeg dwarsdenker De Winter zich het omgekeerde af. “Is dat wel goed voor die kinderen, dat we zo met een microscoop naar ze kijken? Die invalshoek was dwars en rebels en dus interessant voor journalisten. Zo is dat balletje gaan rollen.”

Toen ze hier over pensioen begonnen te praten, schrok ik me een hoedje

Onlangs liet hij in de Volkskrant weer een proefballonnetje op. Een stadsschool, waar kinderen van verschillende scholen gezamenlijke vakken volgen, moet segregatie tegengaan. Na zo’n stuk kan De Winter er donder op zeggen dat er veel reacties volgen, waaronder ‘bagger’. Aan teksten als ‘Jouw kinderen moeten maar eens een weekje naar Syrië, dat is goed voor ze’, heeft De Winter moeten wennen. “Nu zie ik in dat er op internet een parallelle wereld is ontstaan waar mensen dingen zeggen, die ze in het normale leven niet durven te zeggen. Omdat ik zulke verschrikkelijke uitingen niet opvat als direct, zal ik niet naar de rechter stappen. Als je naar sociale media en ‘reaguur-pagina’s’ kijkt, dan denk je dat de wereld totaal verrot is. Maar godzijdank is die parallelle wereld geen afspiegeling van de echte wereld, waarin we ons veel beschaafder gedragen.”

Ook als voorzitter van de commissie die misbruik in de jeugdzorg onderzoekt (zie uitzending Tijd voor Max, vanaf 13:30 minuten) krijgt hij veel over zich heen. Gelukkig zitten daar ook criticasters bij die fatsoenlijke taal bezigen. “Mensen zeggen: ‘Je kunt wel denken dat je door in archieven te spitten die ellende van vroeger boven water kunt krijgen, maar dat gaat je niet lukken, want alle nare dingen zijn onder de tafel geveegd’. Zo’n reactie komt even hard aan, maar ik probeer wel met de afzender in gesprek te gaan.” Zo hoort hij te handelen in een democratie, vindt De Winter. Discussiëren, argumenten geven. Dat leren kinderen op de honderden Vreedzame Scholen immers ook. Voor de hoogleraar geldt: Practice what you preach.

Aan datgene wat hij op 31 mei in zijn afscheidsrede gaat verkondigen, zal hij dan ook zelf zijn steentje bijdragen. Op een actieve manier, want eigenlijk neemt De Winter helemaal geen afscheid. Hij zwaait af als faculteitshoogleraar, stopt met eigen onderzoeksgroepen en is minder bij het onderwijs betrokken, maar blijft als een ‘projecthoogleraar’ (met onder meer de taskforce in Utrecht) nog een aantal jaren aan. Daarnaast is hij lector aan de Hogeschool Utrecht.

“Toen ze hier over pensioen begonnen te praten, schrok ik me een hoedje. Ik kocht een appartementje bij de Dom, zodat ik in elk geval vast een nieuw kantoor had.” Maar toen kwamen ineens de onderzoekscommissie in Den Haag en allerlei andere taken op zijn pad. “Nu verhuur ik het huisje. Als mijn pensioen écht een feit is, ga ik mooie boeken schrijven begeleid door de geluiden van de Dom.”

Advertentie