Commissievoorzitter Keimpe Algra: ‘Integriteit van wetenschap moet voor iedereen zichtbaar zijn’

Tijdens het internetrumoer over de prik tegen baarmoederhalskanker lagen wetenschappers onder vuur

Het vertrouwen in de wetenschap is nog steeds groot. Dat concludeert een KNAW-commissie onder leiding van de Utrechtse filosofiehoogleraar Keimpe Algra. Maar er dreigt gevaar. Dat moeten de universiteiten zich aantrekken, maar zeker ook de overheid, het bedrijfsleven en andere financiers van onderzoek.

Uitgelekte e-mails die aantonen dat bewijsmateriaal voor een klimaatcrisis is gemanipuleerd. Een sociaal-psycholoog die zijn onderzoeksgegevens doodleuk bij elkaar verzint. Burgers die zich massaal keren tegen een vaccinatieprogramma. De wetenschap krijgt de afgelopen jaren behoorlijk wat voor de kiezen.

Staatssecretaris OCW Halbe Zijlstra nam vorig jaar het initiatief tot een onderzoek naar dat vertrouwen in de wetenschap. Wat moet er gebeuren om het vertrouwen te bewaren? En welke rol kan de overheid daarbij spelen?, wilde hij weten.

Eind vorige maand werden de bevindingen gepresenteerd. De Utrechtse geneeskundedecaan Frank Miedema sprak op DUB lovende woorden over het eindrapport. Volgens hem wordt voor het eerst expliciet beschreven hoe het vertrouwen van de wetenschap onder druk staat nu steeds vaker rekenschap moet worden afgelegd aan opdrachtgevers, onderzoeksfinanciers en andere belanghebbenden in de samenleving.

DUB interviewde de voorzitter van de onderzoekscommissie, de Utrechtse hoogleraar Keimpe Algra. Hij benadrukt dat wetenschap nog steeds “een sterk merk” is, maar waarschuwt voor de gevaren van “de ratrace” waarin onderzoekers in terecht zijn gekomen.

U relativeert de angst dat wetenschap “ook maar een mening” wordt. Waarom?
“Die angst is niet onterecht, maar je moet het gevaar niet overdrijven. Natuurlijk zie je dat mensen via het internet en sociale media in staat zijn om afwijkende opvattingen op grote schaal te ventileren en groepen daarvoor te mobiliseren. Ook weten we dat in sommige kringen een grote neiging tot relativisme bestaat. Daar is de houding vaak: de waarheid bestaat niet. Maar toch zie je dat vertrouwen in wetenschap nog altijd relatief hoog is. Zelfs zoiets als een affaire-Stapel leidt op korte termijn niet tot grootschalige erosie van het vertrouwen van de wetenschap in zijn geheel.”

Maar u ziet ook grote risico’s …
“Wij vinden onder meer dat de wetenschap zelf, maar ook onderzoeksfinanciers als NWO, te veel nadruk leggen op innovatie. Natuurlijk moet de wetenschap de grenzen willen verleggen, maar als je alleen hamert op vernieuwende output, op publicaties en prestaties, dan komen de controlemechanismen in gevaar. Iets nog eens overdoen, iets nog eens narekenen; dat gebeurt te weinig.
Peer review is nog steeds het beste systeem dat we hebben voor beoordeling van de kwaliteit van een wetenschappelijk onderzoek, maar voor individuele wetenschappers is het vaak een sluitpost: nog snel dat artikel doornemen in het weekeinde. Hetzelfde geldt voor peer pressure; het zou normaal moeten zijn dat collega’s jouw werk lezen en bekritiseren.”

Wat moet er gebeuren?
“Het is aan de universiteiten en aan NWO om hier meer balans in aan te brengen. Wij doen verder de aanbeveling om onderzoeksvisitaties niet alleen naar de resultaten van een onderzoeksgroep te laten kijken, maar ook naar de wijze waarop een groep te werk gaat. Zorg bijvoorbeeld voor heldere protocollen voor het uitvoeren van empirisch onderzoek en check die dan ook.”

Vertrouwen heeft dus vooral te maken met de wetenschappelijke integriteit?
“Integriteit is een sine qua non voor vertrouwen in de wetenschap. Daarom is de gedragscode voor wetenschappelijke integriteit (pdf) ook van groot belang. Maar het is al lang niet meer voldoende dat onderzoek feitelijk integer wordt uitgevoerd. De integriteit moet nu ook voor iedereen zichtbaar worden gemaakt.
“Wij pleiten overigens voor enkele aanvullingen op de code. Wetenschappers zullen in de eerste plaats verantwoording moeten afleggen. Zij moeten in staat zijn te laten zien dat ze ‘de dingen doen die ertoe doen’. Daarnaast zullen wetenschappers eerlijk moeten zijn over de beperkingen van hun onderzoek. Doordat ze in competitie onderzoeksgeld binnen moeten halen, bestaat de neiging claims op te kloppen. Die situatie kan ertoe leiden dat je mensen teleurstelt. Toen Italiaanse seismologen laatst een aardbeving niet voorspeld hadden, was er opeens sprake van slechte wetenschap.”

Keimpe Algra is hoogleraar Geschiedenis van de Filosofie van de Oudheid en de Middeleeuwen. Hij studeerde filosofie en klassieke talen in Utrecht. Tot deze zomer is Algra vice-decaan Onderzoek van de faculteit Geesteswetenschappen. Algra was eerder voorzitter van een KNAW-commissie die onderzoek deed naar kwaliteitsindicatoren voor onderzoek in de Geesteswetenschappen (pdf).

Hoe gaan we ervoor zorgen dat alle wetenschappers dit ook zo gaan doen?
“Dat zal vooral via de opleiding van jonge wetenschappers moeten gebeuren. Studenten hebben vaak geen weet van de manier waarop wetenschap in de praktijk werkt. Je moet studenten daarom niet alleen vertellen wat de normen zijn, maar ook hoe je als wetenschapper in de verleiding kunt geraken om van die normen af te wijken. Gelukkig zie je al dat opleidingen steeds meer aandacht schenken aan dat spanningsveld en projecten op dit vlak beginnen.”

U vindt ook dat anderen de onafhankelijkheid van wetenschap moeten respecteren. Begrijp ik het goed dat de overheid daarbij steken laat vallen?
“Uit gesprekken met ambtenaren blijkt dat deze geen antwoord hebben op de vraag wanneer een ministerie nu onderzoek van buiten gebruikt en wanneer niet. Het is bovendien onduidelijk onder welke voorwaarden dergelijk onderzoek gedaan moet worden en hoe er moeten worden omgegaan met de resultaten. Het kan dus inderdaad gebeuren dat rapporten zomaar in een la verdwijnen.
“Wij denken dat het van belang is dat de overheid transparant is over het inschakelen van wetenschappelijk onderzoek en pleiten daarom voor een Government Chief Scientific Adviser. Canada en Engeland kennen al zo’n raadsadviseur. Die heeft ervoor gezorgd dat de wijze waarop de overheid advies inwint aan vaste regels is gebonden en transparant is, waardoor de onafhankelijke positie van de wetenschap duidelijker wordt. Dan kan het nog steeds legitiem zijn als met een wetenschappelijk advies uiteindelijk niets wordt gedaan, maar dat wordt dan wel als een politieke beslissing gepresenteerd.”

Is valorisatie niet sowieso een gevaar voor die onafhankelijke status?
“Met valorisatie op zich is weinig mis. Als valorisatie betekent dat je voor wetenschap op de een of andere manier iets terugkrijgt, dan is dat juist goed voor het vertrouwen in die wetenschap. Maar je moet er wel voor waken dat de wetenschap zijn eigenstandige functie behoudt. We hebben ons als commissie bijvoorbeeld niet willen keren tegen het topsectorenbeleid, maar we zien wel een risico. Er is steeds gezegd dat ook niet-toegepast onderzoek een plaats heeft binnen de topsectoren, maar wat als het bedrijfsleven daar niet voor wil betalen? Het blijft een kwestie van maatvoering, maar wetenschap mag niet gezien worden als de loopjongen van de overheid of van het bedrijfsleven.”

Zijn universiteitsbesturen voldoende in staat die eigen positie te verdedigen?
“Dat denk ik wel. De druk van de buitenwereld is groot, maar de tegendruk van de wetenschappers ook. Universitaire bestuurders rennen zeker niet blind achter het bedrijfsleven aan. En er is ook wel oog voor de gevaren van oververhitting in het systeem. Onze eigen rector heeft in zijn nieuwjaarsrede nog gepleit voor ‘slow science’. Die rede ligt zeker in de lijn van ons rapport.”

Advertentie