'Feminisering van de opleiding Geneeskunde is geen probleem’
De opleiding Geneeskunde bestaat uit bijna 70 procent vrouwen. Is dat een probleem? Nee, zegt decaan Miedema. “Het is juist heel goed.”
Vrouwen, vrouwen en nog eens vrouwen. Loop het UMC Utrecht binnen via het Hijmans van den Berghgebouw, het onderwijsgebouw van de opleiding Geneeskunde, en je ziet voor elke man minstens twee vrouwen.
Een kleine 70 procent van de studenten (bachelor en master samen) is momenteel van het vrouwelijke geslacht. Kijk je alleen naar de master, dan is het percentage nog hoger (bijna 72 procent).
Is het een probleem dat geneeskundeopleidingen - en daaruit voortvloeiend het artsenberoep - in hoog tempo feminiseren? Die vraag stond vorige week centraal in een vergadering van de faculteitsraad Geneeskunde.
Geneeskundestudent Roel Wouters, tevens voorzitter van de faculteitsraad, neemt het initiatief voor de discussie. Wat moeten we doen met de feminisering van de opleiding? Mannen zijn nu nog in de meerderheid in het artsenberoep. Creëren we een nieuw, toekomstig diversiteitsprobleem door de oververtegenwoordiging van vrouwen in de opleiding?
Wouters begint de middag met een serie slides. Hij toont Aletta Jacobs (zij werd als eerste vrouwelijke student in 1871 toegelaten tot studie medicijnen) en eindigt zijn verhaal met de harde cijfers van vandaag de dag: vrouwen zijn ruim in de meerderheid bij geneeskundeopleidingen.
De vragen van Wouters zijn de start van een interessant en vermakelijk debat, waarin vooral geneeskundedecaan Frank Miedema een hoofdrol opeist.
“Wat is het probleem? Moeten we zenuwachtig worden? Misschien is het wel goed dat er meer vrouwen in de geneeskunde gaan werken”, zegt Miedema in een eerste reactie op de cijfers die Wouters voorschotelt.
Miedema ziet de getalsmatige oververtegenwoordiging van vrouwen juist als een zegen. Een ontwikkeling die wel eens het einde kan betekenen van de “chirurgencultuur” in ziekenhuizen. “Vrouwen werken over het algemeen beter en meer samen. Dit verzin ik niet. Daar is heel veel literatuur over. Wij denken als bestuur, vanuit de cockpit, dat dit een goede ontwikkeling is. De discussie die er nu is, over maatschappen en artsen die vooral voor het geld werken… vrouwen lijken zich daar heel anders in te gedragen.”
De feminisering van geneeskundeopleidingen is relatief nieuw, vult student Roel Wouters aan. “In 1991, toen ik geboren werd, was nog 70 procent van de medische specialisten in opleiding man. Dat is nu omgedraaid.”
Niet iedereen in de faculteitsraad vindt oververtegenwoordiging van vrouwen een goede zaak. Zo vindt geneeskundestudente Fransisca Wagemaakers het juist jammer dat er zo weinig mannen in de opleiding zitten. “Ik word omringd door vrouwelijke collega’s. Het is een verademing als er paar mannen in je groep zitten. Vrouwen zijn heel goed in overleggen, maar soms denk ik: het praten duurt nu wel heel lang.”
Om Geneeskunde in Utrecht te studeren, moet je nu loten. Hoe hoger je cijfer, hoe groter de kans dat je toegelaten wordt. Vanaf 2014 wordt dat anders: dan gaat de opleiding eerstejaars selecteren. Maar hoe? Als je puur op vwo-cijfers zou selecteren, dan betekent dat een nog sterkere groei van het aantal vrouwelijke studenten. Zij halen in die fase immers hogere cijfers. En dus kijkt de opleiding ook naar andere selectiemethoden, zoals het testen van de motivatie.
Decaan Miedema erkent dat selectie op basis van alleen cijfers een slechte zaak is voor jongens. “Selectie op cijfers op die leeftijd is dramatisch voor mannen. Met mijn middelbare schoolcijfers had ik nooit geneeskunde kunnen studeren. In mijn tijd waren cijfers minder belangrijk.”
Ondanks de feminiene studentenpopulatie wordt het UMC Utrecht nog steeds geleid door hoofdzakelijk mannen. Hoe hoger de functie, hoe minder vrouwen, net als in de rest van de universiteit. Vrijwel alle afdelingshoofden zijn man, en slechts 17 procent van de hoogleraren is vrouw.
Miedema juicht het daarom toe dat vrouwen zo in de meerderheid zijn in de collegebanken. “Het medisch beroep is nog ongelofelijk masculien, en in de benoemingscommissies zitten ook voornamelijk mannen. Er zijn nog heel veel mannelijke bastions te slechten. Je kunt dus ook denken: laat die feminisering van de opleiding maar even doorgaan.”
Eenmaal opgeleid en afgestudeerd haken vrouwen wel in grotere mate af. En ze werken vaker parttime. Reden waarom de weg naar de top extra lastig is.
Miedema: “Ik heb vaak meegemaakt dat een vrouw een fantastische baan aangeboden krijgt, en dat ze zegt: nee, het komt nu niet helemaal goed uit met de kinderen. Mannen zeggen meteen; ja, dat wil ik. Het zijn clichés, maar het gebeurt. Later zegt zo’n dame: potverdorie, dat had ik zelf beter kunnen doen. Ja, dat zeiden wij ook, maar dat wilde je toen niet geloven.”
Meer vrouwen aan de top heeft tal van voordelen, stelt Miedema. “Er is heel veel literatuur waaruit blijkt dat bedrijven met vrouwen in het bestuur het beter doen. Als Lehmann Brothers Lehmann Sisters had geheten, dan was die bank niet gevallen. Dat is een bekende grap, maar er zit een kern van waarheid in. Vrouwen nemen niet zulke risico’s.”
Minder risico’s nemen heeft ook keerzijde, reageert geneeskundedocent Frank Grosfeld. “Je kan ook de andere kant op redeneren. Riskant gedrag is ook creatief gedrag, dat vlakt wellicht ook wat af.”
Klopt, zegt Miedema. “Mannen nemen grotere risico’s. De onderzoekers die grote leaps hebben genomen en voor doorbraken zorgen, allemaal mannen. En grote wetenschapsfrauders, ook allemaal mannen. Een jongen met een grote mond kan op een congres een fantastisch verhaal vertellen over een onderzoek dat hij maar half begrijpt. Een vrouw zou dat nooit doen. Die denkt: ik moet het eerst helemaal begrijpen.”
“Dit soort verschillen zit heel diep. Het is evolutionair bepaald gedrag. Risico nemen is bij mannen aangewakkerd. Vrouwen moet de kroost beschermen en een veilige haven creëren. Maar het is ook cultuur. Ik denk dat vrouwen ook fantastische onderzoekers kunnen zijn.”