Verhitte discussie in VS; het DUB-panel reageert

Is het oké om studenten ongevraagd de beurt te geven?

DUBpanel. Foto: Shutterstock
Foto: Shutterstock

Tijdens een gastcollege aan de Law School van Yale viel advocaat Adam Mortara van verbazing van zijn stoel. Hij kreeg te horen dat hij studenten met een rood naambordje geen vraag mocht stellen. Die hadden met die kleur aangegeven daar geen prijs op te stellen.

De post op X waarin Mortara zijn afschuw uitsprak over studenten die zich gedragen als kleine kinderen en een faculteit die hen ook zo opvoedt, kreeg zeer veel bijval.

Maar anderen waren minder afwijzend. Zij merkten op dat het fenomeen van ‘beurten geven’ (of ‘cold calling’ zoals de Amerikanen zeggen) bijdraagt aan een verdere verslechtering van de toch al steeds labielere, geestelijke gemoedstoestand van studenten.

Dat is de reden waarom Amerikaanse docenten soms gebruik maken van een systeem waarbij studenten naambordjes in drie verschillende kleuren kunnen gebruiken. Groen voor wie graag iets wil zeggen, geel voor wie het niet erg vindt om iets gevraagd te worden en rood voor wie liever buiten schot blijft. 

In Current Affairs legt de bedenker van dat kleurensysteem Nathan Robinson uit waarom cold calling volgens hem een probleem is. Hij zegt dat docenten soms beurten geven om studenten te vernederen die onvoorbereid naar hun colleges komen. “De constante dreiging dat je een beurt kunt krijgen en ondervraagd kunt worden, maken de colleges erg intimiderend, vooral als je verlegen bent en niet graag ziet dat een docent jouw logica voor een publiek van medestudenten afbreekt.”

Is dit een typisch Amerikaanse discussie? Of past het in een bredere post-corona trend? Eerder klaagden Utrechtse docenten ook al over studenten die na de online colleges in de coronatijd zich bleven verschuilen.

Zijn er in Utrecht misschien ook al docenten die gestopt zijn met het geven van beurten of dat overwegen? En wat vinden Utrechtse studenten ervan? Wij vroegen ons DUB-panel:

Mag een docent een student zomaar een beurt geven in een collegezaal of werkgroep?

De meningen zijn verdeeld.


“Zucht. Wat een non issue.” De mailreactie van research analist Mies van Steenbergen laat niets aan duidelijkheid te wensen over. “Van iemand die academisch opgeleid wordt, mag je toch wel verwachten dat die weet wat er in een college wordt besproken en dat die kan reageren op vragen daarover? Leg die telefoon weg en let op.”

Ook Pim van Achthoven vindt de vraag die we hem voorleggen niet een serieus debat waard. “Het is namelijk niet onaangekondigd. Als je naar de werkgroep gaat, weet je dat je de beurt kan krijgen en dus een antwoord moet geven.”

De rechtenstudent wijst naar discussies over de verlaging van de bsa-norm en het afschaffen van de cum laude. Volgens hem is er sprake van een trend van maatregelen die gericht zijn op het toegankelijker maken van de universiteit. “Maar daardoor gaat de kwaliteit van het onderwijs achteruit.”

Student Aardwetenschappen Chris Bil vindt zelfs dat docenten wel wat méér beurten mogen geven. “Nu is het stil als een docent iets vraagt en moet die antwoord geven op z’n eigen vraag. Ik vind best dat je de klas daar iets actiever bij mag betrekken.” Wat hem betreft zouden alleen studenten met specifieke problemen om een opt out mogen vragen.

Masterstudent Cancer, Stem Cells & Developmental Studies Sterre van Wierst denkt daar anders over. Zij is blij dat haar docenten niet ongevraagd studenten aan het woord laten. In haar master is er vaak sowieso al genoeg participatie.

Ze kan zich voorstellen dat beurten geven meerwaarde kan hebben in werkgroepen in de bachelorfase. Maar voor de hoorcolleges in de bachelorfase is zij er geen voorstander van. “Veel studenten vinden het eng om in het middelpunt van de belangstelling te staan, zeker wanneer ze iets niet weten. Ook als een docent goed reageert op hun onwetendheid, kunnen medestudenten heel veroordelend zijn. Dat zullen veel studenten herkennen.”

Ook student Psychologie Leví Bierhuizen maakt dit onderscheid tussen werk- en hoorcolleges. Bij de eerste onderwijsvorm is interactie volgens hem van groter belang. “Maar in onze zalen voor hoorcolleges kunnen zomaar 500 studenten zitten. Het is op zo’n moment best spannend om te spreken, zelfs als je dit zelf initieert. Wanneer je wordt uitgekozen of de angst hebt om te worden uitgekozen, kan dit voor onnodige stress zorgen.”

Innovatiewetenschapper Frank van Rijnsoever sluit hierbij aan. Tijdens werkcolleges mag je wat hem betreft een actievere studiehouding van studenten verwachten. Ook is het daar eenvoudigers om een veilige leeromgeving te creëren. Hij vraagt zich af of dit in de Verenigde Staten het geval is.

Toch geeft hij ook beurten tijdens hoorcolleges. “Ik bouw vaak ‘stop- en denkmomenten’ in, waarbij studenten even de gelegenheid krijgen om na te denken over een vraag. Daarna krijgen de studenten die antwoord willen geven, daar de gelegenheid toe.  Maar soms doe ik ook aan cold calling.”

Filosoof Floris van den Berg zegt bewust geen individuele studenten vragen te stellen tijdens colleges. “Toen ik zelf studeerde, had ik er al een hekel aan. Ik vind het meer passen bij middelbare school en huiswerk. Het kan aanleiding geven tot autoritaire machtspelletjes waarbij een docent studenten en plein public op hun nummer kan zetten.”

Volgens Van den Berg is er altijd wel een student die een vraag wil beantwoorden. “Gewoon blijven wachten. Er komt uiteindelijk altijd wel iemand met een antwoord en dan volgen er meer.”

Wat hij wel doet is “collectief” iedereen de beurt geven. Alle studenten moeten dan bijvoorbeeld een voor een reflecteren op een bepaald onderwerp. “Als een student dan iets opmerkt of iets vraagt dat niet correct is of duidelijk niet op de hoogte is van wat in de literatuur aan bod is gekomen – dan benoem ik dat wel, zonder de student persoonlijk aan te vallen.”

En hoe zit het met dat kleurensysteem waar de kwestie in Yale over ging? Student Pim van Achthoven lijkt het maar niets. “Dan wordt studeren aan de universiteit iets vrijblijvends en raakt het alle allure kwijt. Doodzonde!”

Van Rijnsoever vindt het kleursysteem tijdens een hoorcollege zo gek nog niet. “Misschien krijg je er meer mensen mee aan de praat. Je weet immers wie je kunt aanspreken zonder dat ze hun hand opsteken. Maar in praktische zin zie ik wel obstakels, omdat er altijd mensen zijn die hun bordje vergeten, of omdat de zaal te groot is om alles te overzien.

Dat is ook de opmerking die Sterre van Wierst maakt: “Het kleurensysteem lijkt me prima voor wat kleinere groepen, maar laten we eerlijk wezen: die kleurtjes achter in de collegezaal met 450 studenten zie je toch ook niet meer? Dan wordt het alsnog een discussie tussen de docent en ijverige studenten op de eerste rij.”

Onderwijswetenschappers Casper Hulshof ten slotte vindt het systeem van stoplichtbordjes leuk bedacht. Maar veel fiducie heeft hij er niet in. Hij betwijfelt of de discussie over beurten geven in Utrecht echt leeft. “Als een student liever niet wil worden aangesproken dan kan die dat gewoon laten weten.”

Advertentie