Vrouwen zijn de dupe van onbewuste stereotypen bij de beoordeling
Bij het beoordelen van onderzoeksprojecten gebruiken de commissieleden stereotiepe criteria die beter bij mannen dan vrouwen passen. Dat concludeert sociaal psycholoog Naomi Ellemers naar aanleiding van haar onderzoek naar de vraag hoe gender de toekenning van beurzen beinvloedt.
Vrouwen waren tussen 2010 en 2012 minder succesvol dan mannen met hun aanvragen voor een Veni-beurs. Vrouwelijke onderzoekers zagen 14,9 procent van de aanvragen toegekend, bij mannen lag het percentage op 17,7 procent. Het zijn cijfers uit de studie die Naomi Ellemers en haar Leidse collega Romy van der Lee uitvoerden naar de toekenning van beursaanvragen door onderzoeksfinancier NWO.
“Niet het precieze verschil is het belangrijkste, maar het achterhalen wat er achter dat algemene verschil in honoreringspercentages tussen mannen en vrouwen zit, “meent de kersverse Utrechtse universiteitshoogleraar. Ellemers maakt deel uit van de groep Athena’s Angels die opkomt voor gelijke kansen voor vrouwen in de wetenschap. Op 14 oktober spreekt ze op een bijeenkomst van de Jonge Akademie over meer diversiteit op de academische werkvloer.
Waar in de beoordeling gaat het mis?
“Eigenlijk gebeurt dat in elke fase, maar is er steeds net iets anders aan de hand. In de voorselectie zijn beoordelaars extra kwetsbaar voor stereotiepe verwachtingen. De voorselectie is een extra beoordelingsstap om in korte tijd een eerste schifting te maken in het grote aantal aanvragen in gebieden als de Life Sciences.
Gaan we verder kijken, dan presteren mannen en vrouwen even goed op hun onderzoeksvoorstel, maar worden vrouwen minder gewaardeerd voor hun kwaliteiten als onderzoeker. Het is aannemelijk dat taalgebruik hierbij een rol speelt. Bij het beoordelen van een kandidaat maken commissieleden gebruik van een formulier met criteria die volgens het stereotype eerder worden geassocieerd met mannelijkheid, zoals ‘uitdagend’ en ‘excellent’.“
Zijn er ook woorden om kwaliteit te omschrijven die genderneutraal zijn?
“Dat is een goede vraag, waarmee NWO ook aan de slag wil gaan. We willen proberen kwaliteitslabels te vinden die niet bij voorbaat beter bij mannen lijken te passen. Een andere oplossing kan zijn dat we ook andere criteria naar voren laten komen in de beoordeling. Het gaat dan om criteria die net zo belangrijk zijn voor goed wetenschappelijk werk, maar eerder met vrouwelijkheid geassocieerd worden, zoals het motiveren van teamleden en samenwerken in consortia. Op die manier geven we niet alleen vrouwen een eerlijker kans, maar wordt ook duidelijk dat verschillende kwaliteiten nodig zijn om goed te kunnen presteren.”
Er blijkt geen kant-en-klare oplossing voor gendergelijkheid te zijn, staat in het rapport. Is dat vanwege impliciete vooroordelen?
“Ja, commissieleden die de subsidies toekennen beseffen niet dat ze bevooroordeeld zijn, ze denken alleen naar kwaliteit te kijken. Pas als je studies als deze met grote getallen doet, kun je dit subtiele effect zichtbaar maken. Mannelijke en vrouwelijke commissieleden hebben dezelfde stereotiepe beelden in hun hoofd. De samenstelling van de commissie had in ons onderzoek geen effect op het honoreringspercentage van Veni’s voor vrouwen.”
Het verschil in toegekende aanvragen tussen mannen en vrouwen is niet heel groot als je het vergelijkt met het aantal vrouwen aan de academische top. In Nederland is slechts 16 procent van de hoogleraren vrouw. Hoe komt dat?
“Er is niet één oorzaak voor het feit dat vrouwen ondervertegenwoordigd zijn in academische topposities. Er speelt meer dan alleen het verschil in beoordeling van subsidieaanvragen. Voortgang in een loopbaan in de wetenschap heeft te maken met een optelling van kleine effecten. En in elke stap vallen er systematisch iets meer vrouwen uit. Na het promotie-traject beginnen die verschillen zichtbaar te worden.”
De vraag voor dit rapport kwam van NWO zelf. Waarom?
“NWO observeerde in de jaarcijfers telkens dat vrouwen minder beurzen krijgen dan mannen, terwijl de organisatie een uitgebreid genderdiversiteitsbeleid heeft. NWO vroeg ons te onderzoeken waar die discrepantie vandaan komt. Wij zochten uit in welke wetenschapsgebieden het effect aanwezig is en welke aspecten van de beoordeling ervoor verantwoordelijk zijn.”
In het rapport is gekeken naar de honorering van Veni-beurzen. Waarom is deze keuze gemaakt? “Veni’s worden verstrekt in voldoende grote aantallen voor statistische analyse en om de analyses uit te kunnen splitsen naar verschillende wetenschapsgebieden. Wat ook meespeelt is dat de Veni een heel belangrijke subsidie is voor de verdere loopbaan van een pas gepromoveerd onderzoeker.”
Het kwam u in de media op kritiek te staan dat alleen Veni’s in de periode 2010-2012 zijn meegenomen in de analyse.
“Wij startten met het onderzoek in 2013. NWO gaf ons de dossiers van de laatste drie jaren. Verder terug kijken in de tijd had geen zin omdat er voor 2010 andere procedures waren voor toekenning van beurzen. Sommige onderzoekers vonden dat we achter de feiten aan lopen, omdat we de cijfers van 2014 en 2015 niet meenamen, maar toen we aan het onderzoek begonnen waren die cijfers nog niet beschikbaar. We zijn meer dan een jaar bezig geweest met de verwerking en analyse van alle gegevens.”