Wetenschap versus fake news: ‘We hebben een hoop te verliezen’
Sommige academici zeggen dat we in een ‘post-truth’ wereld leven – de term werd zelfs door de Oxford Dictionary benoemd tot Woord van het Jaar in 2016. Het probleem is niet alleen dat evidence-based teksten net zo vaak verschijnen als iedere andere mening, in een eeuwig uitdijende stroom content, maar vooral dat complottheorieën en clickbaitkoppen “significant sneller, verder, dieper en wijder verspreid worden dan de waarheid, in alle informatiecategorieën”, aldus de MIT-wetenschappers achter de studie.
“De wildgroei aan fake news heeft absoluut impact op hoe mensen hun realiteit – inclusief de wetenschap beleven,” zegt Bruce Mutsvairo, universitair hoofddocent Media & Performance Studies. “We hebben een soort anti-expert movement, waarin instellingen in twijfel worden getrokken. Ik zou zeggen dat het een gevaarlijke tijd is om in te leven.”
De academische wereld, waar de zoektocht naar waarheid juist de missie is, heeft tijd nodig om onderzoek te doen naar welke maatregelen effectief kunnen zijn in de strijd tegen fake news. “Dit is allemaal nog best nieuw”, zegt hoogleraar José van Dijck, die zich in haar onderzoek richt op publieke waarden in tijden van sociale media. “We weten nog niet wat er precies werkt, en ook niet wat het beste werkt voor welke doelgroep. Iets wat goed werkt op het ene platform werkt misschien niet op het andere.”José van Dijck. Photo: DUBJosé van Dijck. Foto: DUB
Improviseren
Eugène Loos, universitair docent Bestuurs- en organisatiewetenschap, verzamelt bestaande onderzoeken hierover op zijn website, Stop Corona Fake News, die hij opzette tijdens de pandemie. Het materiaal heeft drie delen: wetten, technologie, en educatie. Oftewel: fake news bestrijden door wetten, door computerprogramma’s die fake news kunnen detecteren, of door mensen te leren hoe ze hoaxes kunnen doorzien.
Loos zegt dat elk van deze aanpakken voor- en nadelen heeft. “Als je voor wetten gaat, bijvoorbeeld, is het heel moeilijk om de criteria te definiëren die bepalen of iets goed of fout is. En qua technologie, nou ja, iemand moet dat algoritme maken. Welke criteria gebruikt die persoon? Educatie duurt het langst, maar aan de andere kant zorgt het er wel voor dat mensen zelf kunnen bedenken of informatie waar is, en in hoeverre informatie nuttig is voor ze.” Loos gelooft dan ook het meeste in die aanpak, en daarom bouwt hij aan een samenwerkingsverband van Europese universiteiten, om zo verschillende ‘mediawijsheid’-interventies op scholen uit te proberen.Eugène Loos. Eigen foto
Ondertussen is iedereen min of meer aan het improviseren. De Europese Commissie vraagt socialemediabedrijven om te laten zien wat ze doen om desinformatie tegen te gaan. De initiatieven bij de bedrijven variëren van het beperken van het aantal posts dat iemand kan delen tot het markeren van berichten met bepaalde kernwoorden. Of iets hiervan werkt, weet niemand nog. “Sociale media ontwikkelen zich zo snel dat we nauwelijks de technologische ontwikkelingen kunnen bijhouden, laat staan hoe we daarop zouden moeten reageren. Het is een kat-en-muisspel”, zegt Van Dijck. “En bovendien zijn er ook enorm veel legers van bots en trollen, die geld verdienen aan fake news. Het is net als bijvoorbeeld met illegale wapenhandel moeilijk om er grip op te krijgen.”
De kracht van emotie
Totdat we bewezen strategieën hebben om fake news tegen te gaan, is er in ieder geval één ding dat academici kunnen leren van de verspreiders van fake news: het belang van emotie in overtuiging. Een experiment dat Loos afnam op een basisschool in Nederland illustreert dit goed: kinderen kregen eerst een artikel te zien over een bedreigde octopus die in bomen leeft. Daarna werd hun gevraagd of het nodig was om actie te ondernemen, bijvoorbeeld met een Greenpeacecampagne. Slechts twee van de 28 leerlingen merkten op dat het verhaal nep was.
“Het gaat over dieren, en de meeste kinderen zijn gek op dieren. Daarom triggert content over dieren gemakkelijk een emotionele reactie,” legt hij uit. Hetzelfde geldt voor volwassenen: als een verhaal net dat stukje in ons raakt dat ons boos, verdrietig, of bang maakt, dan denken de meesten van ons niet twee keer na voordat we op de Share-knop drukken.
Waar fake-newsverspreiders de emoties van mensen manipuleren om zo hun belangen door te drukken of geld te verdienen, houden academici het meestal bij feiten en ratio wanneer zij met de media praten of hun eigen content online delen, in de aanname dat meer data hun argumenten overtuigender maakt. Helaas is dat meestal niet hoe dat werkt. Mensen worden veel makkelijker overtuigd door emotie dan door cognitie, zegt Loos. “Dat is een bittere pil om te slikken, want dit is wat academici gewend zijn om te doen. We hebben natuurlijk feiten nodig, maar we moeten ook rekening houden met emoties, en een balans hiertussen vinden.”
Nieske Vergunst werkt als persvoorlichter en wetenschapscommunicator bij de bètafaculteit. Ze is ook pas begonnen aan een postdoc, waarin ze onderzoek doet naar de impact van publieksactiviteiten op verschillende groepen. Ze is het met Loos eens dat een beetje extra emotie veel effect kan hebben. “Het zou al door simpele storytelling kunnen. Of misschien zou een wetenschapper kunnen zeggen: ‘ik was erg verbaasd toen ik dit ontdekte’. Of ‘ik was teleurgesteld’. Je bent tenslotte geen onderzoeksmachine, je bent een mens.”
Ze benadrukt wel dat ruimte openhouden voor emotie niet betekent dat je sensatiezucht de vrije loop moet geven. “We moeten niet dingen gaan overdrijven om maar te proberen te scoren”, zegt Vergunst. Ze erkent dat het nodig is om onderzoek een beetje simpeler te verwoorden om het zo leesbaar te maken voor een groter publiek, en ze begrijpt ook de verleiding om iets net een beetje sappiger te laten klinken. Maar ze denkt dat academici en wetenschapscommunicatie-experts die neiging moeten weerstaan, en journalisten moeten corrigeren wanneer zij dat doen. “In mijn persberichten schrijf ik graag dingen op als ‘in de toekomst zou dit mogelijk kunnen leiden tot energiezuinigere computers’. Op die manier geven we mensen een beeld van waarom een onderzoeker dit werk doet, maar we zijn ook eerlijk: we zijn nog niet zo ver.”
Nieske Vergunst. Eigen foto.
José van Dijck is voorzichtig als het gaat over de emoties van mensen aanspreken. “Zodra je meegaat in die logica, doe je eigenlijk mee in het spel dat met jou wordt gespeeld.” In haar optiek zouden wetenschappers meer concrete voorbeelden moeten gebruiken – dus bijvoorbeeld de gevolgen van klimaatverandering benoemen die we over vijf jaar zullen zien.
Onzekerheid is een kracht, geen zwakte
De UU-academici die DUB sprak waren unaniem in het benoemen van de noodzaak om uit te blijven leggen, keer op keer, wat de wetenschappelijke methode inhoudt. Het doel is om niet verkeerde verwachtingen te wekken over hoe wetenschap werkt. “Tegenwoordig denken mensen dat ze overal een oplossing voor kunnen vinden omdat ze op Google kunnen zoeken. Daardoor wordt men meer en meer ongeduldig. Goed onderzoek kost tijd,” zegt Bruce Mutsvairo. Een andere implicatie hiervan, zegt hij, is dat mensen denken dat het de rol is van de wetenschapper om definitieve, onbetwistbare antwoorden te produceren. Zodra de wetenschappelijke consensus over een bepaald onderwerp verandert doordat er nieuw bewijs is, verliezen deze mensen hun vertrouwen in de wetenschap. Denk aan mensen die wetenschappers wantrouwen, want “de ene dag veroorzaken eieren hoog cholesterol, en de volgende dag zijn ze ineens goed voor je”. Of de mensen die alle adviezen van de WHO naast zich neerleggen, omdat de WHO zijn standpunt over mondkapjes had aangepast.Bruce Mutsvairo. Foto: Kees Gort / EDI office
Voor haar onderzoek is Vergunst momenteel activiteiten aan het ontwerpen die boodschappen over de wetenschappelijke methode overbrengen, in de hoop dat dit de kennis over wetenschap bij verschillende groepen verbetert. “Het zou kunnen helpen om een kijkje in de keuken te geven," zegt ze. “Komen die onderzoeksresultaten van een experiment in een laboratorium, of van echte mensen? Door mensen bewust te maken van het verschil, hoop ik dat ze beter uitgerust zijn om fake news te herkennen.” Bij deze communicatie hoort ook het normaliseren van het feit dat wetenschapsresultaten vrijwel nooit 100 procent zekerheid bieden. “Wij mensen zijn gewend aan het werken met incomplete informatie. Je kunt bijvoorbeeld nooit 100 procent zeker zijn dat je huis niet in de brand vliegt als je avondeten kookt”
, maar dat weerhoudt de meeste mensen er niet van om de keuken te gebruiken.”
Het is dus belangrijk om de neiging te weerstaan om een onderzoek lekkerder te laten klinken door een bepaald niveau van zekerheid te impliceren dat niet echt bestaat. Het onderzoek van Donya Alinejad, universitair docent in Digital Media Studies, richt zich op de rol van socialemediaplatforms in wetenschapscommunicatie. Zij zegt: “Uit onderzoek blijkt dat wetenschappers neigen te communiceren met een heel sterke zekerheid wanneer ze zich zorgen maken over de publieke opinie, of over de reactie die ze misschien kunnen krijgen. Maar we weten ook uit onderzoek dat onzekerheid communiceren niet per se betekent dat het publiek je zal wantrouwen. Dus je kunt prima communiceren over onzekerheid op een manier die niet het imago van de wetenschap an sich ondermijnt, en die mensen zal helpen te begrijpen dat dit een kracht is, en geen zwakte. Het is een kracht van wetenschappelijke kennis dat ze altijd openstaat voor nieuwe informatie en ontwikkelingen.”
José van Dijck is het daarmee eens, en benadrukt dat wetenschap bestaat uit 90 procent gezond verstand en 10 procent ontdekking. “Een nieuw coronavirus is nog in dat 10-procent-stadium, en heeft een hoop discussie nodig om tot het niveau van gezond verstand te komen. Die 10 procent van het niet met elkaar eens zijn, is nodig om de wetenschap vooruit te brengen.” Daarom vindt de Spinozawinnares het ontzettend belangrijk dat wetenschappers met respect met elkaar overleggen wanneer zij het publiekelijk niet met elkaar eens zijn: mensen moeten begrijpen dat onzekerheid bij het wetenschappelijke debat hoort. “Dan bedoel ik niet respectvol zijn naar mensen die niet geloven in gezond verstand, natuurlijk, zoals klimaatontkenners. Die mensen praten vooral bullshitwetenschap na.”
Gaan of niet gaan, dat is de vraag
Maar wat als een talkshow tegelijkertijd een gerenommeerde wetenschapper en een klimaatontkenner uitnodigt, alsof hun argumenten gelijke waarde hebben? Van Dijck vindt dat wetenschappers geen interviews moeten doen tenzij ze het nieuwsmedium vertrouwen. “Dat kan ik niet vaak genoeg benadrukken. Je moet je echt bewust zijn van de mediaomgeving waar je in stapt, en hoe ze je boodschap gaan framen.”
Vergunst twijfelt meer: “Je zou ervoor kunnen pleiten om dit soort shows te boycotten, maar ze gaan waarschijnlijk gewoon net zo lang mensen bellen tot iemand ja zegt. Dan is het misschien beter om wel te gaan, maar te onthouden dat het niet alleen maar over feiten zal gaan, maar meer over emoties. In een ideale wereld zouden dit soort shows niet bestaan, maar helaas trekken ze veel publiek.”
In een ideale wereld zouden journalisten ook niet publiceren over dingen waar ze niets van afweten, zucht Mutsvairo, die zelf ook als journalist gewerkt heeft. Soms interpreteren journalisten onderzoek verkeerd, en schrijven ze een oorzaak-gevolgrelatie op terwijl het onderzoek het alleen heeft over correlatie, bijvoorbeeld. “Ik weet hoe het gaat. Soms zijn er maar twee mensen die alle onderwerpen moeten behandelen. Maar als je schrijft over wetenschappelijk onderzoek, en serieuze onderwerpen als klimaatverandering en volksgezondheid, dan moet je echt expertise ontwikkelen – en dat kost tijd. Anders loop je het risico dat je mensen verkeerd informeert.”
Politici tegen wetenschap
Fake news is ook een belangrijk wapen geworden van veel politici. Donald Trump is het beroemdste voorbeeld, maar hij is absoluut niet de enige die desinformatie verspreidt en zijn volgers actief aanmoedigt om academische instellingen te wantrouwen.
Het onderzoek van Donya Alinejad, dat momenteel in peer review is, keek naar Twitteraars die interesse hadden in zowel klimaatverandering als Covid. “Het bleek dat vooral politiek-rechts wetenschap politiseert. In plaats van tegen een beleid zijn, zijn ze tegen de wetenschappers die de onderzoeken doen die het beleid ondersteunen, en proberen ze hun geloofwaardigheid onderuit te halen.”
“Wat interessant is”, vervolgt Alinejad, “is dat ze niet openlijk de wetenschap verwerpen, maar de taal en schijn van wetenschappelijkheid gebruiken om de claim te maken dat ze andersdenkende wetenschappers vertegenwoordigen. Maar als je dan beter kijkt, zie je dat dat vooral lobbyisten en politieke groepen zijn. Er is geen claim van alternatieve waarheid. Het doel is gewoonweg om de instellingen achter de wetenschap verdacht te maken.” Dat betekent wel dat mensen – in elk geval in Europa en de Verenigde Staten – nog wel veel vertrouwen in de wetenschap hebben, want zelfs wetenschapsontkenners gebruiken de autoriteit van wetenschappelijke kennis in hun argumentatie. “Maar het betekent ook dat we veel te verliezen hebben”, concludeert Alinejad.Donya Alinejad. Eigen foto
Mutsvairo vindt deze ontwikkelingen zorgwekkend, maar hij zegt ook dat hij niet extreem bezorgd is. “Ik denk niet dat deze politici oprecht geloven wat ze zeggen. Sommigen van hen zeggen van alles om hun eigen belangen maar te beschermen; ze hebben gewoon gezien dat hier een publiek voor is. Dankzij sociale media hoef je alleen maar wat controversieels te roepen als je beroemd wil zijn. Onze focus zou niet op hen moeten liggen. We zouden vastberaden moeten blijven, en toegewijd blijven aan wat we doen.”
José van Dijck benadrukt dat er slechts een kleine minderheid is die wetenschappers aanvalt, “hoewel het lijkt alsof dit een grootse beweging is. Het is alleen zo dat socialemedia-algoritmes een voorkeur hebben voor sensationele content, omdat dat vaker viral gaat.” Het effect dat deze minderheid heeft op het publieke debat verbaast haar wel. In haar optiek zouden politici die tegen fakenewsverspreiding zijn zich moeten blijven uitspreken over wat juist is, geduldig en voortdurend. “Ze moeten uitleggen dat klimaatverandering plaatsvindt, dat het gebaseerd is op onderzoek, enzovoort. Zelfs als ze dan klinken als een kapotte plaat.”
“Om ervoor te zorgen dat iets klinkt als gezond verstand, moet je het heel vaak herhalen. Herhaling werkt, dus het is niet verrassend dat wetenschapsontkenners die tactiek toepassen”, vervolgt Van Dijck. “Viraal gaan is een van de meest gevaarlijke aspecten van sociale media. Het is heel moeilijk om dat tegen te gaan, maar onze boodschap blijven herhalen is een van de dingen die we wel kunnen doen.”
Digitale detox
Iets anders wat academici kunnen doen is... het internet even laten voor wat het is, en persoonlijk het gesprek aangaan met de samenleving. Mutsvairo en Vergunst zijn allebei voorstander van dit idee. “Een digitale detox zou ons goed doen. Technologie is niet de enige manier waarop we mensen kunnen bereiken. Een klaslokaal is ook een platform, en we kunnen zoveel veranderen als we samenwerken met de gemeenschappen waar we deel van uitmaken. Onderzoek doen is belangrijk, maar dat onderzoek uitleggen op een manier die mensen kunnen begrijpen is nog belangrijker”, zegt Mutsvairo.
Vergunst gelooft in wetenschap leuk maken. Voor haar onderzoek houdt ze zich momenteel bezig met activiteiten bedenken die haar faculteit kan organiseren om met verschillende doelgroepen in gesprek te komen. Ze is een activiteit aan het ontwerpen dat goed zou passen op een festival. “Ik ben ervan overtuigd dat er voor veel disciplines manieren zijn om ze interessant te maken voor een breder publiek. Maar dat is iets wat veel tijd en moeite kost – er gaat een hoop vertaalwerk in zitten. Daarom is het zo goed dat het nieuwe Erkennen & Waarderen-programma van de UU ook de outreach-activiteiten van wetenschappers erkent.”