Hbo wil minder keuzevrijheid mbo’ers

Als de Tweede Kamer niet ingrijpt, mogen duizenden mbo’ers straks niet langer beginnen aan de hbo-opleiding van hun keuze. Toch doen ze het nauwelijks slechter dan havisten. “We moeten niet met een kanon op een mug schieten.”

Studenten die van het mbo komen hebben in het hbo geen goede reputatie. Het moet maar eens afgelopen zijn met al die zwakke mbo’ers, vinden hogescholen. Laten we allereerst zorgen dat ze bij de juiste vervolgopleiding terechtkomen.

Momenteel kan een mbo’er van een opleiding in de zorg & welzijn zomaar naar een hbo-techniekopleiding. Havisten moeten daarvoor een exact examenprofiel hebben, dus waarom mbo’ers niet? Ze kunnen beter een verwante opleiding gaan volgen.

Dat is de redenering achter een plan – en inmiddels een wetsvoorstel – om de doorstroom van mbo’ers te verbeteren. Hogescholen krijgen het recht mbo’ers te weigeren die van niet-verwante studierichtingen komen. Maandag praat de Tweede Kamer hierover.

Het klinkt logisch en rechtvaardig, maar de aanname blijkt niet te kloppen. Mbo’ers doen het niet of nauwelijks slechter als ze overstappen naar een andere sector. Soms doen de overstappers het zelfs beter, blijkt uit de cijfers over de uitval van studenten in het eerste studiejaar van het hbo.

De nieuwe wet bepaalt dat mbo’ers geen automatische toegang meer hebben tot het hoger beroepsonderwijs, als ze van niet-verwante opleidingen komen. Maar in de praktijk lijkt er weinig reden om hun keuzevrijheid te beperken.

Mbo’ers doen het al met al niet slecht in het hbo. Ze vallen weliswaar vaker uit in het eerste studiejaar (van de mbo’ers gooit 23 procent de handdoek in de ring, van de havisten dertien procent), maar daarna gaat het tamelijk goed. Na vijf jaar studeren hebben mbo’ers vaker hun hbo-diploma dan havisten (52 tegen 49 procent).

Tags: hbo | mbo | doorstromer

Advertentie