‘Ik journalist? Welnee, ik schreef stukjes’

Na meer dan drieëndertig jaar trouwe dienst neemt Erik Hardeman deze week afscheid van de Universiteit Utrecht. DUB vroeg Jim Jansen, de hoofdredacteur van Folia hem te interviewen. 'Diep in mijn hart heb ik het altijd lastig gevonden om pijnlijke berichten te schrijven.'

Aan het eind van het bijna twee uur durende interview twijfelt Erik Hardeman (Utrecht, 1946) hardop of hij die middag toch nog een keer in de trein zal stappen naar zijn geboortestad. De dag van het interview is namelijk bijzonder voor de UU; het is de dag dat de universiteit 375 jaar bestaat. We bevinden ons in zijn woning nabij de Amstel in Amsterdam en de voormalige redacteur van het Ublad en thans medewerker van DUB, die nog slechts een week in dienst van de Universiteit Utrecht zal zijn, hoeft niet meer per se. Na meer dan drie decennia gaat hij met pensioen en begint hij aan een freelance carrière.

Hardeman is lange tijd een trouw bezoeker van de diesviering geweest. Van de receptie na afloop althans, want de in zijn woorden ‘tenenkrommend saaie’ plechtigheid zelf liet hij meestal ‘met veel genoegen’ aan zich voorbij gaan. “Maar de laatste tijd begin ik ook steeds meer moeite te krijgen met feesten en partijen. Van grote hoeveelheden blijmoedige mensen bij elkaar kan ik erg droevig worden. Dat is ook de reden dat ik de afgelopen jaren van onze directeur niet meer naar het kerstontbijt hoefde te komen. Geef mij maar een vergadering van de universiteitsraad. Veel leuker en ook nog nuttig.”

Gesjeesde student

We schrijven de zomer van 1977 als hij solliciteert bij het Ublad. Als student was hij in de periode ervoor maar matig succesvol; eind jaren zestig haalde hij na zes jaar zijn kandidaats Economie in Rotterdam en tussen 1974 en 1977 studeerde hij Wijsbegeerte in  Utrecht.  Hardeman: “De oproep in het Ublad kwam als geroepen en ik werd ook meteen aangenomen. Dat was trouwens  niet zo verwonderlijk, want volgens mij hadden er eenendertig mensen gesolliciteerd en iedereen kreeg een baantje,” kijkt hij terug. “Het was de tijd waarin freelancers even belangrijk waren als gewone redacteuren en op vergaderingen had ook iedereen even veel inspraak.”

Harde nieuwsjager

Na verloop van tijd belandde Hardeman in de verslaggeverij maar eigenlijk heeft hij zichzelf nooit een harde nieuwsjager gevonden. “Ik heb het lange tijd zelfs merkwaardig gevonden als iemand mij journalist noemde. Ik journalist? Welnee, ik schreef stukjes. Bovendien ben ik eigenlijk te soft voor de journalistiek. Voordat ik bij het Ublad kwam, schreef ik voor het faculteitsblad van filosofie; als ik daar dan een keer iets naars over de decaan had geschreven, liep ik een paar dagen op mijn hoede door de faculteit uit angst hem in de lift tegen te komen. Dat gevoel is eigenlijk nooit weggegaan. Diep in mijn hart heb ik het altijd lastig gevonden om pijnlijke berichten te schrijven. Maar ik vond wel dat het moest, als de zaak erom vroeg, en ik ben het ook nooit uit de weg gegaan.” 

Bonus terug

Zijn grootste scoop was de bekendmaking van een bonus van 15 procent op het salaris, die voormalig collegevoorzitter Jan Veldhuis en de andere collegeleden zichzelf hadden toegekend. Een artikel van Hardemans hand leidde tot ophef binnen de UU; kreeg landelijke media-aandacht en uiteindelijk moest het geld terug worden betaald. “Dat zijn aardige dingen, maar ik deed niet meer dan mijn werk. Ik vond de publiciteit vooral leuk voor het Ublad, want ik heb altijd gevonden dat de buitenwacht enorm onderschat hoeveel kwaliteit er bij ons en bij andere universiteitsbladen zat en zit.”

Dankzij de publiciteit moest het college van bestuur de salarisverhoging ongedaan maken. Hardeman glimlacht relativerend. “Ach, waarschijnlijk zullen ze het geld het jaar er na op een andere manier toch wel erbij hebben gekregen; dat is meestal de realiteit.” Deze opmerking is Erik Hardeman ten voeten uit. Bescheiden, licht cynisch, reëel en de meeste dingen die hij zegt zijn doorspekt met humor. 

Schreef

Humor, realiteit, actualiteit en cynisme zijn ook de kernbegrippen als het gesprek over Schreef gaat, de column die Hardeman ruim twintig jaar lang voor de krant maakte.  De rubriek, die altijd gelijktijdig verscheen met een cartoon van Niels Bongers, was bijzonder populair bij lezers van het Ublad. Schreef ging over actuele zaken die speelden binnen de universiteit en Hardeman probeerde op een vileine manier de UU een spiegel voor te houden. “Ik heb nooit de behoefte gehad om vijanden te maken; ook niet middels mijn column. Schreef was ook nooit op de man gespeeld maar altijd op de functionaris. Terugkijkend vind ik de column wel een van de leukere dingen die ik bij het Ublad heb gedaan.

Einde Ublad

Als hem gevraagd wordt naar een column die veel bij hem teweeg heeft gebracht, komt hij met de column over Armand Heijnen, de voormalige hoofdredacteur van het Ublad. Ik heb lang getwijfeld of ik er over zou schrijven, maar toen bekend werd dat het Ublad werd opgeheven, heb ik een pittige Schreef aan Armand en voorzitter Yvonne van Rooy gewijd. Elk zinnetje heb ik tig keer afgewogen en na publicatie heb ik er een paar nachten slecht van geslapen. Maar ik vond niet dat ik Armand, alleen omdat ik hem al lang en goed kende, moest ontzien. Gelukkig bleek hij het mij niet na te dragen en gaan we nog steeds goed met elkaar om.' 

Eeuwig zonde 

Het dieptepunt in meer dan drie decennia Ublad is voor Hardeman makkelijk te bepalen. Het moment dat de papieren krant werd vervangen door de website. “Ik blijf dat eeuwig zonde vinden, want een zichzelf respecterende universiteit hoort wat mij betreft een blad te hebben, liefst een wekelijks verschijnend krantje. Hoe kun je als universiteit nou roepen dat je je studenten wilt opleiden tot kritische academici en op hetzelfde moment je krant de nek omdraaien? Een website, ook al is die nog zo onafhankelijk en kwalitatief goed als de huidige site van DUB, kan de functie van kritische luis in de pels nooit zo goed vervullen als een regelmatig verschijnende krant. Zo’n site is veel te veel gericht op snelle consumptie en op ‘leuke dingen voor de mensen’. Dat vind ik jammer, maar ik voel me er ook niet echt bij thuis, heb ik het afgelopen jaar gemerkt.”

Rouwknoop

Sinds bekend is dat hij met pensioen gaat, krijgt hij te pas en te onpas de vraag toegeworpen 'wat hij nu in vredesnaam gaat doen’. Een milde lach verschijnt. Met een sierlijk gebaar tovert hij een doosje uit zijn tas, waaruit hij een visitekaartje haalt. 'Je bent de allereerste die er eentje krijgt,' zegt de voormalige redacteur van het Ublad. “Na dinsdag begin ik mijn freelance praktijk, want mooie stukken schrijven is en blijft toch het leukste dat er is.

Daarnaast ga ik mijn vriendin assisteren in haar bedrijf. Zij heeft de parlAmore rouwknoop ontworpen die we nu in de markt proberen te zetten. Nee, niemand hoeft zich bezorgd om mij te maken. Voorlopig heb ik aan uitdagingen geen gebrek.”

Jim Jansen (hoofdredacteur Folia) 

Advertentie