‘Rotterdammertjes’ voelen zich thuis in Utrecht

De overgang van de twee nieuwe hoogleraren cellulaire dynamica Anna Akhmanova en Casper Hoogenraad van Rotterdam naar Utrecht ging gepaard met behoorlijk wat bestuurlijk krakeel in de bètafaculteit. Maar onlangs gaven de twee vol trots het startschot van de nieuwe afdeling celbiologie. “Toponderzoek en –onderwijs over de volle breedte van de celbiologie, dat is wat we willen.”

Op de vijfde verdieping van het Kruytgebouw liet Casper Hoogenraad tijdens de openingsbijeenkomst een filmpje zien dat de minder ingewijde bezoeker iets van begrip moest bijbrengen van wat er op zijn afdeling celbiologie zoal wordt onderzocht. Bolle felgekleurde motoreiwitten vervoeren membraanblaasjes door zich met twee voetjes koddig te verplaatsen over de microtubili, de transportwegen van het celskelet.

“Dit was dus een animatie, hè …”, zei de hoogleraar er na afloop voor de zekerheid maar even bij. Geen overbodige luxe. Hoogenraad en collega Akhmanova hebben immers een naam hoog te houden als het gaat om het visualiseren van de daadwerkelijke processen die zich in de cel afspelen. De rondtocht langs de geavanceerde microscopen van de nieuwe afdeling celbiologie lieten de aanwezige Utrechtse prominenten uit aanpalende onderzoeksgebieden zich dan ook niet ontgaan.

Komst niet zonder slag of stoot
Enkele dagen later spreken we het tweetal in alle rust over de toekomstplannen die ze met de afdeling hebben. Maar we ontkomen er niet aan om even terug te blikken. De komst van Akhmanova en Hoogenraad naar Utrecht verliep immers niet zonder slag of stoot. De overeenkomst die de vorige decaan Albert Bliek met de twee Rotterdamse wetenschappers tekende, leidde vorig jaar tot een protestbrief van andere biologiehoogleraren. Deze vreesden voor een verdere verzwakking van de financiële situatie van de faculteit en zetten hun vraagtekens bij een verschuiving van de Utrechtse biologie naar een medische cellulaire en moleculaire invulling ten koste van de twee hoofdrichting: de ecologie.

In de faculteitsraad ontstond bovendien grote verwarring toen Bliek lange tijd ontkende dat er al een overeenkomst was, terwijl de bewijzen daarvoor circuleerden. Na het vertrek van Bliek werd de zaak in overleg met het college van bestuur uiteindelijk afgehandeld.

Hoogenraad en Akhmanova

Dankbaar
Hoogenraad reageert nuchter op de vraag of hij zich door al die heisa nooit heeft afgevraagd of zijn keuze voor Utrecht wel een juiste. “Nee, geen moment. Ik heb hier gestudeerd en weet dat het een fantastische universiteit is, met een fantastische bètafaculteit. Wij hebben ons gewoon steeds op de inhoud van ons werk en op de verhuizing gericht. Soms moeten dingen aan een universiteit academisch en met veel discussie tot stand komen. Dat is wel vaker zo.”

De twee hoogleraren zijn zelfs uitgesproken enthousiast over de ontvangst in Utrecht eerder dit jaar. Hoogenraad: “We hebben werkelijk alle medewerking gekregen tijdens de verbouwing van onze labs en onze verhuizing. De medewerkers die al in dit gebouw zaten hebben zonder veel morren alle overlast geaccepteerd en de technische ondersteuning is perfect geweest. Dat alles zo voorspoedig is verlopen, daar zijn we iedereen hier werkelijk heel dankbaar voor.”

En dat hun groepen nog steeds als ‘de Rotterdamse groepen’, of in CvB-kringen - zo liet rector Van der Zwaan zich tijdens de opening ontvallen - als ‘de Rotterdammertjes’, bekend staan, verbaast Anna Akhmanova weinig. “Het komt in Nederland natuurlijk niet zo vaak voor dat twee goede groepen in een keer de overstap maken naar dezelfde universiteit. Je moet niet vergeten dat wij niet alleen zijn gekomen, in totaal zijn er meer dan twintig mensen meegekomen. In de VS kijken ze daar niet zo van op, maar in Nederland gebeurt dat niet vaak.”

Transfer
Akhmanova en Hoogenraad kennen elkaar al sinds het einde van de jaren negentig toen Hoogenraad als aio werkte bij de afdeling Celbiologie van het Erasmus Medisch Centrum in de groep van Niels Galjart. De van oorsprong Russische Akhmanova was in die zelfde periode postdoc in de groep. Samen werkten ze aan goed-geciteerde artikelen ondermeer over de opbouw van het celskelet en de werking van microtubili. Hoogenraad vertrok daarna voor een driejarige postdoc-periode aan het MIT in Boston waar hij zijn aandacht verlegde naar de werking van hersencellen. Dat onderzoek leverde hem een European Young Investigators Award als ‘potentiële wereldleider binnen zijn vakgebied’ op. Toen hij in Rotterdam terugkeerde had Akhmanova daar inmiddels met behulp van een VIDI-subsidie haar eigen groep opgezet. “Het was logisch de oude samenwerking weer op te pakken.”

Toen een transfer naar een andere universiteit ter sprake kwam, was een eerste voorwaarde daarbij dat de beide groepen samen konden overstappen, meldt Hoogenraad. “Met welke reden zou ik immers mijn belangrijkste samenwerkingsverband willen opzeggen?” Akhmanova: “Veel van de technieken die we gebruiken delen we, en bovendien werken we met dezelfde microscopen. Met twee groepen is het veel gemakkelijker die te onderhouden en verder te ontwikkelen. Bij ons gaat dat perfect.”

Maximale vrijheid
Als belangrijkste reden om voor Utrecht te kiezen als nieuwe vestigingsplaats noemen zij de multidisciplinaire werkomgeving. “Je vindt hier ook de optica, de fysica, de chemie, de farmacie en het ziekenhuis. Allemaal disciplines die ik kan gebruiken bij het uitbouwen van mijn onderzoek en het is allemaal om de hoek”, vertelt Hoogenraad enthousiast. “Daarnaast is het aantal studenten dat werkelijk interesse heeft in onderzoek hier heel groot. Er zijn ook veel opleidingen waarin celbiologie van belang is. We hebben al behoorlijk wat aanloop gehad; dat vind ik erg leuk. In Rotterdam zat alleen een geneeskundeopleiding en studenten waren daar begrijpelijkerwijs vooral gefocust op een toekomst als arts.”

Hoogenraad en Akhmanova hopen daarnaast hun nieuwe afdeling in Utrecht uit te kunnen bouwen tot een “volwaardige celbiologie-afdeling met toponderzoek en onderwijs”. Verschillende onderzoeksgroepen moeten in de visie van de twee afdelingshoofden maximale vrijheid krijgen om zich daarop te richten. Buiten de bestaande groepen van Paul van Bergen en Henegouwen, Johannes Boonstra en Hans de Haard die ondermeer werken aan onderzoek op het gebied van antilichamen en receptoren komt er onder leiding van Esther de Graaff een nieuwe groep die de neuronale ontwikkeling bestudeert en een groep onder leiding van biofysicus Lucas Kaptein die kijkt hoe motoreiwitten werken. Akhmanova: “We krijgen binnen deze afdeling de kans om een brede onderzoekslijn van molecuul tot diermodel op te zetten die fundamenteel inzicht brengt maar ook de aansluiting met de medische invalshoek verzorgt.”

“De biologie is veranderd”, verwoordt Hoogenraad het belang van die brede kennisbasis. “Je kunt het je niet meer veroorloven om je als hoogleraar op te sluiten in een lab met je medewerkers. Je moet contact zoeken met vakgenoten. En zelfs de samenwerking met mensen van buiten je vakgebied, is belangrijk. Neem bijvoorbeeld de omvang van onze datasets. Die is enorm. Daar moet je ook theoretici als wiskundigen of biostatistici naar laten kijken. Maar dat is ook het leuke van de wetenschap vandaag de dag. Je leert steeds wat bij op heel veel verschillende vlakken.”

SYNAPS EN MICROTUBULI

Uiteindelijk blijft vernieuwend onderzoek en het publiceren daarover de belangrijkste opdracht van de nieuwe afdeling celbiologie. De trekkers Casper Hoogenraad en Anna Akhmanova werken met niet aflatende kennishonger door aan hun eigen onderzoek

Hoogenraad kreeg begin dit jaar als extra cadeautje aan zijn nieuwe werkgever een VICI-beurs voor zijn werk. De laureaat richt zich op onderzoek naar de werking van zenuwcellen in de hersenen en manier waarop deze contact met elkaar kunnen maken. “Uiteindelijk wil ik weten hoe de processen van leren en onthouden precies werken. Dat moet celbiologisch te achterhalen zijn. We weten dat het ergens op de synaps, het contactpunt tussen cellen zit. Maar hoe dat precies werkt, dat is nog de vraag.” In een filmpje voor de Jonge Akademie waar hij lid van is, zegt Hoogenraad dat fundamentele kennis over dit soort processen essentieel is, voordat men kan gaan denken aan mogelijke behandelmethoden van Alzheimer en dementie.

Akhmanova op haar beurt kijkt in haar onderzoek naar de infrastructuur van de cel, ondermeer naar microtubuli, en de manier waarop deze gebruikt worden om moleculen te transporteren. Het gaat daarbij ook om processen die een relatie hebben met de uitscheiding van eiwitten door cellen en celdeling. Het werk van Akhmanova zou op termijn daarom het onderzoek naar diabetes en kanker verder kunnen helpen. Akhmanova: “Wat artsen graag willen is een rationele verklaring voor de werking van een medicijn. Vaak is de werking wel empirisch bewezen, maar weten ze niet precies waarom iets werkt. Door het fundamentele celbiologische onderzoek kunnen wij aantonen dat cellen in een lichaam op een bepaalde manier reageren.”

Als mooi voorbeeld van een succesvolle koppeling van fundamenteel en klinisch onderzoek kan verwezen worden naar een recente Science-publicatie van Hoogenraad. Onderzoek van Hoogenraad samen met het Max Planck Instituut wees na experimenten met ratten uit dat het borstkankermedicijn Taxol goed zou kunnen werken als herstelmiddel voor zenuwcellen na een dwarsleasie. “Maar daar ligt voor ons ook de grens tot waar onze fundamentele werk reikt. We gaan niet zelf klinische trials opzetten.”

 

Advertentie