Bedrijfsleven wil meer invloed

Het bedrijfsleven wil meer te zeggen krijgen over wetenschappelijk onderzoek aan de Nederlandse universiteiten. Het onderzoeksgeld moet sterker afhankelijk worden van de commerciële mogelijkheden.

Dat staat in een brief aan minister Maxime Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Afgelopen vrijdag werd de brief openbaar, samen met de voorstellen en toekomstplannen om de kenniseconomie te versterken.

Het kabinet heeft negen teams samengesteld om de kenniseconomie tegen het licht te houden. Groepjes van wetenschappers, topambtenaren, ondernemers uit het mkb en (voormalige) bestuurders van grote bedrijven vertegenwoordigen ieder een ‘topsector’, waar volgens het kabinet kansen lijken te liggen voor innovatie en groei. Denk aan gebieden als water, life sciences en high tech, maar ook creatieve industrie, logistiek en tuinbouw. Ze hebben nu hun plannen overhandigd.

Verhagen nam ze met enthousiasme in ontvangst en hield een toespraak. Maar liefst drie keer benadrukte hij dat wetenschappers en bedrijfsleven “samen aan het stuur” zitten in het nieuwe bedrijvenbeleid van het kabinet.

Maar in hun gezamenlijke brief, waar Verhagen zo enthousiast over is, laten de teamvoorzitters van de topsectoren daar weinig van merken. Zij benadrukken dat het bedrijfsleven meer te zeggen moet krijgen. Maak een groter deel van de universitaire financiering afhankelijk van ‘valorisatie’ en samenwerking met het bedrijfsleven, opperen ze.

“Kern van deze aanpak is dat onderwijs en bedrijfsleven duurzame partners worden waarbij de vraag van het bedrijfsleven sterker leidend wordt”, aldus de voorzitters in hun brief. Slechts één van hen heeft ooit een universiteit geleid: voormalig voorzitter van de TU Eindhoven Amandus Lundqvist. De rest heeft zijn sporen elders verdiend.

Ze vinden dat ‘arbeidsmarktrelevantie’ een belangrijke rol moet gaan spelen in de bekostiging van hogescholen en universiteiten. Wie een studie wil volgen waar weinig economische muziek in zit, moet voortaan maar loten. De behoefte aan afgestudeerden op de arbeidsmarkt moet zwaarder gaan wegen in het onderwijs.

Ook middelen als selectie aan de poort en verhoogd collegegeld moeten in dat licht worden gezien: als manieren om meer studenten aan de juiste opleidingen te laten afstuderen.

Van de overheid verlangen de bedrijven vooral betrouwbaarheid. Aan incidentele gelden (“buitenboordmotoren”) heeft het bedrijfsleven te weinig. Zo zou de overheid duidelijkheid moeten geven over de toekomst van de technologische topinstituten (TTI’s), die nu op tijdelijke financiering drijven: moeten die uiteindelijk hun deuren sluiten of niet?

Verhagen ging daar nog niet diep op in, maar zegde vast toe dat de TTI’s in 2012 nog bekostigd zullen worden. Ook wees hij op het al eerder aangekondigde plan voor een innovatiefonds voor het mkb en bedrijven die net iets groter zijn: die kunnen een lening krijgen voor innovatief onderzoek, die ze alleen hoeven terug te betalen als ze er uiteindelijk winst mee behalen. Het kabinet maakt daar 500 miljoen euro voor vrij. Ook ziet hij iets in het plan om onderzoekskosten voor bedrijven fiscaal aftrekbaar te maken.

“Als we erin slagen om kennis en ondernemerschap beter aan elkaar te koppelen, ligt de wereld aan onze voeten”, aldus Verhagen. Verder wilde nog niet veel zeggen. De officiële reactie komt nog voor Prinsjesdag, de derde dinsdag van september, als het kabinet de begroting voor het komende jaar presenteert.

Vorige week uitten wetenschappers van de jongerenafdeling van wetenschapsgenootschap KNAW kritiek op het bedrijfslevenbeleid: ze vrezen dat het nieuwsgierigheidsgedreven, fundamentele onderzoek in het gedrang komt. Volgens Verhagen is dat niet zo, alleen zal het fundamentele onderzoek zich iets meer moeten richten naar de topsectoren.

HOP

Advertentie