De wetenschapper en de politicus

Als wetenschappers een goede bijdrage willen leveren aan het maatschappelijke debat in de politiek, dan moeten ze uit hun ivoren toren komen. Ze moeten goed weten dat ze van wetenschappelijke onderzoeker wetenschappelijk expert worden.

Het is één van de zes aanbevelingen die staan in het rapport Beleid en het bewijsbeest dat gisteren tijdens een feestelijk diner ter ere van het 25-jarig bestaan van het Rathenau Instituut werd gepresenteerd. Het rapport is geschreven door directeur Jan Staman en Marjan Slob. Centrale vraag: onder welke voorwaarden kan de wetenschap iets betekenen voor de politiek?

“Veel wetenschappers denken dat ze met de waarheid zijn getrouwd en dat ze daarom welwillend tegemoet zullen worden getreden. Ze begrijpen soms niet hoe ze overkomen op anderen”, zegt Staman. “Ik weet nog goed hoe het ging in het debat over varkens die gecastreerd moesten worden. Dat vonden mensen zielig, dus daar moest iets op bedacht worden. Toen kwamen wetenschappers vol trots vertellen dat ze een stofje hadden gemaakt dat je bij biggen in kon spuiten, zodat hun ballen niet zouden groeien. Boeren zagen dat bepaald niet als een verbetering, omdat burgers zo’n stof zeker niet zouden waarderen. En beleidsmakers weten dan ook niet wat ze ermee moeten.”

Hoe groter de maatschappelijke belangen bij een bepaalde beslissing, hoe groter de onzekerheid, stelt Staman. Dat zouden politici en wetenschappers moeten begrijpen, zodat ze geen overspannen verwachtingen van elkaar hebben. Zo kunnen wetenschappers een andere visie hebben op een maatschappelijk probleem, wat voor verwarring kan zorgen, zegt Staman.

“Neem een probleem als obesitas”, zegt Staman. “Een stedenbouwkundige zegt dat kinderen in de stad te weinig beweging krijgen, een ict-criticus zegt dat kinderen de hele dag achter de spelcomputer zitten en een psycholoog zegt dat obesitas een uitingsvorm is van een veel groter probleem.” Wat wetenschap wel kan doen, is het probleem framen. “Dat wil zeggen: de verschillende aspecten van het probleem belichten. We kunnen een wetenschapsagenda maken en dan over een paar jaar een samenhangender advies geven.”

Onder andere onderzoeker van de Universiteit Utrecht Frank Bovenkerk heeft meegewerkt aan het rapport.

Advertentie