Topman DSM heeft in Utrecht zijn hart verloren

Acht jaar lang was Feike Sijbesma, bestuursvoorzitter van DSM, een toegewijd lid van de Raad van Toezicht. Hij uit zo zijn dankbaarheid aan zijn Utrechtse Alma Mater waar hij medische en moleculaire biologie studeerde en actief was in het studentenleven. Zijn advies: de universiteit  moet zich meer mengen in het maatschappelijke debat.

Een betere alumnus dan Feike Sijbesma kan de Universiteit Utrecht zich niet wensen. De voormalig student medische en moleculaire biologie had een toptijd in Utrecht. Topwetenschappers als David de Wied en Harry Voorma lieten hem ruiken aan het biomedisch en biotechnologisch onderzoek. Actief bij de studentenfractie De Brug beleefde hij de universiteitspolitiek, evenals een facultaire commissie over proefdieren. Wonende aan de Loeff Berchmakerstraat kon hij de cafe’s aan de overkant van de straat bezoeken terwijl een van zijn Unitas- Veritas- of corpshuisgenoten aan het koken was. Zo genoot hij volop van het studentenleven. Deze student is, zoals hij zelf zegt, gevormd door zijn Utrechtse studietijd en is zijn Alma Mater daar nog altijd dankbaar voor. Ook al volgde hij later nog een extra doctorale studie bedrijfskunde in Rotterdam en tal van cursussen op enkele buitenlandse universiteiten.

Dus toen Sijbesma, die ondertussen als bestuursvoorzitter van multinational DSM is uitgegroeid tot een van de meest invloedrijke CEO’s, het verzoek kreeg om toe te treden tot de Raad van Toezicht van de Universiteit Utrecht, bedacht hij zich geen moment. Acht jaar lang gaf hij het College van Bestuur advies en hield hij onder andere toezicht op de financiën. Hij was de eerste voorzitter van het Audit Committee, de commissie die de financiën van de universiteit controleert. Nu er twee termijnen verlopen zijn, is hij -wettelijk - gedwongen afscheid te nemen van deze Raad. Met pijn in het hart. Hij zal ook in de toekomst een ambassadeur van de UU zijn.

Hoe wordt een moleculair bioloog topman bij DSM?
"Ik ben biologie gaan studeren omdat ik het een mooi vak vond. Ik stond er niet bij stil wat je ermee kon worden. Aan het eind van de studie werd dat duidelijk: onderwijs of onderzoek. Voor beide richtingen voelde ik niet veel. Ik heb getwijfeld aan een baan als promovendus, maar daar heb ik uiteindelijk vanaf gezien. Als ik probeerde te solliciteren bij een bedrijf, kon ik alleen onderzoeker worden. Dus ging ik voor een tweede studie. Dat werd bedrijfskunde in Rotterdam. En dan blijkt het heel zinvol om de biotechnologische kennis en management te combineren door in de biotechnolgische industrie te gaan werken: Gist-brocades, later overgegaan in DSM. Je hebt dan te maken met het vak dat je mooi vindt en je begrijpt iets van de technologie van je bedrijf waar je een beetje over kunt meepraten."

In hoeverre is het besturen van een universiteit anders dan het leiden van een multinational?
"Een universiteit is een maatschappelijke organisatie. Het gaat niet om winst. Je moet je dus heel bewust zijn van de taken die je als universiteit hebt: het opleiden van studenten, het wetenschappelijk onderzoek en het inzetten van deze kennis voor de maatschappij."

"Ook een bedrijf heeft een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Alleen bij een bedrijf gaat het ook erom dat er uiteindelijk winst gemaakt wordt."

En als je dan kijkt naar die financiën?
"Bij DSM moet je zorgen voor een gezond bedrijf. Dat neemt niet weg dat je ook keuzes maakt. Als er bezuinigd moet worden, zal ik bijvoorbeeld niet gauw korten op innovatie. Innovatie is de motor van een bedrijf en als het slecht gaat, zul je met vernieuwingen moeten komen om het tij te keren."

"Maar hoewel een universiteit niet gericht is op winst maken, moet je ook het besef hebben dat je niet meer kunt uitgeven dan dat er binnenkomt. Ik zeg altijd: ‘tekorten mogen, maar alleen voor korte tijd.’ Dit besef is niet altijd goed aanwezig. Ik hoor nog iets te vaak: ‘Wij willen dit allemaal doen, ook al hebben we het geld niet.’ Dat kan dus niet. Als het geld er niet is, moet je keuzes maken en zul je bepaalde taken niet meer kunnen doen. Daar hebben we met het College van Bestuur vaak over gesproken en ze gesteund in de benodigde keuzes. En in de afgelopen acht jaar is op dit punt enorme vooruitgang geboekt. Ik wil met name collegelid Hans Amman complimenteren dat hij gezorgd heeft voor een grotere begrotingsdiscipline op de universiteit."

Is de Raad van toezicht dan streng?
"Je moet als Raad van Toezicht niet op de stoel van het college gaan zitten. Zij moeten het doen en weten ook heus wel dat je niet altijd rood kan blijven staan. Wat je als Raad van Toezicht eerder doet is advies geven vanuit je eigen expertise. En je hebt wel indringende gesprekken waarin het college uitlegt welke keuzes ze maken en waarom."

Maar er komt ook minder geld uit Den Haag, terwijl de taken blijven bestaan
"De universiteiten hebben op dit moment niet zo’n makkelijk verhaal. De eerste geldstroom, het geld dat rechtstreeks komt van de overheid voor onderwijs en onderzoek, staat onder druk. De pot voor de tweede geldstroom, het onderzoek dat onder meer door onderzoeksorganisatie NWO wordt verdeeld op basis van kwaliteit, komt zo mogelijk nog meer onder druk doordat de zogenaamde FES-gelden, geld dat komt uit de aardgasbaten, zijn geminimaliseerd en met name de topinstituten ook uit deze tweede geldstroom gefinancieerd moeten worden. Hierdoor staat er druk op de universiteiten en zo ook op Utrecht. En in economisch moeilijke tijden is ook het onderzoek dat gefinancierd wordt door het bedrijfsleven of door maatschappelijke organisaties, de derde geldstroom, niet bepaald makkelijker geworden. Ik denk dat je als universiteit moet kijken hoe je andere bronnen kunt aanboren. De zogenaamde vierde geldstroom. Daar is nog veel te winnen."

In hoeverre zouden de overheid en het bedrijfsleven het onderzoek meer moeten ondersteunen?
"Nederland moet het onder andere hebben van zijn kennis-economie. Onze regering deelt dat ook, zowel de minister van Onderwijs als van Economische zaken. Je ziet landen als India en Brazilië sterk opkomen en voor een land als Nederland is het essentieel dat wetenschappelijk onderwijs en onderzoek gesteund blijft worden. Dat geldt ook voor het bedrijfsleven. In Lissabon hebben de Europese landen afgesproken dat drie procent van het bruto nationaal product aan Research en Development zouden besteden. Nederland zit op de helft van de toen genoemde doelstellingen. Bedrijven zijn nog te terughoudend."

"De overheid kan hier zo mogelijk helpen om met sterkere stimuleringsprikkels te komen, zodat bedrijven (nog meer) in kennis gaan investeren. De bedrijvenbrief die minister Verhagen recent schreef en waarin hij een aantal topsectoren aanwijst, is een stap in de goede richting."

DSM ondersteunt het wereldvoedselprogramma. Zou de universiteit ook zoiets moeten doen?  
"Ons bedrijf is onder meer actief op het gebied van voeding en - medicijnen. Daar maken we onze winst mee. Een Afrikaanse president zei eens tegen mij: 'Met voedselhulp uit het Westen zorgen jullie dat kinderen niet sterven, maar als er niet de juiste ingredienten zoals vitamines in zitten worden ze wel ziek en wij kunnen ze dan geen toekomst bieden.' Ik vind dat je als multinational ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebt en dus werken we mee aan een wereldvoedselprogramma waarbij we de VN onze kennis en patenten ter beschikking stellen om kinderen te voeden en ze onderwijs te laten volgen."

"Voor de universiteit ligt dat anders. Dat is geen bedrijf, maar alles wat de universiteit doet, is bedoeld voor de maatschappij. Om studenten op te leiden, om onze roep naar kennis te bevredigen of om de maatschappij te ontwikkelen. Naar mijn mening zou de universiteit wel meer zichtbaar mogen zijn in het maatschappelijke debat. Dat gebeurt soms nog maar te weinig. Bijvoorbeeld als het gaat om de Europese crisis. Je hoort veel meningen, maar vanuit de wetenschap zouden feiten en data gegenereerd moeten worden om de discussie in de juiste proportie te kunnen voeren. Het initiatief van Herman Wijffels met de oprichting van het Finance Lab is een initiatief van Utrecht dat wel een voorbeeld is van een goede manier van maatschappelijke betrokkenheid."

Als Raad van toezicht gaat u ook over benoeming en salariëring van het college van bestuur. Twee leden zitten boven de Balkenende-norm. Wordt daar over gesproken? 
"De discussie over topsalarissen wordt zeer breed uitgemeten en soms ook overtrokken. Veel wil ik er niet over zeggen. Maar als Raad van Toezicht wil je dat je competente, ervaren bestuurders hebt en daar hangt een prijskaartje aan. Bovendien hebben wij nooit iets gedaan dat wettelijk niet is toegestaan."

Feike SijbesmaU vertrekt na acht jaar. Als je het profiel bekijkt dan zochten ze een nieuwe Feike Sijbesma: een alumnus met ervaring op het gebied van life sciences of medicijnen. In hoeverre is dat een pre?
"Uit mijn verhaal heeft u hopelijk kunnen merken hoe betrokken ik ben bij de Universiteit Utrecht. Die universiteit heeft mij gevormd en daar doe ik graag iets voor terug. Ik vond het een plezier om me die afgelopen acht jaar voor de universiteit in te zetten. Alumnus zijn is voor mijn opvoler niet een must, maar in de Raad van Toezicht als geheel moeten er wel enkele alumnus zijn. Het gaat om het evenwicht. Datzelfde geldt voor onderzoek op gebied van life sciences. De universiteit heeft gekozen voor focusgebieden en dan wil je als Raad van Toezicht weten wat de criteria waren. Het helpt als er mensen in de Raad zitten die enige kennis van zaken hebben. Dat geldt ook voor DSM. Mijn voorganger was een jurist en een uitstekende CEO. De inhoudelijke kennis hoeft dus niet. Maar wederom: het gaat om de balans: sommige leden van de Raad van Toezicht moeten het veld wel inhoudelijk kennen: dat dwingt respect af en je met de onderzoekers mee kunt praten en weet waar ze het over hebben."

Blijft u wat doen voor de universiteit?
"Als ik de universiteit van dienst kan zijn, doe ik dat graag. Ik heb eerder gezegd dat de Universiteit zich sterker zou kunnen profileren op andere bronnen van inkomsten, de zogenaamde vierde geldstroom. Ik wil de universiteit op dat gebied graag blijven adviseren. Het is toch opvallend dat bij buitenlandse universiteiten de band met de universiteit groter is dan in Nederland. Aan de andere kant zijn de Nederlanders gulle gevers als het om collectebussen en specifieke issues gaat. Je zou dus ook moeten kijken of we alumni niet kunnen aanspreken om bepaalde projecten (financieel) te ondersteunen. Denk aan een bijzonder laboratorium, aan beurzen voor vluchtelingenstudenten of speciale onderwijsruimtes waar dan hun naam aan gekoppeld wordt.

In Illuster van december 2011 verschijnt ook een interview met Feike Sijbesma waarin hij vertelt over zijn Utrechtse studietijd.

Advertentie