Public engagement begint in de collegebanken
Aan onze universiteit wordt al een paar jaar ingezet op public engagement: het betrekken van een breder publiek bij de wetenschap. Ik vind dat een bijzonder interessante en nuttige ontwikkeling.
Maatschappelijke betrokkenheid wordt wel eens verward met mediaoptredens en ijdeltuiterij: wie staat er op zaterdag in de NRC en wie mag er bij Matthijs aan tafel? Dat is een misverstand. Het begint bij een oprechte interesse in de samenleving en een visie op de rol die de universiteit daarin vervult. Om te kunnen populariseren, moeten we ons allereerst heel goed realiseren wie we zelf zijn. Waarmee onderscheiden wij ons van, zeg, een commercieel onderzoeksbureau of een semiwetenschappelijke instelling? Waartoe zijn wij, wetenschappers, op aard?
Mijn antwoord: universiteiten produceren fundamentele kennis over hoe de wereld in elkaar zit en dragen die kennis over aan een breed publiek. We zijn er om onafhankelijk te denken, om vragen te stellen, om onderzoek te doen wat meer tijd vergt en niet altijd een directe payoff heeft. In commercieel onderzoek wordt juist vaak gevraagd om kortlopende projecten met snel resultaat. We moeten ons niet laten verleiden om dat werk te doen. Consultancybureaus zijn er al genoeg.
Als wij onze rol in de maatschappij willen opeisen, is het niet genoeg om zelf te weten wie we zijn. Ook de buitenwereld moet onze rol begrijpen en aanvaarden. Daarvoor is het nodig dat we goed leren communiceren met de buitenwereld.
Onlangs realiseerde ik me dat public engagement al begint in ons onderwijs. Wij moeten het gesprek over de rol van de universiteit in de maatschappij ook met onze studenten voeren.
Bij psychologie leren we onze studenten vooral hoe ze systematisch onderzoek kunnen doen: eerst deze stap, dan die. Er gelden strenge, nogal zwart-witte regels voor het trekken van objectieve conclusies uit onderzoeksgegevens. Het is natuurlijk belangrijk, noodzakelijk zelfs, om onze studenten dat te leren. Maar niet als enige. Ik krijg soms de indruk dat die regeltjes onze studenten angstig en fout vermijdend maken: “Wat moet ik precies doen?”; “Mag ik dit wel zeggen?”
We zouden onze studenten óók moeten uitnodigen hun persoonlijke visie te ontwikkelen en de verbinding met de samenleving te vinden. Ook zij moeten de balans vinden tussen hun persoonlijke visie en de strenge academische logica. Dat is ongelofelijk complex en natuurlijk gaan ze daarbij fouten maken. Maar daar leren ze veel van. Uiteindelijk leidt het tot meer zelfvertrouwen.
Wij, academici, leren steeds beter te communiceren met de buitenwereld, en daar moeten we onze studenten in meenemen. Zo bouwen we aan een nieuwe generatie studenten die de maatschappij en de toekomst strijdbaar en met vertrouwen tegemoet gaat.