Welkom in Marokko!

Klassenfoto van de minorstudenten van het Nederlands Instituut in Marokko

Annelies Waterlander is tweedejaars Islam & Arabisch en solliciteerde deze zomer naar een plekje bij de minor Sociale Wetenschappen aan het Nederlands Instituut in Marokko. “Marhaba.”

Het is begin juli als ik via Skype een toelatingsgesprek voor mijn minor voer. Ik zit in de middagzon van Caïro met een iPad op schoot. Ik kom net van Arabisch les en mijn hoofd duizelt nog van alle nieuwe woorden en grammaticale regels die ik heb geleerd. Terwijl ik wacht tot mijn gesprekspartner online komt, slaan de zenuwen plotseling toe. Eerder waren die er niet; ik had me tenslotte spontaan aangemeld voor de minor Sociale Wetenschappen.

Ik zal niet ontkennen dat ik vanaf het begin van mijn opleiding Islam & Arabisch een tijdje in het buitenland wilde studeren, maar daarbij dacht ik aan een studieprogramma gericht op de Arabische taal. Een ontbijtje in de Hema met studiegenoot Lisanne brengt daar verandering in. Als zij vertelt over haar plan om in Marokko te gaan studeren, hoor ik tussen de regels door hoe ik mijn studie journalistiek en bachelor Islam & Arabisch kan combineren. Terwijl we onze croissantjes verder opeten, besluit ik dat ik een minor sociale wetenschappen wil gaan doen.

“Wat verwacht je van de minor?” “Heb je al nagedacht over huisvesting?” “Ben je bang om heimwee te krijgen?” Ruim een uur lang beantwoord ik die en vele andere vragen via Skype in de hoop dat het mij een studieplaats in Marokko oplevert. Het is als een sollicitatiegesprek waarbij ik een middenweg zoek tussen het achterste van mijn tong laten zien en het geven van wenselijke antwoorden. Natuurlijk vind ik het moeilijk om afscheid te nemen van bijvoorbeeld mijn wekelijkse vrijwilligerswerk met mensen met een verstandelijke beperking, maar dat zal me hopelijk niet vijf maanden lang achtervolgen. Studiegenoot Tom – die stiekem meeluistert – gebaart dat ik het goed doe. Dat geloof ik zelf pas als aan de andere kant van de lijn marhaba (welkom) klinkt. Ik ben toegelaten tot de minor.

Hoewel ik blij ben om één van de vijftien toekomstige studenten van het Nederlands Instituut in Marokko (NIMAR) te zijn, verdwijnt Marokko een tijdje naar de achtergrond. Ik zit tenslotte middenin een (taal)avontuur in Egypte. Ik stort me nog een kleine maand vol overgave op mijn lessen Egyptisch Arabisch, ga naar de piramides en slaap een nacht in de woestijn. Pas als ik terugkom in Nederland realiseer ik me dat ik hard op zoek moet naar een onderhuurder voor mijn studio, dat ik afscheid moet nemen van mijn familie en dat ik – niet geheel onbelangrijk – een vliegticket moet boeken. Heel augustus heb ik het gevoel dat de tijd sneller gaat dan ik kan bijhouden. Ik wens soms dat de maand meer dagen heeft of in ieder geval langere dagen, terwijl ik op andere momenten niet kan wachten tot ik het vliegtuig naar Marokko mag nemen.

Inmiddels studeer ik alweer ruim een maand in Rabat. De tijd lijkt een geoefend sprinter te zijn en ik kijk nog helemaal niet uit naar het moment dat ik weer het vliegtuig naar Nederland moet nemen. Bijna dagelijks voel ik dat Utrecht een stapje dichterbij komt. “Nog maar vier maanden”, denk ik dan. Om vervolgens te wensen dat de maand meer dagen of in elk geval langere dagen heeft.

 

Advertentie