Irritante lijstjes online doen je snakken naar diepgang

Universiteitsbladen hebben vrijheden die andere media zich niet kunnen veroorloven. Gebruik die dan ook voor diepgang en niet alleen voor irritante lijstjes omdat de lezer het wil, aldus campuscolumnist Lea ter Meulen.

Ik ben opgegroeid in de tijd dat internet nog nieuw was, veelbelovend en ontzagwekkend. Op mijn zolderkamertje stond een vergeelde oude pc met Windows 95 erop, een afdankertje van mijn vader waar ik krulgelukkig mee was. Als ik daarmee wilde surfen – zo noemde je dat toen nog – moest dat via een inbelverbinding. Dat was elke keer weer spannend, niet alleen omdat het je ouders klauwen vol geld kostte en niemand in huis de telefoon kon gebruiken terwijl jij je e-mail ophaalde, maar ook vanwege het mysterieuze geluid dat dat inbellen maakte. Het piepen, ruisen, en metalige klingelen gaven de indruk dat je contact probeerde te maken met een buitenaardse beschaving.

Dat spannende is er nu wel een beetje af. Internet heeft een comfortabel plekje helemaal onderaan de Maslowpiramide ingenomen. Wat betreft kosten maakt het niets meer uit of je nu twee minuten of twee uur op internet zit, en dus kiezen we massaal voor dat laatste. Tweeënhalf uur, zelfs: dat is het gemiddelde aantal uren dat een Nederlander per dag online is – buiten internetgebruik op het werk.

Dat is an sich niet zo schokkend. Wél vrij schokkend is het aantal webpagina’s dat we in die uren bezoeken: meer dan honderd. Dus zelfs als we die tweeënhalf uur volcontinu aan het browsen zijn, hebben we alsnog maar ruim een minuutje per pagina. Een beetje internetgebruiker krijgt in een uur meer indrukken te verwerken dan onze overgrootouders in een maand. Elke zoekopdracht levert ontelbare resultaten, en achter elk resultaat schuilt een oneindige keten aan links naar andere interessante artikelen, stukjes, forums en blogs.

Geen wonder dus, dat mijn Facebookfeed kolkt van de korte, jolige artikelen en geinige filmpjes – die vallen zo lekker op en zijn tenminste een beetje behapbaar. Maar ook zichzelf respecterende media laten zich meezuigen in die vortex, en komen terecht in een ratrace van sneller, hipper, multimedialer en interactiever. Artikelen moeten vooral niet te lang zijn, niet te ingewikkeld. Bonuspunten als je ze in de vorm van een lijstje kunt formuleren – wel een oneven aantal punten gebruiken, natuurlijk. Titels mogen best een beetje schreeuwerig zijn. Als het even kan voeg je een paar relevante of minder relevante tweets in.

“Dat wil de lezer nu eenmaal!” roept her en der een redacteur. Maar wat is ‘willen’? Ik wil twee kilo afvallen, en ik wil een groot stuk citroencheesecake. Ik wil snacks als leesvoer, maar zo nu en dan ook een substantiële maaltijd. Een website hoeft niet te proberen een krant of tijdschrift te zijn. Maar gebruik maken van de kracht van internet hoeft niet te betekenen dat we zwichten voor zijn zwaktes.

Juist universiteitsbladen hebben vrijheden die sommige andere media zich niet kunnen veroorloven. Er hoeft niet paniekerig om abonnees geconcurreerd te worden. Het publiek bestaat uit hoogopgeleiden – als het goed is bij uitstek mensen met een wat langere concentratiespanne, en meer behoefte aan diepgang. Lijstjes zijn leuk en nieuwsartikelen zijn nodig, maar er moet ook plaats ingeruimd worden voor achtergronden, duiding en onderzoeksjournalistiek. Of daar niet zeven verrassende, hilarische, ontroerende argumenten voor te bedenken zijn? Ongetwijfeld.

Lea ter Meulen droeg deze column voor ter gelegenheid van het eerste jubileum van DUB vorige week tijdens het kringcongres voor universiteits- en hogeschoolbladen in Utrecht.

 

Advertentie