Is de Derde Intifada in aantocht?

Opnieuw toenemend geweld tussen Palestijnen en Israeli’s in Jeruzalem en de Westelijke Jordaanoever. Is de Derde Intifada in aantocht? Micha de Winter onderzocht met een groep experts de situatie van Palestijnse kinderen in Israëlische militaire gevangenschap en probeert de woede en frustratie te verklaren.

Je bent een Palestijns jongetje van twaalf jaar oud, en je woont met je vader, moeder, broertjes en zusjes in het oude centrum van Hebron, op de Westelijke Jordaanoever. De voordeur van je huis is door het Israëlische leger dichtgemetseld, net als de voordeuren en winkels van iedereen in de Al-Shudada straat trouwens.

Deze straat die je moet oversteken om naar school te lopen, een wandeling van vijf minuten, is door het leger tot verboden gebied voor Palestijnen verklaard. Die maatregel is genomen om bescherming te bieden aan een paar honderd ultrafanatieke joodse kolonisten die zich dertig jaar geleden midden in Hebron hebben gevestigd. Als je s’ morgens naar school gaat moet je nu via een zolderluik op het dak van de buren klimmen, dan via een geïmproviseerd houten laddertje naar een daaronder gelegen balkon, en vandaar via een kruipdoor sluipdoor route naar de achtergelegen steeg. Van daar loop je met een omweg van drie kilometer over de heuvels langs de begraafplaats naar school. De frustratie die dit alles oplevert zoekt een uitweg: er wordt regelmatig met stenen naar legervoertuigen gegooid.

Met een groep van zes Nederlandse hoogleraren op het gebied van kinderrechten, kinderpsychiatrie en pedagogiek liep ik vorig jaar over die van Palestijnen ontdane Al-Shudada straat. We waren op de West Bank om onderzoek te doen naar de situatie rond Palestijnse kinderen (vanaf 12 jaar) die in Israëlische militaire gevangenschap belanden. Er is een praktijk gegroeid waarin het leger midden in de nacht met veel geweld de huizen van verdachte kinderen binnenvalt, de ouders dwingt toe te kijken terwijl hun kinderen geboeid worden afgevoerd naar onbekende bestemming voor verhoor. Wie tegenstribbelt kan rake klappen krijgen.

Wij hebben gesproken met vele ouders, kinderen, onderwijzers, advocaten, hulpverleners, het leger en de Palestijnse autoriteit. We hebben observaties verricht bij een militaire rechtbank waar een aantal kinderen werd voorgeleid en veroordeeld tot gevangenisstraffen variërend van enkele weken tot een jaar. Tijdens de rechtszittingen wordt aan de kinderen geen vragen gesteld, de veroordelingen vinden volgens de advocaten vrijwel altijd plaats zonder bewijsvoering, op basis van afgedwongen bekentenissen.

Voor de meeste Palestijnse kinderen die op de Westelijke Jordaanoever door het Israëlische leger worden opgepakt geldt dat het gooien van stenen naar (voertuigen van) kolonisten of militairen de belangrijkste verdenking en uiteindelijke reden tot veroordeling is. De belangrijkste drijfveer voor het systematische en harde optreden tegen jeugdige verdachten van dit veronderstelde misdrijf lijkt te zijn dat het gooien van stenen een voorbode is van terrorisme: vandaag een stenengooier, morgen een suicide-bomber. Regelmatig wordt overigens ook het gooien van stenen zèlf al een daad van terreur genoemd: stenen heten ‘missiles’ die uitsluitend tot doel hebben mensen die de pech hebben binnen het bereik ervan te komen te verwonden of te doden.

Hieruit spreekt de opvatting dat (a) stenengooiers nooit een legitieme reden voor hun gedrag hebben, dat (b) ze het geweld dat tegen hen wordt gebruikt dus zelf uitlokken, en dat (c) het in het eigen politieke belang is om geen verzet te plegen tegen het handelen van de autoriteiten en kolonisten op de Westbank.

Er is veel onderzoek dat laat zien dat het erg onverstandig is om motieven van jongeren te ontkennen, en hun gedrag uit zijn context te halen. Het gevolg hiervan is dat kinderen al van jongs af aan meekrijgen dat er geen plaats is voor hun opvattingen, belangen en frustraties. Op deze manier is er sprake van een selffulfilling prophecy: uit angst voor terrorisme wordt verdere radicalisering gecreëerd. Opvallend vond ik overigens dat veel van mijn eigen familieleden in Israël geen flauw benul bleken te hebben van de praktijken waarover ik ze vertelde. De Israëlische pers, met uitzondering van een krant als Ha’aretz, schrijft er nauwelijks over en ook de Israëlische televisie zwijgt vooral over deze pijnlijke praktijken.

Vanuit een sociaal-pedagogisch en politiek perspectief is het van het allergrootste belang om jonge mensen een ‘stem’ te geven, of anders gezegd: serieus te nemen wat hen bezighoudt en raakt. Dat is voor elk kind en voor elke jongere van belang in het kader van de ontwikkeling van een sociale en persoonlijke identiteit. Maar extra van belang is dit nog eens voor een jonge generatie die opgroeit in een sfeer van sociale en politieke spanningen en het daarmee samenhangende geweld. Gedrag dat in de ogen van een deel van de Israëlische publieke opinie en de politiek verstorend, gevaarlijk en schijnbaar zinloos is neemt, zoals we op dit moment weer kunnen zien, steeds extremistischer en gewelddadiger vormen aan wanneer de boodschap achter dat gedrag glashard genegeerd of zelfs ontkend wordt. Dat is vrijwel vragen om een Derde Initifada.

Advertentie