Onderzoek concurrerend onderzoek

In het creatieve ondernemersvak is best behoefte aan advies vanuit de universiteit, zo ontdekte psycholoog Frans Verstraten.  Een manier van valorisatie. Maar is het ook geen oneigenlijke concurrentie?

Onlangs gaf ik een lezing, of beter gezegd, een workshop voor mensen die hun brood verdienen als creatieveling. Ze waren ontwerper van reclame, informatieborden, voorlichtingscampagnes, verkeersborden en nog veel meer. Het publiek was enthousiast want vanuit hun achtergrond waren de luisteraars duidelijk nog maar zelden in aanraking gekomen met de fundamentele grondslagen van hun werk.

“Erg leuk om eens te weten hoe het brein informatie verwerkt en hoe bepaalde informatie kennelijk wel doorkomt en andere niet!” en “Met die kennis kunnen we ons vakgebied eindelijk eens wat wetenschappelijker en daarmee vast effectiever maken” waren enkele niet mis te verstane reacties. Mijn vakgenoten en ik weten dit al jaren, maar het klinkt altijd weer als muziek in de oren.

Men wilde ook van alles weten: “Zijn er aan de universiteit nog cursussen die we kunnen volgen of cursussen waarbij  we mogen aanschuiven?” (Antwoord: Neen) en “Kunnen jullie eventueel onderzoeken ons design/werk/campagne goed is of niet gaat werken? Jullie hebben de (kostbare) apparatuur en de knowhow!”

Eenmaal terug op de universiteit vertelde ik het goede nieuws aan een aantal van onze studenten uit het Toegepaste Cognitieve Psychologie track. Er was immers vraag naar kennis die wij ze bijbrengen; nuttig dus! Niet iedere afgestudeerde kan op een universiteit aan de bak en alle hotemetoten in Den Haag en aan de Heidelberglaan 8 willen maar al te graag dat studenten ondernemend worden en hun eigen bedrijf(je) starten. Mijn studenten konden dus advies gaan geven in deze nog wetenschapsarme wereld van creatievelingen. Of zelfs opdrachten binnenhalen zoals het evalueren van de vraag of hun creaties enig impact hebben bij consumenten. Blij vertelde ik mijn studenten dat onze afdeling makkelijk een aantal opdrachten binnen kon halen.

De sfeer sloeg enigszins om toen een van de studenten een zeer terecht punt naar voren bracht. “Dit is allemaal wel leuk en aardig, maar als ik het goed begrijp wordt de universiteit dus straks een concurrent van ons, de startende ondernemer? Wij moeten dure apparatuur aanschaffen die jullie al hebben staan, betaald door de belastingbetaler. Wij moeten ons in de wereld invechten en dure nergens declareerbare uren besteden om nieuwe kennis op te doen terwijl jullie kennis state-of-the-art blijft omdat jullie cursussen actualiseren als onderdeel van jullie onderwijstaak. Daarmee kunnen wij toch nooit concurreren?”

Daar had ik nog niet zo bij stil gestaan. Gaan wij onze kennis valoriseren dan zijn we meteen een concurrent van de mensen die we zelf opleiden.  Of is valorisatie iets anders? Bijvoorbeeld dat een universiteit kennis moet genereren en vooral aanleveren waarmee ondernemend Nederland aan de gang kan. Maar wordt een universiteit daarmee niet onderdeel van oneerlijke concurrentie. Wie krijgt die kennis van de Universiteit? Gaan bijvoorbeeld de concurrenten van Danone straks naar de rechter omdat Nederlands onderzoeksgeld (en vaak dus belastingcenten) wordt aangewend als oneigenlijke competitie in de R&D wereld? (en neen… het tegenvoorbeeld is niet Philips en de TU Eindhoven, die hebben een heel andere geschiedenis).

Ik weet niet hoe zich dit gaat ontwikkelen, maar ben er niet gerust op. Bedrijven en zeker startende ondernemers zullen niet accepteren dat universiteiten via bilateraaltjes met bedrijven hun kansen verkleinen.

Mijn studenten kon ik evenwel geruststellen. Ik kon ze vertellen dat ik onlangs een opdracht van De Nederlandse Bank aan onze neus voorbij moest laten gaan omdat we niet eens de labruimte hebben, noch de zitruimte om contractonderzoek uit te voeren. Daarover hebben de bobo’s nog niet nagedacht.

Advertentie