de mening

Het 4-1-4-1-systeem voor het academisch jaar

De indeling van het academisch jaar is een voortdurende bron van discussie, net als de beste speelwijze van een voetbalelftal. Michiel van de Kasteelen, hoofd International Office van de Rebofaculteit, is een groot voorstander van het 4-1-4-1 systeem; althans voor de academische jaarindeling, want van voetbal heeft hij geen verstand.

"Toen ik in 1992 begon als beleidsmedewerker internationalisering bij Rechten, kende deze universiteit een 5-blokken-indeling: uniek in de wereld en dus bijzonder lastig voor uitwisselingsprogramma's. Een paar jaar later wisselden we de blokken in voor een trimester-systeem, dat toevallig goed overeenkwam met dat van onze Japanse partner Tsukuba, maar dat verder op geen enkele universiteit werd gebruikt. Bij de invoering van de bama ging de UU naar semesters om die vervolgens onder te verdelen in vier blokken. Wederom lopen we daardoor niet synchroon met een groot deel van de wereld. Met name blok 2 is voor de uitwisseling van studenten een bottleneck, want het loopt van november tot begin februari, dus over de kerstvakantie heen.

Wij hebben in Nederland een relatief lang academisch jaar, lopend van begin september tot medio juli. Dat betekent voor onze docenten een behoorlijke belasting en weinig flexibiliteit. Daarnaast heeft de UU grote ambities op het terrein van de internationale uitwisseling van studenten, terwijl we ook streven naar docentenuitwisseling. Die docenten willen dat zelf ook wel, maar meestal niet voor lange aaneengesloten periodes.

Willen we al onze ambities verwezenlijken, dan zullen we onze jaarindeling opnieuw, en nu goed, moeten aanpakken. Als ik vanuit het 'nulpunt' redeneer (en voor zo'm stukje als dit mag dat), dan ben ik voor twee reguliere onderwijsperioden van elk vier maanden, september - december (autumn) en februari - mei (spring). De maanden januari (winter) en juni (summer) kunnen dan worden ingezet voor flexibele, intensieve, internationale vakken, deels van onze eigen docenten, deels van docenten op uitwisselingsbasis.

Omdat een dergelijk rooster ook aan veel buitenlandse universiteiten gangbaar is, zou het de uitwisseling van studenten erg vergemakkelijken, terwijl docenten van de januari- en junimaand gebruik kunnen maken voor teaching staff mobility. We zouden de vakken dan meteen (ik haal nu echt alles overhoop) kunnen indelen in grote (12 ECTS) en kleine (6 ECTS), waarbij studenten in autumn en spring twee grote of vier kleine vakken doen (24 ECTS) en in winter en summer elk ŽŽn klein maar intensief vak van 6 ECTS. Er zitten namelijk grote didactische voordelen aan korte intensieve vakken naast langere, meer extensieve vakken.

Alles overziend lijkt een 4-1-4-1 systeem dus voor alle betrokkenen winst op te leveren. Waarom zouden we dan eigenlijk niet gaan nadenken over de invoering ervan?

Wilt u reageren op dit artikel? Surf naar ons forum op www.ublad.uu/forum/