De overheden wisten wat goed was voor de student

Als je gaat studeren in Utrecht, wil je er natuurlijkook graag wonen. Behalve bij het commerciële circuit kun jedan ook aankloppen bij de Stichting Sociale Huisvesting, diestudentenkamers aanbiedt. Na inschrijving en een aantal maandenwachten kom je dan in aanmerking voor een kamer in éénvan de studentencomplexen. Het IBB was het eerste complex dat inUtrecht gebouwd werd.

Tot de jaren vijftig bestond er nog geen tekort aanstudentenkamers. Wie tot het groepje van financieel enintellectueel uitverkorenen behoorde dat aan een universiteit konbeginnen, had vrijwel altijd de gelegenheid een kamer bij eenfamilielid of hospita te betrekken. Daar werd een beschermdeomgeving geboden waarin de student verzorgd en soms vertroeteldwerd. "De thee is klaar, meneer."

Na de Tweede Wereldoorlog werd de situatie echter anders. Erheerste een algemene woningnood waardoor de beschikbare woningenovervol raakten en er nog maar weinig plek was voor studenten.Doordat een studietoelage was ingesteld die het méérmensen mogelijk maakte om te studeren, ontstond er ernstigekamernood. Soms woonden studenten zelfs met drie of vier mensen opéén kamer.

Om deze toestand het hoofd te bieden werd in 1956 in Utrecht,evenals in andere universiteitssteden, een stichting ten behoevevan studentenhuisvesting opgericht, de SSH. Aanvankelijk trad zijuitsluitend op als bemiddelaar tussen huiseigenaren en huurders,maar al snel begon de stichting ook zelf panden aan te kopen. Dekamernood onder studenten bleek echter zo hoog dat zelfs op diemanier niet in de behoefte kon worden voorzien. Er werd daarom in1958 besloten een nieuwbouwcomplex voor studenten neer te zetten.Het duurde nog twee jaar vóórdat die plannen werdenuitgevoerd. De grond die de stichting hiervoor had aangekocht aande Rubenslaan - Ina Boudier Bakkerlaan was gunstig gelegen tussenstadscentrum en het nieuwe universiteitscentrum De Uithof.

In tegenstelling tot veel andere landen had Nederland nog nietzo veel ervaring met dit soort projecten. In de VS en in Engelandbestond al een lange traditie van collectief wonen bij deuniversiteit op een zogeheten Campus, waar de student leefde inintellectuele afzondering om zich te wijden aan studie enpersoonlijke ontplooiing. Dat was althans het idee. In Nederlandwoonden studenten weliswaar in de buurt van hun universiteit, maarniet als afzonderlijke gemeenschap. et de bouw van IBB kwam daarinverandering en dat maakte dan ook de nodige kritiek los. In delokale politiek sprak men over het gevaar van 'studentengetto's',die strakke teugels ontbeerden.

Wie nu IBB bezoekt vindt het er misschien nogal slordig enongeïnspireerd uit zien. Toch waren het duidelijkgeformuleerde idealen die aan het ontwerp ten grondslag lagen. Deoverheid vond dat een student maar weinig ruimte nodig had. Eenkamer van twaalf vierkante meter voldeed ruimschoots, want daarinpasten een boekenkast, een bureau en een bed. Wat kon een studentop zijn kamer nog meer doen dan studeren of slapen? Voor de vrijetijd waren er immers sociëteit, studievereniging of sportclub.Wel werd er in zogenoemde 'knutselruimtes' voorzien. Veel privacywerd de student niet gegunt. De meeste eenheden op IBB bestaan uitveertien kamers met twee gezamenlijke badkamers, twee toiletten eneen gemeenschappelijke ruimte. Voor de getrouwde student waren erenkele appartementen bedacht.

Verder werd de student niet geacht te koken; voor de warme hapwas er een mensa of een goedkoop restaurant - zoals het indertijdbefaamde Neude-restaurant. Op de ontwerptekeningen van IBB wordende gemeenschappelijke ruimtes dan ook aangeduid als'ontbijtkeukens'. tot slot moesten grote complexen een'trefcentrum' hebben zodat bewoners de gelegenheid hadden elkaar en'bezoekende professoren' te ontmoeten. Op niveau discussiërenhoorde immers bij de academische vorming, zo was de gedachte. Onderde hoogbouw werd daartoe een uitgebreid vergader-, ontmoetings- enrecreatiecentrum ingericht. Er was een café met leestafel enbiljart, een TV-kamer, doka en muziekruimte en zelfs een ruimtevoor voorstellingen. Een echtpaar pachtte het centrum en voerde hetbeheer.

Overheid en ontwerpers wisten blijkbaar wat goed was voor destudent en de SSH deed daar nog een schepje bovenop met een aantalgedragsregels voor de huurder. Bijvoorbeeld artikel 11:'Luidruchtige feesten en bijeenkomsten mogen in het gehuurde nietworden gehouden', of artikel 12: 'Bezoek van personen behorende totde andere sexe is tussen 0.30 uur en 10.00 uur 's ochtendsverboden.' Ook werd een echtgenote van een Utrechtse hoogleraar alsadviserend lid bij de SSH betrokken want 'In verband met de zichbij de bouw en inrichting van studentenhuizen voordoende problemenacht het Dagelijks Bestuur het vrouwelijke element in het bestuurvan de Stichting een waardevolle factor.' Het moeten spannendetijden zijn geweest.

Anarchie

Maar de bewoners lieten zich eenvoudigweg niet in het keurslijfdwingen. Het waren de late jaren zestig en begin jaren zeventig; destudenten wisten zelf wel wat goed voor hen was. Vastberadensleepten ze hun tweedehands fornuizen de trappen op en bouwden zede ontbijtkeuken om tot echte keukens waar nasi, pilaf en spaghettiwerden bereid. Met oude bankstellen, een overdaad aan bruin, paarsen oranje en met TV's werden de kale ruimtes omgetoverd inrommelige huiskamers.Gedragsregels werden collectief ontdoken engefeest werd er uitbundig. In al hun rebellie wisten studenten niethoe hard ze zich tegen de gevestigde orde moesten afzetten.

Directeur van de SSH, G. van Genugten, vertelt over die periode:"Het barstte van het ongedierte. Kakkerlakken, muizen... Studentensliepen met hun kleren aan en velen hadden op hun kamer een hond ofkat. Nu zouden ze die kamers smerig en muf vinden, maar toen wasdie leefwijze juist heel geaccepteerd."

Ook op beleidsmatig niveau begonnen studenten zich met de gangvan zaken te bemoeien. Er kwamen woonbesturen waarin bewonersvertegenwoordigd waren en op hun aandringen werden ook degedragsregels versoepeld. Het deftige trefcentrum onder de hoogbouwliep al na een jaar uit op een mislukking. 'Discussiëren opniveau' deed men blijkbaar liever elders, in de kroeg of bij elkaarop de kamer. Het trefcentrum bleef zo goed als leeg. Het beheer vanChez Bébé werd daarom overgedragen aan de bewoners zelfdie er tot de dag van vandaag bier drinken en feesten geven.

De indeling van het IBB terrein ademt voor het overigeonmiskenbaar de sfeer van de jaren zestig. De vijftienlaagbouwflats werden groepsgewijs tussen grasvelden en plantsoenengeplaatst op een relatief ruim terrein. Daarbij is de overdaad aanparkeerplaatsen opvallend. Men vermoedde destijds dat een auto alsnel tot de vaste uitrusting van iedere student zou gaanbehoren.

Catja Edens

Voor dit artikel is onder meer gebruik gemaaktvan de publicatie 'SSH Utrecht 40 jaar, 1956-1996.'