Duizend jaar Utrechtse markten in het Centraal Museum

Marktliefhebbers konden weer hun hart ophalen tijdensde vrijmarkt op Koninginnedag. Wie er nog niet genoeg van heeft kande komende maanden terecht in het Centraal Museum. Detentoonstelling Duizend jaar markten in de Domstad laat zien dathet oranjegekleurde megagebeuren in de noordelijke Utrechtsebinnenstad past in de rijke traditie van Utrecht alsmarktcentrum.

Op de Korte Lauwerstraat is de 23-jarige studentevrijetijdsmanagement Dafra van Engelen nog niet door haar koopwaarheen. Samen met zeven medebewoners van het studentenhuis op nummer15/17 verkoopt ze ook dit jaar tijdens Koninginnedag weer dingetjesvoor de deur. Dat zijn vooral kledingstukken en elk jaar levert datzon tweehonderd tot driehonderd gulden op. Dafra klinkt als eenroutinier en dat is ze dan ook. Ze komt al sinds haar twaalfde opde vrijmarkt. "Mijn tante woonde in dit huis, vandaar."

De vrijmarkt werd in juni 1982 voor de eerste keer opparticulier initiatief gehouden. Sinds 1983 vindt deze jaarmarktvoor en door gewone burgers op 30 april plaats in de noordelijkebinnenstad. De markt bewijst dat Utrecht nog altijd een bruisendmarktcentrum is. Uit vroegere tijden hebben de bloemenmarkt op deBakkersbrug en Oudegracht, de plantenmarkt op het Janskerkhof en delapjesmarkt op de Breedstraat - alle op zaterdag - overleefd. Enelke woensdag en vooral zaterdag krioelen op het Vredenburgduizenden kopers tussen kramen vol met fruit en groenten, noten,vis, vleeswaren, kaas, brood en gebak, tweedehandsboeken,muziekcassettes, videos en cds, gereedschap, fietsattributen en nogveel meer waren. Slechts weinigen van hen zullen zich realiserendat deze algemene warenmarkt pas van 1975 dateert. De oude marktwas allang verdwenen, maar kwam terug als een reactie op het in1973 geopende Winkelhart van Nederland Hoog Catharijne. VeelUtrechters bleken toch ook behoefte te hebben inkopen te doen op demanier van hun voorouders. Nog nieuwer is de boerenmarkt opVredenburg, op vrijdag, waar biologische producten te koopzijn.

Varkenmarkt

De opleving van het marktgebeuren in de binnenstad vormt hetsluitstuk van de tentoonstelling Duizend jaar markten in de Domstadin het Utrechtse Centraal Museum, die is opgezet door Jan Brugmanen Kaj van Vliet, samen met de museumconservator Stadsgeschiedenis,Renger de Bruin. Alle drie studeerden geschiedenis aan de UU. Deaanleiding voor de tentoonstelling is het boek over de geschiedenisvan de Utrechtse markten dat in 1995 verscheen, vertelt mede-auteurJan Brugman. "Het boek leende zich goed als basis voor eententoonstelling. Het dient dan ook als tentoonstellingscatalogus.Dat er meer dan vijf jaar zit tussen publicatie en tentoonstelling,heeft te maken met de lange noodzakelijke voorbereidingstijd en deingrijpende verbouwing van het Centraal Museum."

De tentoonstelling, die bestaat uit schilderijen, prenten,fotos, kaarten, manuscripten en uiteenlopende gebruiksvoorwerpen,laat zien dat Utrecht een millennium geleden al een belangrijkinternationaal marktcentrum was, waar kooplieden uit Engeland,Scandinavie en de Duitse Rijnsteden naartoe kwamen om hun waren teverhandelen op grote jaarmarkten. De scheepvaart was voor Utrecht,dat via rivieren in verbinding stond met zee, van groot belang. Detentoonstelling begint dan ook bij het Utrechtse schip, hetpronkstuk van het Centraal Museum, dat is gebouwd rond het jaar1000.

In 1122 werd de stad de trotse bezitter van stadsrechten. Laterkwam door het oprukken van Holland en de verzanding van de Vecht deklad in deze internationale handelsfunctie. Dat betekende niet datUtrecht economisch aan betekenis verloor. Utrecht kende veelnijverheid, die grotendeels voor de lokale markt produceerde, maarhet exporteerde ook leer en aardewerk. Voorts was de stad hetcentrum van het relatief welvarende Stichts-Hollandse platteland.Het aantal markten nam in deze periode toe, maar ze kregen eensteeds gespecialiseerder en regionaler karakter. Sommige Utrechtsestraatnamen herinneren nog altijd aan de fijnmazige marktstructuurvan vroeger: Ganzenmarkt, Vismarkt, Varkenmarkt, Paardenveld,Lijnmarkt.

Na 1550 werd Utrecht voorbijgestreefd door steden als Dordrechten Amsterdam. Na de zeventiende (gouden) eeuw zette verder vervalin, maar Utrecht bleef wel van betekenis als marktcentrum. Saillantaspect van jaarmarkten en kermissen is dat ze vroeger ook een soortwetenschappelijke functie hadden, vertelt Jan Brugman. "Daar warenallerlei rariteiten en nieuwigheden te zien, zoals vreemdsoortigeontdekkingen, nieuwe uitvindingen en bijzondere dieren. Pas lateris de elite zijn neus gaan ophalen voor jaarmarkt en kermis." Later(na de Eerste Wereldoorlog) is er wel de Jaarbeurs gekomen, waarsoms ook beurzen en exposities zijn op het terrein van (toegepaste)wetenschap en techniek.

In 1850 telde Utrecht nog altijd 29 markten. Wel veranderde defunctie van de markt. Er werd steeds meer verkocht van de producentaan de tussenhandel in plaats van aan de consument. In 1905 kwamdaar een nieuwe techniek bij: de veiling. Uiteindelijk is hetvooral de komst van de moderne winkel geweest die demaatschappelijke en economische betekenis van de markt heeftteruggedrongen. In de loop van de negentiende en twintigste eeuwwerd steeds meer in winkels verkocht aan de consument, eenontwikkeling die uiteindelijk is uitgemond in grote supermarkten,meubelboulevards aan de rand van de stad en de bouw vanbinnenstedelijke winkelparadijzen als Hoog Catharijne en recenterLa Vie.

Veilinghallen

Hoewel de komst van de vrijmarkt en de algemene warenmarkt enboerenmarkt op het Vredenburg de herwaardering van de binnenstadals marktcentrum weerspiegelt, vinden veel marktactiviteitenonverminderd buiten de stad plaats, zoals de vlooienmarkten in deVeemarkthallen in de Utrechtse Voorveldse polder of in de VleutenseVeilinghallen (de Zwarte Beurs in het weekeinde). Wat studente envrijmarktvrouw Dafra van Engelen betreft horen ze echter gewoonthuis in de open lucht, in de Utrechtse binnenstad. Voor dit soortfrequente, grootschalige vlooienmarkten is er, meentmedetentoonstellingssamensteller Jan Brugman, in de binnenstadechter onvoldoende ruimte. "Dat betekent namelijk mensenmassas enproblemen met parkeerplaatsen. Maar kleinschaliger markten zoudennatuurlijk leuk zijn, zoals bijvoorbeeld een vlooien- ofboekenmarkt op het Neude. Dat plein had vroeger ook een belangrijkemarktfunctie." Hij verwacht niet dat Utrecht daarin zelf hetvoortouw zal nemen, omdat de gemeente Vredenburg als het marktpleinziet. "Maar je weet natuurlijk nooit wat voor initiatief er uit debevolking opborrelt. Kijk maar naar de vrijmarkt."

Henk Boon

Duizend jaar markten in de Domstad is te zientot 1 juli in het Centraal Museum. In 1995 verscheen in deHistorische Reeks Utrecht (deel 19) Markten in Utrecht; van devroege Middeleeuwen tot nu van Jan Brugman, Hans Buiter en Kaj vanVliet. Uitgeverij Matrijs, Utrecht, ISBN 90-5345-065-3.