Naleving mensenrechten volgens hoogleraar Bas de Gaay Fortman nog ver weg: 'Die internationale afspraken blijven ergens in de lucht hangen'

Naleving mensenrechten volgens hoogleraar Bas de Gaay Fortmannog ver weg: 'Die internationale afspraken blijven ergens in delucht hangen'

De ochtendkranten zijn op de dag van het interview gevuld metbeschouwingen over Barend Biesheuvel. De oud-premier en leider vande Anti-Revolutionaire Partij is in het weekeinde ervoor overleden.De dood van Biesheuvel brengt voor Bas De Gaay Fortmanherinneringen met zich mee aan het prilste begin van zijn politiekecarriere. "Ik kom uit dat anti-revolutionaire nest. Ik kendeBiesheuvel vooral uit mijn Tweede Kamerperiode. Ik zat toen in deoppositie tegen zijn kabinet. Terugkijkend was Biesheuvel voor mijde bekwame politicus die met zijn christen-democratischegedachtegoed in de verkeerde hoek terechtkwam, vooral door depolarisering in het politieke stelsel eind jaren zestig."

De liberaal-conservatieve koers van Biesheuvel c.s. en detoenadering van de ARP tot de CHU en KVP maakte van De Gaay Fortmaneen (christen-)radicaal. Waar zijn vader, voormalig informateur enformateur en later minister van Binnenlandse Zaken, WilhelmFriedrich (Gaius) de Gaay Fortman, ervoor koos een progressiefbuitenbeentje binnen de partij te blijven, stapte zoon Bas overnaar de Politieke Partij Radikalen (PPR). De PPR stond vooratoompacifisme, milieu en economische democratisering. In 1971 kwamDe Gaay Fortman voor deze partij in de Tweede Kamer. Bij deverkiezingen van 1972 zorgde hij als mediagenieke fractieleidervoor een zetelwinst van vijf. De PPR werd daarop opgenomen in hetkabinet Den Uyl, het meest progressieve dat Nederland ooitkende.

Volgens de nieuwe Utrechtse hoogleraar is zijn publieke faam vandertig jaar geleden inmiddels vervlogen. In zijn werkkamer in hetStudie- en Informatiecentrum Mensenrechten (SIM) aan hetJanskerkhof zegt hij: "Ik moet tegenwoordig mijn naam spellen. Enook studenten weten niets van mijn verleden. Die bekendheid isweggebt. Eigenlijk komt me dat wel goed uit. Je kunt in je levenacademicus en politicus zijn. Maar allebei tegelijk, dat werktniet. Ik heb mij altijd in de eerste plaats academicus gevoeld. Diezes jaar beroepspolitiek zijn er tussendoor komen fietsen."

Grensgebied

Het wetenschappelijke werk van De Gaay Fortman heeft zich altijdafgespeeld op het grensgebied van economie en recht. Hij studeerdecum laude af aan de VU in beide disciplines, hoewel zijn vader,zelf hoogleraar rechten aan de VU, hem in eerste instantie zouhebben ontraden rechten te gaan studeren. Met een glimlach: "Dat ismijn versie van het verhaal. Mijn vader zei, in mijn herinnering:Weet wel dat ons geslacht tot nu toe alleen maar goede juristenheeft voortgebracht. Zelf heeft hij dat altijd ontkend."

De laatste jaren richt het onderzoek van De Gaay Fortman, dietevens hoogleraar is aan het Institute of Social Studies in DenHaag, zich vooral op de economische achtergronden vanbinnenstatelijke conflicten en burgeroorlogen inontwikkelingslanden. Het tweede onderzoeksthema waar zijn aandachtnaar uitgaat betreft de politieke en economische achtergronden vande schending van mensenrechten. Dit is de problematiek die denieuwe Utrechtse leerstoel van De Gaay Fortman aan de orde zalstellen.

"Die mensenrechten kregen werkelijk mijn aandacht toen iktwintig jaar geleden voor het ISS een cursus over de relatie tussenrecht en ontwikkeling had samengesteld. Ik kwam toen in aanrakingmet vertegenwoordigers van niet-gouvernementele organisaties inontwikkelingslanden. Die mensen hebben te maken met dagelijkseschendingen van de individuele en collectieve mensenrechten. Datraakte me. In het begin ging het vaak om de martelingen enverdwijningen in Latijns-Amerika. Sinds het einde van de KoudeOorlog is er meer aandacht voor de economische, sociale, enculturele rechten. Die rechten zijn wel met elkaar verbonden. Zohebben de kasteloze 'Dalits' in Zuid-India te maken met structureleachterstelling, Ze stuiten op grove wreedheden wanneer ze proberenhun economische positie te verbeteren."

De crux van de analyse die De Gaay Fortman de afgelopen jarenheeft ontwikkeld is dat het naoorlogse VN-mensenrechtenproject metzijn kantoren in New York en Geneve en zijn Universele Verklaringvan de Rechten van de Mens grote tekortkomingen kent. "Het isaangepakt als een typisch juridisch project gericht opinternationale normgeving, handhaving en afdwinging. Maar veel vandie internationale afspraken blijven ergens in de lucht hangen. OokChinezen hebben strikt formeel gezien vrijheid van meningsuiting,maar ze zitten met een overheid die censuur toepast. Andervoorbeeld: je kunt gemakkelijk zeggen dat een ieder recht heeft opgezondheid. Maar 1.2 miljard mensen op deze aarde hebben niet eenstoegang tot schoon drinkwater. Ik noem dat verschillen tussen'verklaarde' en 'verworven' rechten. De internationaal verklaarderechten betekenen in de praktijk nog te weinig. Mensenrechtenblijken gelukkig meer betekenis te hebben dan alleen hetverschaffen van juridische middelen."

De vraag doemt op of we voor een verbetering van de naleving vande mensenrechten dat hele mensenrechtencircus vanonderzoekscommissies, rapportages en conferenties niet overboordmoeten gooien. "Nee", meent De Gaay Fortman. "We hebben geenalternatief. Bovendien bieden de internationale verdragenstrategische perspectieven die nog onvoldoende zijn benut. Wemoeten die verklaarde rechten beschouwen als het beginstadium vanveranderingsprocessen. Alleen al het feit dat die normen ergensinternationaal zijn vastgelegd kan mensen in landen waar het rechtonvoldoende bescherming biedt ertoe brengen tegenmachten te vormen.Vrouwen kunnen bijvoorbeeld een collectieve kracht vormen tegengeweld en verkrachting, ook binnen het huwelijk. Die internationalemorele code geeft zo'n actie legitimiteit en kracht. Op dezelfdemanier kan informele politieke machtsvorming plaatsvinden in landendie geen democratie kennen. Niet-gouvernementele organisatieskunnen dan een belangrijke emanciperende rol opeisen."

Inzicht

Een belemmerende factor bij deze hoopgevende vergezichten isvolgens De Gaay Fortman dat in de mondialisering van de economie degedachte van een rechtvaardige internationale economische ordesteeds minder voeding krijgt. Volgens de nieuwe Utrechtsehoogleraar is vooral de expanderende Amerikaanse filosofie vanindividuele autonomie daar debet aan. "In de Verenigde Statenheerst een cultuur van ieder voor zich. De idee dat de samenlevingverantwoordelijk is voor een minimum welstand voor iedereen is daareen volstrekt vreemde gedachte."

In de woorden van De Gaay Fortman klinkt af en toe de echo vande PPR-fractieleider van drie decennia geleden. "Het verschil isdat ik toen heel erg gefocust was op mentaliteitsverandering. DePPR was een mentaliteitspartij. Het individu moest veranderen. Nukijk ik veel meer naar structuren. Wat moet er met de politieke ofde economische orde gebeuren om een rechtvaardiger systeem tekrijgen?

"Met mijn nieuwe leerstoel wil ik in de eerste plaats inzichtbieden. Dat is de taak van wetenschap. En dat is wat ik leuk vindom te doen. Ik heb ook totaal niet de aandrang om weer op politiekvlak actief te worden. Dat neemt niet weg dat ik wel genteresseerdben in het bereiken van diegenen die iets met dat inzicht moetendoen. Samen met een collega Berma Klein Goldewijk heb ik daartoehet Centre for Dignity and Rights (CEDAR) opgericht: eeninternationaal forum voor economische, sociale en culturelerechten. Daarin proberen we onder meer het bedrijfsleven te bewegenbij hun acties niet alleen te letten op de productie en de winst,maar ook op de gevolgen voor de leefomstandigheden van armemensen."

De Gaay Fortman denkt in het als conservatief bekend staandeUtrecht de ideale basis te hebben gevonden voor zijn onderzoek enonderwijs. "Mijn oudste dochter heeft hier Spaans gestudeerd. Alsouder en als collega vond ik altijd dat ze in Utrecht plechtighedenals afstuderen en promotie in het Academiegebouw heel stijlvolaanpakten. Maar het mooiste aan Utrecht is dat het een bredeuniversitas is met de diepgang van de aloude academie. Ik vind hetfantastisch om mensen te ontmoeten met een totaal andereleeropdracht, maar waarbij ik de academische instelling herken. Hetonderzoek van het SIM is ook bij uitstek multidisciplinair vanopzet, absoluut niet juridisistisch. Ik voel me dan ook helemaal opmijn plek."

Xander Bronkhorst