De maan is dichterbij dan de wereldvrede

Grote vraagstukken als de vergrijzing en de klimaatsverandering kunnen wetenschappers niet zelf oplossen. Ze moeten samenwerken met bedrijven, overheden en burgers, schrijft het Rathenau Instituut.

Waarom kan Amerika een man naar de maan sturen, maar niet de armoede in een achterbuurt oplossen, vroeg econoom Richard Nelson zich in de jaren zeventig af. Dat is nog steeds een goede vraag, vinden onderzoekers van het Rathenau Instituut.

Nelsons antwoord was dat de reis naar de maan een relatief eenvoudige onderneming was: de overheid was de enige opdrachtgever en het doel was duidelijk. Wie daarentegen armoede in achterstandswijken wil bestrijden, krijgt te maken met een kluwen van belangen en problemen die lastig te ontwarren is. Wat in de ene wijk werkt, heeft bovendien niet altijd succes in de andere wijk.

Er zijn nog veel meer ‘grote uitdagingen’, zoals duurzaamheid, vergrijzing en sociale cohesie. Of zoals ze in Europees verband worden genoemd: grand challenges. In  het rapport ‘Kenniscoproductie voor de grote maatschappelijke vraagstukken’ analyseert het Rathenau Instituut Nederlandse casussen uit het klimaatonderzoek, de gezondheidszorg, de waterschappen, de landbouw en de sociale sector. “In Nederland is er steeds minder ruimte voor onderzoek naar grote maatschappelijke vraagstukken”, aldus het Rathenau Instituut, dat hier graag verandering in wil brengen.

Eenvoudig is dat niet, want deze problemen vergen een ander soort ‘kennisproductie’. Om bijvoorbeeld voedsel duurzamer te maken moet je niet alleen met boeren praten, maar ook met groothandels, supermarkten en consumenten. Het gaat immers om “nieuwe technologische mogelijkheden, om het opnieuw organiseren van de markt en om het stimuleren van gedragsveranderingen”, aldus de rapporteurs.

Omdat er bij zulke maatschappelijke uitdagingen allerlei belangen spelen, moet iemand boven de partijen staan. Dat zou de overheid moeten zijn, meent het Rathenau Instituut. Die moet ervoor zorgen dat onderzoeksthema’s met een publiek belang niet ondergesneeuwd raken.

Wie aan ‘kenniscoproductie’ doet, moet enkele valkuilen ontwijken. Zorg bijvoorbeeld dat de deelnemers in evaluaties worden afgerekend op de voortgang van het hele project, en niet alleen op het binnenhalen van hun eigen punten. Bovendien zouden de afgevaardigden van deelnemende organisaties gezag moeten hebben in eigen kring. “Zij kunnen de resultaten met meer gewicht vertalen naar hun eigen organisaties en naar de rest van het veld.”

En werk eerst aan oplossingen op kleine schaal. “Voor maatschappelijke vraagstukken zijn de oplossingen vaak slechts lokaal toepasbaar en moeilijk te vertalen naar andere contexten. Denk daarom aan oplossingen in de wijk, in de gemeente, op het werk, in samenwerking met onderzoekers van lokale universiteiten, hogescholen en wetenschappelijke instituten.”

De rapporteurs stippen het nauwelijks aan, maar dit is meteen de schaduwzijde van kenniscoproductie: wetenschappers die lokaal samenwerken, staan niet in de schijnwerpers. Hoe belangrijk het werk ook is, ze komen niet snel in de internationale tijdschriften terecht.

Donderdag 30 mei houdt het Rathenau Instituut een discussiemiddag over het onderwerp, waarop het rapport wordt gepresenteerd.

Advertentie