Een aangespoelde vinvis onderzoeken doe je zo

De overleden dwergvinvis werd gevonden op de boeg van een schip in de Rotterdamse havens. Foto: Steve Geelhoed

Zo nu en dan spoelt er een walvis aan in Nederland. Dan wordt de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht ingeschakeld om het dier te onderzoeken. Zaterdag 7 november was het weer raak.

“’s Ochtends werd ik gebeld met het nieuws dat er een walvis was gevonden op de boeg van een schip in de haven van Rotterdam”, vertelt Lonneke IJsseldijk van Diergeneeskunde. “Dat is bijzonder, omdat het niet heel vaak voorkomt dat er een walvis wordt gevonden.” Dwergvinvissen kunnen 11 meter lang worden, maar dit exemplaar was maar 5 meter lang. Hierdoor kon het dier nog net vervoerd worden en hoefden de onderzoekers niet naar Rotterdam. Terwijl IJsseldijk haar team optrommelde, werd de vinvis naar Utrecht gebracht.

IJsseldijk probeert dode walvissen zo snel mogelijk te onderzoeken. Daarom werd het dier gelijk naar Utrecht vervoerd. “Hoe verser het dier is, hoe meer we kunnen onderzoeken. Door rottingsbacteriën kun je minder goed zien welke veranderingen er voor of na de dood hebben plaatsgevonden”, legt Lonneke uit.

Tijdens het onderzoek, dat geleid werd door IJsseldijk, werd er eerst gekeken naar de precieze soort en het geslacht van het dier en hoe lang geleden deze overleed. “Vervolgens maakten we foto’s, werden er metingen genomen en toen kon het snijden beginnen. Deze dwergvinvis was een jong vrouwtje van 910 kilo. Ze overleed hoogstwaarschijnlijk door de aanvaring met het schip.”

Het schip waarop ze werd gevonden kwam uit Engeland en voer in minder dan één dag naar Nederland. “Ze zal ergens halverwege onderschept zijn en was dus niet langer dan een dag dood”, aldus Lonneke. Dit type vinvis komt voor in diepere delen van de Noordzee en voor de kust van Engeland, maar niet aan de Nederlandse kust. Het is niet bekend hoeveel dwergvinvissen er precies in de Noordzee zwemmen.

Lonneke onderzoekt voornamelijk kleinere walvisachtigen zoals bruinvissen. Daarvan stranden er honderden per jaar. Zo’n 40 tot 60 keer per jaar wordt er een bruinvis naar de faculteit Diergeneeskunde gebracht. “Bruinvissen onderzoeken we alleen als ze nog vers zijn. Wanneer we een bruinvis of andere walvisachtige onderzoeken, gaan we altijd op zoek naar de doodsoorzaak. Een natuurlijke dood komt bijvoorbeeld door ziekte, een onnatuurlijke dood komt voor wanneer het dier als bijvangst in een visnet beland, of net als de dwergvinvis wordt aangevaren."

Ook wordt er aanvullend onderzoek gedaan op de bruinvissen. “Laatst hebben we bijvoorbeeld in samenwerking met onderzoeksinstituut Imares Wageningen UR het verschil in dieet tussen bruinvissen in de Ooster- en Westerschelde en de kustzones onderzocht. Hier komen andere vissoorten voor dan in de kustzones van de Noordzee, wat ons meer kan leren over de verspreiding van bruinvissen in deze gebieden en de aanwezige voedselbronnen hier. Ook leert het ons meer over hoe goed het leefmilieu in deze gebieden is."

De maag en darmen van de dwergvinvis liggen nu in de vriezer bij de faculteit Diergeneeskunde. “Hier gaan we samen met Imares nog aanvullend onderzoek op doen. We gaan kijken naar de verschillende prooisoorten in de maag en of er microplastic inzit. We hebben gezien dat deze vinvis aan de magere kant was, dus we zijn erg benieuwd of ze de dagen voor haar dood nog heeft gegeten.” De borstvinnen, de schedel en andere delen van het skelet zijn naar Naturalis gegaan. De restanten van het dier worden vernietigd.

Advertentie