Glazen plafond dunner aan universiteit

Volgens de statistieken is het voor een vrouw over het algemeen moeilijker om carrière te maken dan voor een man. Dat geldt ook in de academische wereld: hoe hoger op de ladder, hoe minder vrouwen. Maar het verschil wordt steeds kleiner, aldus de driejaarlijkse monitor vrouwelijke hoogleraren.

Naar verhouding werken de meeste vrouwelijke hoogleraren aan de Radboud Universiteit Nijmegen (20,6 procent). Leiden en Groningen volgen op de voet met beide 19,2 procent. Maastricht (18,7 procent) en Utrecht (18,2 procent) komen daarna.

Aan de Technische Universiteit Eindhoven is slechts 5,7 procent van alle hoogleraren vrouw. Maar dat zijn er bijna vijf keer zoveel als in 2003, toen de teller bleef steken op 1,5 procent. Ook de TU Delft kreeg drie keer zoveel vrouwelijke hoogleraren (9,1 procent) en in Twente is hun aandeel meer dan verdubbeld.

Zijn vrouwen eenmaal universitair hoofddocent in Delft, dan maken ze net zoveel kans als mannen om hoogleraar te worden. Van de andere universiteiten komen alleen Groningen en Eindhoven daar dichtbij.

Uit de monitor blijkt ook dat vrouwen vaker dan mannen in deeltijd werken. Van de vrouwelijke universitair docenten werkt bijna de helft in deeltijd, terwijl dat onder mannen iets meer dan een kwart is. Ook onder de universitair hoofddocenten is het verschil flink: 38 procent van de vrouwen werkt in deeltijd tegen 21 procent van de mannen. Onder hoogleraren is het verschil een stuk kleiner: 35 procent van de vrouwen tegen 31 procent van de mannen bezet de leerstoel in deeltijd.

In Europa hebben alleen België, Luxemburg en Cyprus naar verhouding minder vrouwelijke hoogleraren dan Nederland. Er zijn maar een paar landen die er bovenuit steken, zoals Roemenië, waar 36 procent van de hoogleraren vrouw is. In verreweg de meeste landen blijft het percentage steken op zo'n vijftien à 25 procent.

Advertentie