Inspectie: 19 diploma’s onterecht uitgereikt

Nog eens negentien hbo-studenten kregen onterecht hun diploma. Dat blijkt uit aanvullend onderzoek bij vier hbo-opleidingen die de Onderwijsinspectie vorig jaar als “zorgelijk” bestempelde.

Vandaag is het langverwachte rapport verschenen over twijfelachtige afstudeerroutes in het hbo. In de nasleep van de affaire-Inholland, waar 86 diploma’s ten onrechte werden uitgereikt, deed de Onderwijsinspectie bij vier andere hbo-opleidingen onderzoek.

De uitkomst is voor de ene hogeschool gunstiger dan voor de andere. De Inspectie richtte haar zoeklicht op journalistiek van de Hogeschool Windesheim, werktuigbouwkunde van de Hogeschool Arnhem en Nijmegen, drie communicatie- en mediaopleidingen van de Hanzehogeschool Groningen en communicatie van de Hogeschool Leiden.

Hogeschool Leiden
Die laatste hogeschool komt er het best vanaf. Daar was niet veel mis. Studenten zouden er middels een “alternatief toetstraject” in korte tijd wel erg veel studiepunten hebben behaald. De uitvoering liet te wensen over – toetsen werden ingekort, sommige klassen kregen dezelfde toets op een ander moment – maar met het eindniveau van de opleiding bleek niets mis. De inspectie keek naar 36 afstudeerdossiers en slechts één ervan was eigenlijk onvoldoende, terwijl de andere scripties door de NVAO juist hoger werden beoordeeld dan door de opleiding.

Hogeschool Windesheim
Anders is dat bij de opleiding journalistiek van de Hogeschool Windesheim. Ten minste één student kreeg er via een alternatieve afstudeerroute ten onrechte een diploma. Over twee anderen heeft de NVAO “forse twijfels”.

Tussen 2005 en 2011 maakten in totaal 34 studenten gebruik van de route, maar 25 dossiers waren al vernietigd. De visitatiecommissie onderzocht daarom de eindwerken van slechts negen studenten. Acht van hen toonden te weinig reflectie op hbo-niveau, aldus de inspectie.

Bij de gewone, zesjaarlijkse accreditatie bleken nog eens elf afstudeerwerken van reguliere studenten ondermaats. De opleiding moet een herstelplan indienen bij accreditatieorganisatie NVAO. Als dat voldoende vertrouwen wekt, krijgt de opleiding één jaar de tijd om orde op zaken te stellen. Zo niet, dan moet ze haar deuren sluiten.

Hanzehogeschool Groningen
Bij het instituut voor communicatie & media van de Hanzehogeschool in Groningen studeerden maar liefst 53 studenten via een alternatief traject af. Zes studenten hadden geen diploma mogen krijgen. Twaalf dossiers konden niet worden beoordeeld, omdat ze niet compleet waren.

Volgens de NVAO waren de examinatoren niet voldoende geschoold om de beoordelingen te kunnen uitvoeren, hadden de studenten beter moeten worden begeleid en laat de verslaglegging van de beoordelingen te wensen over.

De Hanzehogeschool heeft inmiddels maatregelen genomen en twee van de drie opleidingen zijn onlangs opnieuw geaccrediteerd. “Dat geeft vertrouwen in de kwaliteit van het onderwijs en de examinering van deze opleiding”, schrijft de inspectie. In september zal de voortgang met docenten en de examencommissie besproken worden, waarna het onderzoek vermoedelijk kan worden gesloten.

Hogeschool Arnhem en Nijmegen
Bij werktuigbouwkunde van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen ging het niet om een speciaal traject, maar om de hele opleiding. Dertig willekeurige eindwerkstukken werden onderzocht, waarvan er volgens de NVAO vijf niet van hbo-bachelorniveau waren. Onder meer de probleemstelling werd niet goed uitgewerkt en het werktuigbouwkundig gehalte was gering.

Toch hebben de vijf studenten niet onterecht hun diploma gekregen, stelt het NVAO-panel na gesprekken met de begeleiders. Studenten konden een onvoldoende voor het schriftelijke onderdeel van het afstudeerwerk compenseren met een voldoende voor het mondelinge deel. Die uitleg was “plausibel”, al heeft het panel “moeite” met deze compensatiemogelijkheid. De hogeschool heeft intussen besloten dat afstuderen met een onvoldoende voor het schriftelijk deel van de afstudeeropdracht niet meer kan.

Ter controle werden in juli nog eens 31 afstudeerwerken onderzocht. Die waren op één na allemaal voldoende. De opleiding kreeg daarom opnieuw accreditatie. Om te controleren of alle verbeteringen zijn doorgevoerd wordt over twee jaar het afstudeerniveau opnieuw onderzocht.

De inspectie meldt verder in het rapport dat zeven andere opleidingen, die in april 2011 “voor verbetering vatbaar” werden genoemd, niet door het ijs zijn gezakt. Zij moesten formaliteiten op orde brengen, maatregelen nemen en daarover verantwoording afleggen. De inspectie stelt vast dat de wet er inmiddels wordt nageleefd en de examencommissies naar behoren functioneren.

De inspectie is in het algemeen optimistisch over de toekomst. “Gebleken is ook dat bestuurders, leidinggevenden en medewerkers volledige verantwoordelijkheid nemen voor de geconstateerde problemen en met succes aan verbetering werken. Alles wijst er op dat de betrokken opleidingen per saldo aan kracht en kwaliteit zullen winnen.”

Wel ontwaart ze een “toenemende voorzichtigheid” bij instellingen om buiten de gebaande paden te treden. Ze vindt dat begrijpelijk, maar ze betreurt dat dit soms ten koste gaat van vernieuwing en innovatie. “De inspectie is warm voorstander van nieuwe ontwikkelingen, op voorwaarde dat aan de waarborgen voor kwaliteit voldoende aandacht wordt besteed.”

 

Advertentie