Kosten-batenanalyse hoger onderwijs: kunststudent heeft minste rendement

Hoe lang duurt het eigenlijk voordat de overheid haar investeringen in onderwijs en hoger onderwijs terugverdient? Al snel een jaar of acht, denkt de Algemene Rekenkamer, maar vaak langer.

Na acht jaar heeft een mannelijke jurist meer belasting betaald dan zijn onderwijs de overheid heeft gekost. Vrouwen verdienen gemiddeld iets minder, dus zij doen er een jaar langer over om dat moment te bereiken. Hun eigen kosten (collegegeld enzovoorts) hebben de mannen er al binnen vier jaar uit, terwijl vrouwen er vijf jaar over doen.

De Rekenkamer bestaat tweehonderd jaar en hield onder scholieren een wedstrijd: wat zou de Rekenkamer eens moeten uitzoeken? Het winnende voorstel ging over de opbrengst van onderwijs. Op de website staat nu een tool waarmee mensen de kosten en opbrengst van verschillende opleidingen kunnen zien.

Hierin is nog niet verwerkt dat de basisbeurs gaat verdwijnen. De publieke uitgaven zullen niet veranderen, maar de private kosten gaan naar verwachting wel duizenden euro’s omhoog.

De overheid betaalt zo’n 73.000 euro om iemand naar een wo-diploma te leiden. De route tot een hbo-diploma is iets goedkoper: zo’n 66.000 euro. Dat is inclusief basis- en voortgezet onderwijs. Het gaat dan om juridische of economische studies. Technische opleidingen zijn duurder, net als opleidingen in de gezondheidszorg. Deze kosten vergelijkt de Rekenkamer met de gemiddelde salarissen en de bijbehorende belastinginkomsten.

Het verschil tussen mannen en vrouwen blijft opvallend. Een mannelijke hbo-econoom heeft negen jaar nodig om aan de Staat meer belasting te betalen dan hij heeft gekost, terwijl hun vrouwelijke medestudenten pas na twaalf jaar zover zijn. Voor de voormalige studenten zelf ligt het iets dichter bij elkaar: mannen zijn na vijf jaar uit de kosten, vrouwen na zes jaar.

Onder hbo-kunstenaars - toch al niet erg rendabel - is het sekseverschil nog groter. Pas 26 jaar na het voltooien van zijn opleiding heeft een mannelijke kunstenaar zoveel belasting betaald dat de kosten voor zijn onderwijs zijn terugverdiend. Bij vrouwen duurt het langer dan 35 jaar.

Hierbij neemt de Rekenkamer ook de indirecte kosten mee. Wie studeert, betaalt nog geen belasting en levert dus aanvankelijk niet zoveel op. Studenten krijgen bovendien een paar jaar lang geen salaris, of hooguit het salaris van een bijbaantje. Ook zij lopen welbeschouwd inkomsten mis. Het gaat natuurlijk om gemiddelden, gebaseerd op gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Het is geen gewoon onderzoek van de Rekenkamer, onderstreept president Saskia Stuiveling in een brief aan de Tweede Kamer. “In dit onderzoek trekken we dan ook geen conclusies en doen we geen aanbevelingen aan bewindspersonen.”

De timing is wel treffend. De Tweede Kamer debatteerde vandaag over het leenstelsel, waarover regeringspartijen VVD en PvdA overeenstemming hebben bereikt met D66 en GroenLinks. Daarin verwezen vooral oppositieleden naar het onderzoek: de staat is volgens hen toch al snel uit de kosten, het is nergens voor nodig om op de basisbeurs te bezuinigen.

Advertentie