Geen plek meer bij instrumentmakerij voor vier engineers

Ontsteltenis en wantrouwen bij ontslagbedreigde bètamedewerkers

Werkplaats instrumentmakerij
Werkplaats instrumentmakerij in Caroline Bleekergebouw. Foto DUB

Het betreft vier engineers die zich bezighouden met het ontwerpen en aanpassen van apparaten die bètawetenschappers nodig hebben voor hun onderzoek. Zij hebben onder meer specifieke kennis op het gebied van mechanica, elektronica en ict. De vier maken deel uit van een subafdeling van de Instrumentmakerij waar zes mensen werken. Die wordt nu gereorganiseerd.

Vanuit de groep komen boze geluiden. Medewerkers, die liever niet met hun naam in de media verschijnen, zeggen compleet overvallen te zijn door het besluit. Zij vrezen dat het faculteitsbestuur heeft gezocht naar een manier om “lastige” en “kritische” medewerkers kwijt te raken. 

Volgens faculteitsdirecteur Klaas Druijf is daar geen sprake van. Uit zorgvuldig onderzoek blijkt dat er minder werk is voor de afdeling, stelt hij. Om die reden wordt nu gekozen voor een andere werkwijze.

Frustratie
De engineers beklaagden zich in het najaar van 2020 in een brief aan de faculteitsraad en het faculteitsbestuur zelf over de situatie in de instrumentenmakerij. Zij hebben nu het idee dat die stap zich tegen hen keert.

In de brief die ook was ondertekend door een groot aantal andere medewerkers van de Instrumentmakerij werd uiting gegeven aan een jarenlange frustratie over het gebrek aan een leidinggevende die in staat was om een visie te ontwikkelen en om op hoog niveau te communiceren met hoogleraren en experts. 

Omdat bovendien de formatie slonk doordat openvallende functies niet altijd werden ingevuld, vroegen de engineers zich af of er mogelijk sprake was van een “sluipende reorganisatie”.

Harde noten gekraakt
Mede naar aanleiding van de brief nam faculteitsdirecteur Klaas Druijf vorig jaar een organisatiebureau in de arm om de situatie in de instrumentmakerij onder de loep te nemen. In totaal zijn achttien medewerkers werkzaam bij de afdeling Instrumentatie. Behalve de engineers zijn dat bijvoorbeeld medewerkers die zich bezighouden met het maken van glaswerk en het onderhoud van apparaten.

Het onderzoeksbureau kraakte enkele harde noten, onder meer over de soms weinig professionele werkwijze binnen de afdeling en over de onderlinge spanningen. Toch waren de engineering-medewerkers blij met het onderzoeksrapport. 

Zo vermeldde het onderzoeksbureau expliciet dat de instrumentenmakerij bestaansrecht had en dat de aanwezige technische kennis “een waardevol uitgangspunt” was voor de toekomst van de instrumentenmakerij. De verwachting was dat er nu eindelijk werk gemaakt zou worden met het aanstellen van een kundige en verbindende leidinggevende om de problemen op te lossen.

Onverwachte klap
Dat het faculteitsbestuur na nog een aanvullend onderzoek door een interim-manager tot de conclusie kwam dat de engineering-poot juist gereorganiseerd moet worden en dat er voor vier engineers geen werk meer is, kwam daarom als een onverwachte klap.

De medewerkers kunnen die uitkomst niet rijmen met het eerdere onderzoeksrapport. “We hebben nu vooral het gevoel dat we gestraft worden voor onze kritische opstelling.”

In een nota voor de faculteitsraad staat uitgelegd waarom het faculteitsbestuur tot zijn beslissing is gekomen. Wetenschappers zouden hun benodigde apparatuur steeds vaker kopen op de commerciële markt. Bovendien zouden onderzoeksgroepen meer en meer hun onderzoeksmiddelen zelf ontwikkelen. Dat de engineers minder werk hebben, zou ook blijken uit berekeningen van het aantal uur dat zij aan projecten werken.

De faculteit ziet bij haar onderzoekers vooral behoefte aan beter advies bij de vraag waar en hoe ze het best hun onderzoeksapparatuur kunnen laten ontwikkelen en onderhouden. Voor die ‘regisseursfunctie’ volstaat 2 fte, meent het faculteitsbestuur. Voor vier engineers is geen plaats meer.

Hekelen van berekeningen
De betrokken medewerkers beweren dat het aantal opdrachten in de afgelopen jaren constant is gebleven. Ze hekelen ook de berekeningen in het reorganisatievoorstel die moeten aantonen dat er in de afgelopen jaren relatief weinig declarabele uren zijn gemaakt. Zo zou er bijvoorbeeld  geen rekening zijn gehouden met zaken als langdurige afwezigheid vanwege verlof of ziekte.

De medewerkers vrezen dat er sprake is van een sterfhuisconstructie waarvan uiteindelijk individuele onderzoekers de dupe worden. Die zullen volgens hen op kosten worden gejaagd en minder service krijgen.

Meerwaarde van direct contact
Volgens hoogleraar Katalyse en Materialen voor Duurzame Energie Petra de Jongh is de teken- en ontwerpexpertise van de engineers essentieel voor bèta-onderzoekers. De apparatuur die haar onderzoeksgroep nodig heeft, is volgens haar in veel gevallen niet commercieel verkrijgbaar.

“Als wetenschapper doe je dingen die nog nooit eerder zijn gedaan. Daar heb je vaak iets voor nodig dat nog niet bestaat en dus ook niet te koop is. Of – wat heel veel voorkomt – je wilt een apparaat of opstelling iets bijzonders laten doen dat niet tot de standaardfuncties behoort. Dat laten we dan vaak ontwerpen en maken door de instrumentmakerij. 

“Daarbij heeft het directe contact met de mensen daar grote meerwaarde. Voor ons als onderzoekers is het heel prettig als er snel een oplossing gevonden kan worden voor een probleem.”

De Jongh zegt zich dan ook grote zorgen te maken over de ontwikkelingen bij de instrumentenmakerij. Tegelijkertijd wil ze geen uitspraken doen over de noodzaak van aanpassingen in de organisatie van de afdeling. 

“Dat je als instelling kijkt of zaken efficiënter of beter kunnen, spreekt voor zich. Voor ons als onderzoekers is het in ieder geval van het allergrootste belang dat de unieke expertise van de ontwerpers en tekenaars behouden blijft binnen de faculteit, en dat die ook gemakkelijk toegankelijk blijft.”

Harde realiteit
Faculteitsdirecteur Klaas Druijf denkt De Jongh gerust te kunnen stellen. “We blijven onze onderzoekers zo goed en effectief mogelijk ondersteunen. In het reorganisatieplan is voor iedereen na te lezen op welke manier we dat met de instrumentenmakerij blijven doen. Daar liggen zorgvuldige overwegingen aan ten grondslag, gebaseerd op uitgebreid onderzoek.”

Druijf  benadrukt dat de reorganisatie een deel van de medewerkers van de instrumentenmakerij betreft. Dat hij de hele instrumentenmakerij liever kwijt dan rijk is, daar klopt volgens hem niets van. 

“We hebben de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in nieuwe apparatuur voor de afdeling en er is een nieuw afdelingshoofd. We zien zeker toekomst voor de instrumentmakerij. Alleen niet op de wijze waarop de afdeling nu georganiseerd is. 

Druijf stelt dat het organisatiebureau de technische expertise vooral waardeerde waar het gaat om ‘basale opdrachten’. Het bureau adviseerde daarnaast om de vraag van klanten beter in beeld te brengen en om de capaciteit van de instrumentenmakerij daarop af te stemmen. Dat is vorig jaar met behulp van een klankbordgroep met onderzoekers en andere klanten vanuit de gehele faculteit gebeurd. 

“Naar mijn mening is dat een heel zorgvuldig proces geweest en is daar een weloverwogen beslissing uitgerold. We zijn tot de conclusie gekomen dat er voor een deel van de werkzaamheden van de groep engineers, met name als het gaat om hoogwaardige ict- en elektronica-oplossingen, steeds minder werk komt. Ik begrijp dat onze boodschap hard aankomt bij de betrokken medewerkers, maar het is helaas wel de realiteit.”

Het wantrouwen van de betrokken medewerkers ten opzichte van het bestuur,  is volgens hem onterecht. Ondanks de bevindingen van het onderzoeksbureau, vindt Druijf ook niet dat er de afgelopen jaren incapabele managers aan het roer van de afdeling zijn geplaatst. “Dat waren steeds mensen die hun sporen al verdiend hadden en die nu op posities zitten met nog veel grotere verantwoordelijkheden.”

Positief advies
Het faculteitsbestuur heeft de faculteitsraad inmiddels weten te overtuigen van het nut en de noodzaak van de reorganisatie. Twee weken geleden gaf de raad een positief advies voor het wijzigen van de organisatie van de afdeling. Tot teleurstelling van de engineers moesten zij voorafgaand aan het besluit zelf contact zoeken met raadsleden om hun zorgen te uiten.

De faculteitsraad vroeg het faculteitsbestuur wel om tot het uiterste te gaan om de betrokken medewerkers te helpen en te overwegen om verder te gaan dan waarin het Sociaal Beleidskader bij reorganisaties volgens de cao in voorziet. 

Daarnaast vindt de faculteitsraad dat individuele onderzoekers die duurder uit zijn als ze niet meer bij de instrumentenmakerij terechtkunnen financieel gecompenseerd moet worden.

Directeur Klaas Druijf zegt beide voorstellen ter harte te nemen. Wat de individuele medewerkers precies nodig hebben en willen wordt meegenomen bij het uitvoeringsplan voor de reorganisatie. Daarop heeft de faculteitsraad instemmingsrecht.

Of veel onderzoekers door de nieuwe werkwijze op heel hoge kosten worden gejaagd, betwijfelt hij. “Maar ook dat is zeker iets dat we zullen evalueren.”

Advertentie