'Overvolle bussen illustreren dat De Uithof een plek is waar je snel weer weg wilt gaan'

Het Utrecht Science Park mist beleving. Dat constateerde de bekende Mecanoo-architect en UU-eredoctor Francine Houben in een door het aan de UU verbonden onderzoeksinstituut Urban Futures Studio georganiseerde bijeenkomst. Peter Pelzer was erbij en schreef een verslag.

“Al die bussen geven je het gevoel: hier moet ik vooral niet verblijven. Ze schreeuwen: wegwezen.” De kersverse eredoctor Francine Houben dient haar observaties over het Utrecht Science Park fris van de lever op. Eerder sprak ze al met DUB over de inrichting van de campus, maar ze is in deze sessie wat uitgesprokener omdat ze de omgeving met een bezoekje vereerd heeft.

Samen met ongeveer 30 studenten, wetenschappers en beleidsmakers bezoekt ze op 26 april de Internationale Architectuur Biënnale in Rotterdam. De bijeenkomst is georganiseerd door de Urban Futures Studio, het nieuwe instituut aan de Faculteit Geowetenschappen dat onderzoek onder leiding van Faculteitshoogleraar Maarten Hajer onderzoek doet naar de toekomst van steden.

“Wat mist op het Utrecht Science Park is empathie”

Vandaag wordt de toekomst van de leeromgeving verkend. De casuïstiek:  Utrecht Science Park ofwel De Uithof. Francine Houben werkt als oprichter en eigenaar van Mecanoo architecten over de hele wereld aan prestigieuze projecten, zoals de renovatie van de bibliotheek in New York. Toch stond ze er op per OV-fiets De Uithof te verkennen voorafgaand aan het bezoek aan de IABR. “Wat ik mis in De Uithof, maar eigenlijk in de ruimtelijke ordening in het algemeen, is beleving en empathie”, vertelt Houben. “We gaan nog te veel uit van technocratie en logica, terwijl in het masterplan centraal zou moeten staan dat mensen elkaar ontmoeten.”

Dit landschap heeft enorme potentie, maar het moet veel zichtbaarder

Het Utrecht Science Park moet kortom meer als publiek domein gaan fungeren. Op dit moment zijn gebouwen bijvoorbeeld te gesloten naar hun omgeving, ‘nors’ in plaats van uitnodigend. “Er is te veel verstopt”, aldus Houben. Dat geldt voor de gebouwen, waarvan je niet weet wat er binnen gebeurt, maar ook voor het oorspronkelijk landschap. Houben vervolgt: “Dit landschap heeft enorme potentie, maar het moet veel zichtbaarder. Die Botanische Tuinen kunnen bijvoorbeeld als identiteitsdrager worden ingezet”.

Een observatie die later uit een van de korte breakout-sessies naar voren komt is dat de verbinding met de binnenstad veel sterker kan. De snelweg en afstand tot de binnenstad zijn een barrière, waardoor het Utrecht Science Park losstaat van de rest van de stad. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Delft en Wageningen, waar de campus en stad echt met elkaar verbonden zijn.

De stroom fietsers en de overvolle bussen van lijn 12 illustreren dat De Uithof vooral een plek is waar men na aankomst vooral ook weer weg wil gaan. De wandelgangen tussen lokalen en gebouwen zijn op het eerste gezicht een manier om van A naar B te komen. Dit is volgens Houben te beperkt gedacht: “Wandelgangen zijn belangrijker dan klaslokalen. In de wandelgangen gebeurt het, daar ontstaat innovatie! Daar ontmoet men elkaar!”

Wandelgangen zijn belangrijker dan klaslokalen

Maar gebruikers van de campus hebben natuurlijk niet altijd behoefte aan sociale interactie en levendigheid. Soms heb je behoefte aan concentratie, dan weer aan overleg en een volgende keer weer aan ontspanning.  “Creëer dus”, aldus Houben, “een diversiteit aan ruimten op de campus: nissen, flexplekken, concentratieplekken enzovoort”. Maatwerk in plaats van one size fits all. Dat geldt ook voor het universitaire meubilair: “Waarom zie ik op elke campus exact hetzelfde meubilair, zonder dat het aansluit bij de identiteit van de plek of de exacte functie van de ruimte?”

Het bonte gezelschap, variërend van decanen tot eerstejaars studenten, luistert geconcentreerd naar Houbens verhaal. Een van de toehoorders is Anton Pijpers, vicevoorzitter van het College van Bestuur en in die hoedanigheid verantwoordelijk voor Vastgoed en Campus. Hij kan zich goed vinden in de scherpe, maar vooral constructieve observaties van de eredoctor. “We moeten dingen samen gaan doen, in plaats van disconnected. Gebieden en faculteiten moeten gecombineerd worden, en de relatie met de stad moet beter. En De Uithof heeft echt een hart nodig.”

Hierbij is rust ook belangrijk. Pijpers: “Ik kom graag in de Botanische Tuinen voor ik aan het werk ga, om een uurtje of 8 à half 9. Maar waar ik me dan zo vreselijk aan erger is het geluid van die snelweg, dat verstoort echt dat rustmoment.” Het is een anekdote die onbedoeld representatief is voor de situatie van het Utrecht Science Park.

Er is een barrière tussen de binnenstad en de campus

De snelweg zorgt niet alleen voor geluidshinder, maar is ook een barrière tussen de binnenstad en de campus. Het past in de bredere kritiek op De Uithof: te modernistisch, te weinig stedelijk en afgesloten van de rest van de stad. Toch zal het hier moeten gebeuren, de enorme investeringen in gebouwen en de aangekondigde tramlijn kun je niet zomaar in een verhuisdoos stoppen en ergens anders weer uitpakken. De A27 zal niet verdwijnen, maar wordt binnenkort juist verbreed.

De verandering zal dus moeten plaatsvinden in het huidige gebied. Wat moet er dan gebeuren om van het Utrecht Science Park een levendige plek te maken, een stad misschien wel, waar mensen graag komen en waar alle mogelijke vormen van leren gestimuleerd worden? Een grote vraag, die alle betrokkenen de komende tijd samen verder moeten verkennen. Deze inspirerende ochtend heeft handvatten gegeven om deze zoektocht vorm te geven. Waar te beginnen? Eredoctor Houben doet een concrete suggestie: “Ik kom uit Limburg, daar hebben we heuvels. Dat moet je ook met al je gras doen. Als je gras niet op een heuvel aanlegt wordt het een poepveld”.

Francine Houben geeft op 13 mei van 17:30-19:00 een NEXT TALK over de Leeromgeving van de Toekomst op de Internationale Architectuur Biënnale in Rotterdam. Referent van haar lezing is Minister Jet Bussemaker. De IABR is nog te bezoeken tot 3 juli. Dank aan Liset van der Kolk voor de verslaglegging op 26 april.

 

Advertentie