UU belooft in prestatieafspraken meer diploma's en minder afvallers

Foto: Anthony Donner

Het Strategisch Plan is klaar, de prestatieafspraken van de Universiteit Utrecht liggen bij het ministerie. De komende jaren zal de universiteit de focus op vier strategische onderzoeksthema’s en de aanpak van de valorisatie verder in de praktijk uitwerken. Ook moet de UU aan de slag met de onderwijsplannen, met name gericht op vermindering van uitval.

Alle universiteiten stuurden afgelopen weekend hun prestatieafspraken naar staatssecretaris Halbe Zijlstra. Hierin geven ze aan wat hun keuzes voor de komende jaren zijn. Afspraken waar ze in 2016 op afgerekend mogen worden. “De val van het kabinet heeft daar niets aan veranderd. De prestatieafspraken zijn mede gemaakt op initiatief van de universiteiten”, legt collegevoorzitter Yvonne van Rooy uit.

De aanpak verschilt per universiteit. Sommige hebben het in de openbaarheid bediscussieerd, andere kozen voor een bespreking in beslotenheid. “Zo hebben wij ons profiel al in december vrijgegeven”, zegt Van Rooy. “Daarbij hebben we voortbouwend op de bestaande koers zelf onze eigen lijn bepaald. De invulling is gebaseerd op tal van lunchbijeenkomsten met medewerkers en studenten en intensieve brainstormsessies met de Universiteitsraad.” Het is nog onduidelijk of de invulling per universiteit sterk zal verschillen. Van Rooy denkt van wel: “Wij kiezen bijvoorbeeld voor disciplinaire bachelors en interdisciplinair onderzoek. Een thema als Life Sciences zullen alle universiteiten met een UMC als speerpunt hebben. Maar als je een laag dieper kijkt zijn er grote verschillen. Wij profileren ons op Public Health, regeneratieve geneeskunde en kankeronderzoek in relatie tot stamcelonderzoek.”

De Universiteit Utrecht koppelt de afspraken aan een nieuw Strategisch Plan dat geldt voor de jaren 2012 tot en met 2016. Het plan is een uitwerking van het profiel dat in december 2011 al het licht zag. Van Rooy: “We hebben het maken van het Strategisch Plan een jaar naar voren gehaald, zodat we het konden combineren met de prestatieafspraken. Dat scheelt voor iedereen extra werk.”

Enkele prestatieafspraken 2016
  • Van alle voltijds bachelorstudenten haalt 77 procent binnen vier jaar hun diploma (in 2010 was dat 74 procent).
  • Het aantal afvallers na één jaar blijft beperkt tot 15 procent (in 2010 was dat nog 18 procent).
  • Studenten kunnen in het eerste jaar rekenen op minimaal 12 en maximaal 18 contacturen. Van alle docenten heeft 80 procent een basis kwalificatie onderwijs (in 2010 is dat nog 60 procent).
  • In totaal 12 procent van de studenten neemt deel aan honoursonderwijs (in 2010 is dat 9 procent).
  • Universiteit investeert in vier strategische onderzoeksthema’s. 
  • Binnen elk thema zal 10 procent meer van de onderzoeksgroepen volgens het Standaard Evaluatie Protocol van de KNAW vier vijven halen.

Prestatieafspraken

De prestatieafspraken komen voort uit de aanbevelingen van de commissie Veerman. Zij zeggen dat de universiteiten zich meer moeten profileren op het vlak van onderwijs en onderzoek. Een van de aanbevelingen is om iets te doen aan de grote uitval in het hoger onderwijs.

Utrecht kiest - zoals bekend - inhoudelijk voor vier strategische onderzoeksthema’s. Verder zijn er concrete maatregelen om het studiesucces te verbeteren. Een reviewcommissie, ingesteld door het ministerie, moet kijken of de Utrechtse plannen haalbaar zijn en tegelijkertijd voldoende ambitieus. Aan de prestatieafspraken is een extra budget gekoppeld. Een deel van het geld wordt als voorwaardelijke financiering toegekend als een universiteit het groene licht krijgt voor de prestatieafspraken. Een ander deel wordt in competitie verdeeld. De mate waarin de UU de doelstellingen in 2016 gehaald heeft, bepaalt of de universiteit dan een bonus krijgt.

“Het is nu nog onduidelijk welke criteria daarvoor gelden”, zegt Van Rooy. “Voor ons is het belangrijk dat wij met deze plannen aan de slag kunnen. In het hoofdlijnenakkoord is namelijk ook afgesproken dat de wet aangepast moet worden om bijvoorbeeld hoger collegegeld te mogen vragen voor honours colleges, dat we mogen selecteren aan de poort en dat scholieren zich niet meer tot augustus mogen inschrijven voor een opleiding.”

De universiteit investeert zelf vijftien miljoen om het Strategisch Plan te realiseren: drie miljoen voor het onderwijsmodel BaMa 3.0, de rest gaat naar onderzoek.

Onderzoek

Paar onderzoeksspeerpunten
  • Leerstoelenbeleid in lijn met strategische thema’s.
  • Internationaal toptalentenprogramma rond strategische thema’s.
  • Kraamkamers voor vernieuwend wetenschappelijk onderzoek.
  • Meer strategische allianties met organisaties in binnen- en buitenland.

Vier onderzoeksthema’s staan centraal in het Strategisch Plan: Life Sciences, Duurzaamheid, Instituties en Jeugd & Identiteit. Deze thema’s sluiten aan bij maatschappelijke vragen en zijn grensverleggend door hun interdisciplinaire aanpak, zegt Van Rooy. “Je ziet vaak dat op de grenzen van de disciplines de grootste wetenschappelijke doorbraken zijn. Zo hebben we hoge verwachting van de samenwerking met de Technische Universiteit Eindhoven en het UMC Utrecht omdat de combinatie Life Sciences en technologie veel vooruitgang in het medisch onderzoek mogelijk maakt. Maar die relevantie blijkt ook uit het recente rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie naar het gezondheidsgedrag van schoolgaande jongeren bijvoorbeeld. Dit Nederlandse onderzoek werd geleid door Wilma Vollenbergh van de Utrechtse universiteit."

De investeringen in onderzoek zullen zich in de breedte richten op de vier strategische thema’s. Er is minder geld voor onderzoek buiten deze thema’s. In het plan staat als voorbeeld dat bij het vertrek van een hoogleraar gekeken wordt in hoeverre de opvolging binnen de strategische thema’s past. Toch zitten de afspraken “niet in beton gegoten. Er kan zich ook nieuw belangrijk onderzoek buiten de vier thema’s ontwikkelen en daar moet je ook ruimte aan bieden; daar is nadrukkelijk aandacht voor in het nieuwe Strategisch Plan.”

Onderwijs

Paar onderwijsspeerpunten
  • Alle hoogleraren geven onderwijs.
  • Meer aandacht voor de arbeidsmarkt.
  • Snelle kennismaking met actueel onderzoek en integriteit.
  • Studenten besteden ten minste 35 uur aan zelfstudie.
  • Meer honourscolleges voor betere student met hoger collegegeld.
  • Onderzoeksmasters aan strategische thema’s.
  • Minimale instroom voor opleiding en cursus van 20 studenten.
  • Aandacht voor digitaal toetsen.

Utrecht kiest niet voor brede, maar voor disciplinaire bacheloropleidingen met veel keuzevakken -het flexibele eerste jaar- om tijdig overstappen mogelijk te maken. Daarbij stelt de universiteit eisen aan zowel de student als de docent. Zo wil de universiteit met alle studenten een matching of selectiegesprek voeren, een minimum (12) en maximum (18) aan contacturen afspreken, meer honours colleges realiseren en bij alle opleidingen kleinschalig onderwijs invoeren. Dit gaat veel extra werk opleveren. Dat is dan ook een zorg van de Universiteitsraad, zo bleek recent bij de bespreking van het plan. Voorzitter Fred Toppen: “De mensen op de werkvloer moeten het werk doen. De werkdruk is al hoog, zeker op plekken waar er mensen uit moeten of uit zijn gegaan. We willen dat de werkdruk binnen faculteiten goed in de gaten wordt gehouden.”

Van Rooy erkent dat punt. “Ik kan me voorstellen dat docenten denken dat het allemaal heel veel wordt. We moeten meer doen met minder geld. Maar er staan in het plan ook maatregelen die de werkdruk verminderen: door die matching- of selectiegesprekken krijg je wel de betere, gemotiveerde student binnen. Nu moet je vaak colleges geven aan onvoorbereide studenten of aan studenten die lage cijfers bij tentamens halen. Dat werkt frustrerend. Door de selectie kun je veel winnen. De instroom wordt wellicht minder, maar omdat vooral de uitval minder wordt, zal het aantal diploma’s min of meer gelijk blijven. Het werk aan de poort wordt meer, maar na de poort minder en plezieriger.”

Bij verschillende raden is ook de vraag gesteld in hoeverre docenten de druk voelen om streefcijfers te halen. Zouden docenten een student die een 5 verdient, misschien toch een 6 geven. Van Rooy verwerpt deze suggestie met klem. “Dat past niet bij de Universiteit Utrecht.”

Toeschietelijker is ze als het gaat over de zorg die de studenten in de U-raad hebben over het punt van het hogere collegegeld voor honours colleges. “Een extra fee levert natuurlijk het gevaar op dat goede studenten het financieel niet aankunnen om naar het honours college te gaan.” Van Rooy denkt dat het meevalt. “Deze studenten zijn meestal sneller klaar met de studie en hebben goede perspectieven op de arbeidsmarkt. Een dergelijke opleiding is een investering voor de toekomst. Maar we willen kijken of we in onoverkomelijke gevallen een tegemoetkoming kunnen geven.”

Paar speerpunten valorisatie
  • Valorisatie komt aan bod in beoordelingsgesprekken.
  • Strategische thema’s zoeken allianties met private en publieke organisaties.
  • Minstens 5 procent studenten volgt ondernemerschapcursussen.
  • Facultaire dienstverlening aan onderzoekers bij aanvragen.
  • Handhaven postinitieel onderwijs.

Valorisatie

De universiteit wil haar bijdrage aan de maatschappij zichtbaar maken. Dat kan op verschillende manieren. Zoals postinitieel onderwijs, uitwisseling met scholen, deelname aan culturele en wetenschappelijke programma’s in de regio, deelname aan kennisnetwerken, het stimuleren van studentenondernemingen en onderzoek in opdracht van bedrijfsleven of maatschappelijke organisaties. Op het Utrecht Science Park vestigen zich andere kennisinstellingen, zoals het RIVM of Danone. Open science heet dat. In samenwerking met het UMC Utrecht en de Hogeschool Utrecht is er een Valorisatieprogramma gestart.

Ondersteuning

Toponderwijs en -onderzoek vraagt ook om een goede ondersteuning. Daar wil de universiteit voor zorgen. Onder meer door aandacht voor beter leiderschap binnen de organisatie. Er komt niet minder ondersteuning, maar een meer doelmatiger. En de studenten moeten tevreden zijn over de ondersteuning die ze krijgen. Een belangrijk doel is om de universiteit in zijn beheer meer duurzaam te maken. Dat kan door middel van het in- en aankoopbeleid, door te zorgen voor goede bereikbaarheid met het openbaar vervoer en door het huisvestingsprogramma energie- en milieuvriendelijker te maken.

Advertentie