Wetenschap heeft een onwankelbaar imago

Nederlanders hebben een rotsvast vertrouwen in de wetenschap, meer dan in welk ander instituut dan ook. “Van de elektriciteit die uit het stopcontact komt tot de behandeling van hun tante, mensen zien de wetenschap als bron van positieve dingen.”

De wetenschap staat op eenzame hoogte, ver boven andere instituten als de vakbonden en de media, blijkt uit een enquête van het Rathenau Instituut. Grote bedrijven worden het meest gewantrouwd, en ook de regering en de Tweede Kamer kunnen op achterdocht rekenen. Het is dezelfde rangorde als die uit een eerder onderzoek, drie jaar geleden.

“Mensen zien de wetenschap als bron van positieve dingen”, verklaart Jos de Jonge van het Rathenau Instituut dat onwankelbare imago. “Van de elektriciteit die uit het stopcontact komt tot de behandeling van hun tante: mensen erkennen dat het allemaal begon met wetenschap. Ze verwachten dat de wetenschap het leven niet alleen langer maakt, maar ook gelukkiger.”

Meepraten met de wetenschap
Meer dan de helft van de ondervraagden vindt het dan ook prima als de wetenschap zijn eigen koers vaart. Iets meer dan veertig procent vindt echter dat ‘het brede publiek’ moet meebeslissen over de onderwerpen waar wetenschappers zich op storten.

Het kabinet vindt ook dat burgers meer moeten meepraten en lanceerde dit voorjaar de Nationale Wetenschapsagenda. Iedere Nederlander kon daarvoor vragen insturen. Uiteindelijk resulteren al die vragen in zwaartepunten voor het wetenschappelijk onderzoek van de komende tien jaar. “De wetenschap is eigenlijk het laatste bolwerk dat gedemocratiseerd wordt”, zegt De Jonge. “Het is een domein waar bijna alleen nog vanuit de wetenschap zelf wordt gestuurd.”

Overigens hoeft maar vijftien procent van de ondervraagden zelf invloed uit te oefenen. “De meeste van hen vinden het een goed plan als burgers meedenken, maar hoeven dat niet noodzakelijkerwijs zelf te doen.”

Geld verdelen
En wat zou er gebeuren als burgers de touwtjes in handen krijgen? Het Rathenau vroeg respondenten hoe ze honderd miljoen euro zouden verdelen. De helft gaat naar vragen als ‘hoe ontstaat reuma’ en ‘wat zijn de oorzaken van dementie’, de andere helft wordt in twee gelijke stukken verdeeld over natuur & techniek en sociale wetenschappen & humaniora.

Dat laatste was voor De Jonge een verrassing. “Onze voorspellingen liepen uiteen van ‘helemaal niets’ tot een procent of tien voor de sociale- en geesteswetenschappen. Maar dat ligt echt anders. Of we allemaal werk kunnen vinden, de gevolgen van immigratie: dat zijn thema’s die de bevolking wel degelijk bezig houden.”

Geen wonderen  
Mensen zijn dus bereid veel geld neer te leggen voor het oplossen van sociale problemen, maar ze verwachten geen wonderen. Waar een derde denkt dat de wetenschap ooit een oplossing gaat vinden voor luchtvervuiling, zegt bijna niemand hetzelfde over inkomensongelijkheid of hoge werkloosheid.

“Ik heb daar geen empirisch onderzoek naar gedaan, maar er zit wel een zekere logica in”, zegt De Jonge. “Jij en ik kunnen geen oplossing gaan zoeken voor dementie. Daar moet je specialist voor zijn, dus laten we het over aan wetenschappers. Als we het over inkomensongelijkheid hebben dan kunnen wetenschappers daar wel iets over zeggen, maar ik denk dat iedereen zich realiseert dat allerlei krachten daar invloed op hebben.”

De resultaten die het Rathenau maandag presenteert komen uit een groter rapport dat later dit jaar uitkomt. Vanwege de start van het nieuwe collegejaar en bijeenkomsten van de Nationale Wetenschapsagenda de komende maanden is een deel alvast gepubliceerd. 

Advertentie