Het wetenschappelijke niveau van afscheidscolleges

Afgelopen week hield professor Bas de Gaay Fortman zijn afscheidscollege aan deze universiteit. Zou iemand het wetenschappelijk niveau van zijn rede vooraf hebben beoordeeld?

Daar is alle reden toe, want in het interview dat Erik Hardeman van hem mocht afnemen, laat hij zich ontvallen dat hij het onderwerp van zijn afscheidscollege – de falende internationale bescherming van minderheden – heeft uitgekozen, omdat hij er nog nooit over heeft gepubliceerd. Dat doet mij aan een ander afscheidscollege denken. Telkens als ik het hoofd van De Gaay Fortman zie, moet ik aan professor Van der Horst denken. Op Bloomsday van het jaar 2006 sprak die zijn afscheidsrede uit. Daar was een rel aan voorafgegaan. In de oorspronkelijke tekst had Van der Horst met talloze voorbeelden laten zien dat de Middeleeuwse mythe van het Joods kannibalisme niet alleen door de Nazi’s is gecultiveerd, maar in meerdere Islamitische landen wordt gepropageerd. Hij moest deze passages schrappen, omdat ze ‘beneden wetenschappelijk peil’ zouden zijn. Curieus: een beroemde Amsterdamse wiskundige hield zijn afscheidscollege over vogelkijken in Indonesië, Karel van ’t Reve beschreef hoe een collega proximus zijn secretaresse datumstempels liet zetten op de aangekochte wijnvoorraad, een Groninger hoogleraar hield geen college, maar liet zich interviewen. Heeft geen haan naar gekraaid. Waarom was dat bij professor Van der Horst anders?

In een opiniestuk in Trouw gaf professor Heertje een andere verklaring. De bestuurders van deze universiteit vreesden een begeerde Imamopleiding aan hun neus voorbij te zien gaan en zouden bang zijn voor hun hachie, wat ook de conclusie was van het hoofdredactioneel commentaar van NRC-Handelsblad. Van der Horst werd op het matje geroepen door de rector. Daar trof hij ook ‘consigliere’ De Gaay Fortman aan, die in deze rol op televisie met verve de ingreep verdedigde, alsof het uitoefenen van censuur een fundamenteel mensenrecht betrof, en de universiteit het slachtoffer en Van der Horst de dader was.

De Gaay Fortman is nu weg, maar de donkere wolk voor het zonnetje van Sol Iustitiae Illustra Nos hangt er nog steeds. Op Wikipedia valt te lezen dat de Universiteit Utrecht samen met de Universiteit van Leeds de twijfelachtige eer te beurt valt te boek te staan als een universiteit waar een geleerde het vrijuit spreken over de islamisering van het antisemitisme werd belet.

Ik zal vast niet de enige docent zijn geweest die uit de hele wereld mailtjes heeft ontvangen met de vraag wat er met ons aan de hand was. Weinig leden van de universitaire gemeenschap hebben geageerd of geprotesteerd (De arabist Hans Jansen was een uitzondering. Er waren er ook die de ingreep verdedigden. Wel was er een debat over academische vrijheid, waarvan de conclusie luidde dat die alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden mag worden beknot. Stel dat er nog een universitaire senaat zou bestaan. Zou die ook dit oordeel hebben geveld? Ik hoop het maar. Tenminste één briefschrijver (professor Hans Wijnberg in NRC-Handelsblad van 27 juli 2006) zag in de kwestie aanleiding om te pleiten voor herinvoering van de senaat. Ik ben het met hem eens, al kun je je afvragen of er nog wel zoiets bestaat als een universitaire gemeenschap.

In de roman Elizabeth Costello laat Coetzee zijn hoofdpersoon een ongepaste vergelijking trekken tussen het doden van dieren voor het eten van vlees en de vernietigingskampen van de Nazi’s. De gebeurtenissen rond de lezing van Van der Horst roepen ook een ongepaste vergelijking op. Tot op de dag van vandaag herdenken wij de lezing die Cleveringa hield aan de Universiteit Leiden ter verdediging van zijn Joodse collega Meijers. Naar aanleiding van de jaarlijkse viering van die rede heeft de Leidse filosoof Oudemans opgemerkt: ‘Dankzij welke apathie kunnen wij leven met een onbemerkte schizofrenie tussen een gelijkgeschakeld miljoenenbedrijf, bureaucratisch en hiërarchisch georganiseerd, en de quasi-religiositeit van een viering en een herdenking van het vrije woord?’

De druk die op Van der Horst is uitgeoefend en de apathie die daarop volgde, lijken Oudemans gelijk te geven. Zou iemand het in zijn hoofd halen om de Cleveringa-lezing af te wijzen, omdat die niet wetenschappelijk genoeg is? Toepassing van dat criterium zou een categorie-fout zijn, want dat was helemaal geen wetenschappelijke voordracht. Net zo waren de gewraakte passages uit de rede van Van der Horst vooral een uiting van morele verontwaardiging over het virulente antisemitisme dat ook in Nederland wordt gedoogd. Het criterium van wetenschappelijkheid werd dus oneigenlijk gebruikt als machtsmiddel. En dat in een tijd waarin we Joodse gezinnen (en heus niet alleen Chassidische) moeten afraden om bij aankomst in Amsterdam van Schiphol op het Centraal Station een taxi te nemen.

Laten we dat gegeven eens plaatsen naast uitspraken van De Gaay Fortman uit het interview met Erik Hardeman. Ik heb het dan niet over zijn pedanterieën over het ‘mensenrechtencircus van de VN’ of zijn gebruik van het woord ‘linking’ voor het businessclass heen en weer vliegen naar warme landen. Noch over het in mallotig Engels reclame maken voor zijn eigen boek. Laat ik me beperken tot deze bewering: ‘het minderhedenprobleem is eigenlijk een meerderheidsprobleem, want meerderheden misbruiken hun macht om minderheden te onderdrukken. Je moet dus niet alleen individuen beschermen, maar ook collectiviteiten.’

Wat gebeurde er toen de kleinst mogelijke collectiviteit, het individu Van der Horst, opkwam voor de Joodse minderheid? De Gaay Fortman verdedigde het misbruik van macht; hij verdedigde het inperken van de vrijheid van meningsuiting. Maar dat is natuurlijk ook een mensenrecht dat je in zijn juiste context moet bekijken.

Advertentie