Overheid of bedrijfsleven adviseren; zoek de verschillen

Of je als onderzoeker nu het bedrijfsleven of de overheid adviseert; het maakt weinig meer uit. Volgens hoogleraar Martin van den Berg is het risico van belangenverstrengeling bij beide even groot.

Recent vroeg een Nederlands weekblad mij voor een interview over belangenverstrengeling van onderzoekers op mijn vakgebied. Aanleiding was een onderzoek van het Europese Parlement naar de European Food Safety Authority (EFSA).

Dit Europees adviescollege is in zwaar weer terecht gekomen, omdat door belangenverstrengeling de integriteit en onafhankelijkheid van commissieleden ter discussie staat. Een goed moment van zelfreflectie, gezien mijn eigen activiteiten bij de Gezondheidsraad en Wereld Gezondheidsorganisatie waarbij ik inmiddels de nodige ervaring heb opgedaan over de – terechte - controle op belangenverstrengeling.

Als het om belangenverstrengeling gaat ligt de focus meestal op de relatie van de ‘onafhankelijke’ onderzoeker met het bedrijfsleven en niet de overheid. Een mijns inziens al geruime tijd achterhaald idee. Persoonlijk zou ik de overheid inmiddels net zo’n sterke - economisch georiënteerde – lobbykracht willen toekennen als het bedrijfsleven.

Ik denk dat de burger veelal denkt dat het handelen van de overheid uitsluitend in het belang van de burger is. Als het echter gaat om bescherming van de volksgezondheid en het milieu is dat een achterhaald principe. Duidelijk is dat het in stand houden van banken en bedrijven – lees aandeelhouders – al jaren de hoogste politieke prioriteit heeft gekregen.

Adviseer je als universitair onderzoeker het bedrijfsleven, dan weet je van tevoren dat het om winstbejag en behagen van de aandeelhouders gaat. Niks mis mee als je je dat van te voren realiseert, je wetenschappelijke integriteit vasthoudt en gewoon het geld nodig hebt. Het niet filantropische bedrijfsleven is hier meestal open over, al giet het er soms een sausje van duurzaamheid en milieuvriendelijkheid over om de ‘onafhankelijke’ academische gemoedsrust te sussen.

Hoe je het wendt of keert, beide partijen weten waar het omdraait. Daarnaast kan je je geweten altijd sussen met het idee dat de universitaire bestuurslaag deze valorisatie volop aanmoedigt. Zowel jouw baan als de universitaire overhead profiteert er volop van mee.

Een helder proces, maar hoe gaat het met advisering aan de overheid? Universiteiten kunnen hun maatschappelijke betrokkenheid hier duidelijk mee etaleren. Nooit weg, als een groot deel van de natie denkt dat plagiaat en fraude daar meer uitzondering dan regelmaat is. Bovendien telt maatschappelijke betrokkenheid ook steeds zwaarder in de obligate periodieke evaluaties.

Is die zelfde overheid echter nog wel de objectieve afnemer van onze wetenschappelijk adviezen? Daar ben ik behoorlijk kritisch over. Misschien moet de overheid tegenwoordig ook vergeleken worden met een – weliswaar bijna failliet - bedrijf, met een management – lees politici – dat zich meestal laten beïnvloeden door de waan van de dag.

Een onafhankelijk wetenschappelijk advies aan dit ‘bedrijf’, dat geen geld bespaart of opbrengt, is al snel prullenmandvulling. Kortom een onafhankelijk wetenschappelijk advies of voorstel aan de overheid staat tegenwoordig eigenlijk gelijk aan een advies aan een ‘gewoon’ bedrijf. Er wordt alleen slechter voor betaald. Ik ben daarom blij dat ik als wetenschapper niet hoef te werken bij een overheidsonderzoeksinstituut, waar je onafhankelijkheid meer en meer afhankelijk is van de politieke grillen en waan van de dag.

Moet je als universitair wetenschapper vanuit oogpunt van maatschappelijke dienstverlening deze overheid nog steeds ondersteunen? Geen eenvoudige vraag.

Vanuit universitair valorisatie en financieel oogpunt bij dit politieke klimaat is het waarschijnlijk ongunstig en kan je beter inzetten op het bedrijfsleven. Een onderzoekalliantie levert waarschijnlijk eerder het nodige geld op dat de universiteit door bezuinigingen moet ontberen. Daar tegenover staat dat het deelnemen aan onafhankelijke adviesorganen van de overheid nog steeds een poging waard is. Daarbij kan je blijven hopen dat tenminste een deel van de adviezen nog door een minister of staatsecretaris serieus wordt genomen.

Bij dit alles verdient het oppermachtige ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie speciale aandacht. Heb je als universitair onderzoeker een advies of voorstel in het belang van de agro-economie of toegepast – lees winstmakend - onderzoek, dan kan je voorlopig nog even terecht bij het duo Verhagen en Bleker. Maar niet als er trefwoorden zoals volksgezondheid en milieu in je voorstel voorkomen.

Hoe zit dat dus met belangenverstrengeling en risico op verlies van je wetenschappelijke onafhankelijkheid en integriteit? De overheid en het bedrijfsleven verschillen op dit punt steeds minder, beiden hebben immers een overwegend economisch oogmerk. Daarbij mogen wij de Nederlandse overheid gezien alle buitenlandse investeringen volgens mij steeds meer zien als multinational.

Kortom aantasting van je onafhankelijkheid als onderzoeker en belangenverstrengeling liggen zowel bij de overheid als het bedrijfsleven steeds dichter bij elkaar. Iets wat wij ons in onze onafhankelijk academische positie misschien wat meer bewust moeten zijn.

Advertentie