Studenten mogen aan het einde tekenen bij het kruisje

De "ceremoniële" medezeggenschap bij universiteiten moeten veranderen, schrijven studentenorganisaties LOF, VIDIUS en ASVA. Geef studenten duidelijk geformuleerde rechten.

Steeds meer universiteitsbestuurders maken misbruik van de huidige wet, de WHW, met rechten en plichten voor medezeggenschappers. Studenteninspraak is vanwege de scheve verhouding tussen student en bestuurder altijd een ingewikkelde kwestie. Maar de vaag geformuleerde wet, waardoor onduidelijk is in hoeverre studenten ook eigenlijk inspraak hebben, wordt door bestuurders met beide handen aangegrepen om extra misbruik te maken van deze scheve verhouding. 

Vorige week presenteerde Minister Bussemaker (OCW) in een brief haar visie op de stand van zaken binnen de medezeggenschap. Volgens de minister is het wettelijke kader van de medezeggenschap goed op orde en ligt het probleem vooral bij de medezeggenschapscultuur.

Volgens het LOF, de stichting die studenten in de universitaire medezeggenschap ondersteunt, en de Utrechtse en Amsterdamse studentenbonden VIDIUS en ASVA, is versterking van de juridische positie van medezeggenschap juist noodzakelijk om een cultuurverandering te kunnen volbrengen.

Twee voorbeelden
Dit werd in korte tijd duidelijk door voorbeelden aan twee grote universiteiten. Zo wil de Universiteit Utrecht masteropleidingen ‘herzien’, wat inhoudt dat masters met een instroom van minder dan twintig studenten per jaar worden afgeschaft. Hierbij is de universiteit niet geïnteresseerd in wat de studentenmedezeggenschap daarvan vindt.

Bij de Universiteit van Amsterdam maakten ze het nog bonter. Daar werd een decaan aangesteld voor een faculteit die moest ontstaan na de fusie van de bètafaculteiten van de Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit. De bestuurders leken even vergeten dat de medezeggenschap instemmingsrecht had op de mogelijke fusie. Gevolg: de decaan kwam er, de faculteit niet.

Studenten die wel het lef hebben om kritisch te zijn, worden onder druk gezet. Zowel de universiteitsraad van de Universiteit Utrecht als studentenbond VIDIUS werden kort na het verschijnen van een persbericht van VIDIUS over de gang van zaken rondom de masterherziening op het matje geroepen. De medezeggenschap werkt op deze manier dus niet.

Geen klankbordgroepje
Een universiteitsraad is er niet om af en toe geïnformeerd te worden, maar om kritisch mee te denken over de ontwikkeling van beleid en uiteindelijk wel of niet met een voorstel in te stemmen. Een universiteitsraad is geen ‘klankbordgroepje’ dat aangesteld is om eens in de zoveel tijd ja en amen te zeggen, het is een officieel orgaan, bedoeld om studenten mee te laten beslissen over het beleid op hun instelling.

Bovenstaande voorbeelden laten zien dat we bestuurders niet zomaar kunnen vertrouwen in hun bereidwilligheid de medezeggenschap bij hun plannen te betrekken en dat er misbruik wordt gemaakt van de scheve verhouding tussen bestuurder en student. Hoe komt het dat deze bestuurders vrijuit hun gang kunnen gaan?  Zou de wet er niet juist voor moeten zorgen dat studenten, ondanks deze scheve verhouding, inspraak kunnen hebben op hun eigen universiteit?

De WHW is echter dusdanig vaag, dat het voor de meeste raden een raadsel blijft waar zij in de praktijk wel of geen inspraak op hebben. Een universiteitsraad heeft bijvoorbeeld adviesrecht over ‘aangelegenheden die het voortbestaan en de goede gang van zaken binnen de universiteit betreffen’ (art 9.33a lid1a, WHW). Dat is zo’n beetje alles waarover het College van Bestuur besluiten neemt. Of juist niet?

Betrokkenheid bij alle stappen
Wanneer betreft een maatregel precies de goede gang van zaken binnen de universiteit? Veel raden worden hierdoor onzeker en wachten - bang voor slechte verhoudingen met het bestuur - liever af tot een bestuurder toezegt dat zij inspraakrecht hebben. Fijn, denken de bestuurders, dan interpreteren wij de wet in ons voordeel. Studenten mogen aan het einde tekenen bij het kruisje.

Echte inspraak, die noodzakelijk is voor een goed werkende academische gemeenschap, vereist duidelijk geformuleerde rechten. Geef studenten bijvoorbeeld instemmingsrecht op alle onderwijsinhoudelijke verandervoorstellen en adviesrecht over alle andere regelingen. Neem daarnaast expliciet in de wet op dat de medezeggenschap betrokken moet worden bij alle stappen van een nieuw plan, zodat voorkomen wordt dat een plan pas in de eindfase aan een raad kan worden voorgelegd. 

Door aan de medezeggenschap expliciete rechten toe te kennen, worden studenten in staat gesteld om daadwerkelijk inspraak te leveren. Toen ASVA in de jaren zestig tijdens de Maagdenhuisbezetting opkwam voor studenteninspraak, waren de studenten boos omdat ze met halve toezeggingen werden afgescheept. Door alle herzieningen in de wet is zelfs daarvan niets over. We lijken nu te gaan naar enkel ‘inspraak voor de vorm’, een soort ceremoniële medezeggenschap. Met duidelijkere rechten voor de medezeggenschap kunnen bestuurders niet meer domweg hun gang gaan en wordt het evenwicht tussen bestuur en inspraak weer hersteld.

Dit artikel verscheen eerder op ScienceGuide.

Advertentie