Te mooi om waar te zijn

Waarom gaan mensen als Dirk Smeesters en Diederik Stapel in de fout? Ruud Abma, docent Algemene Sociale Wetenschappen, denkt dat de wetenschap zich teveel richt op kwantiteit en te weinig op kwaliteit.

Een aantal jaren geleden bleek uit sociaalpsychologisch onderzoek dat de eerste letter van iemands voornaam significant samenhangt met iemands woonplaats: mannen met de naam Dennis wonen meer dan gemiddeld in Denver. Uit een volgend onderzoek bleek dat dit ook opgaat voor beroepen: Dennis is vooral ‘dentist’. Deze – mogelijk door een falend geheugen binnengebrachte – associatie kreeg ik bij het lezen over het wetenschappelijke wangedrag van een ‘Vlaamse hoogleraar’ aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Deze Dirk Smeesters heeft namelijk dezelfde initialen als Diederik Stapel. Dat is niet de enige overeenkomst: hij is net als Stapel een sociaalpsycholoog die zich met consumentengedrag bezighoudt, en heeft bovendien aan de Universiteit van Tilburg gewerkt. Komt allemaal door die initialen.

Nu even serieus. Smeesters heeft geen gegevens verzonnen, maar gegevens weggelaten. Dat is iets heel anders, vindt hij. Hij suggereert dat dit een praktijk is die vrij gewoon is: ‘Er is een groot grijs gebied wat je wel meldt en wat niet. Er zijn ook geen regels voor.’ Daarvan is hij nu het slachtoffer geworden: ‘Dat ik nu zo neergezet wordt, doet pijn’ en ‘Ik ben geen Stapel’. Er moeten dus betere regels komen, vindt hij. Evenzo beluister je bij autoriteiten in wetenschapsland dat wetenschappers meer doordrongen moeten raken van de eisen van integriteit. In wetenschappelijke opleidingen moet daar meer aandacht voor komen. Dat vond men aan de Universiteit van Tilburg ook, jaren geleden al. Het ethiekonderwijs werd bij de psychologen toevertrouwd aan een stijgende ster: Diederik Stapel. Die wist dus best wat er wel en niet mag. Dat garandeert klaarblijkelijk geen integriteit in het eigen wetenschappelijk handelen.

Wat maakt dat onderzoekers de grenzen van fatsoenlijke wetenschap overschrijden? Aan de basis ligt de vervanging van kwaliteit door kwantiteit. Het is niet meer de inhoud die telt, maar de score. De wetenschappelijke publicatie is een massaproduct geworden. Zij wordt geteld en in citatienetwerken opgenomen, maar niet of nauwelijks serieus bestudeerd (dat is bij de huidige massafabricage ook nog amper mogelijk). Zelfs peer reviewers komen aan het lezen van de hen voorgeschotelde kopij onvoldoende toe. Hoe konden zij anders resultaten die ‘extremely unlikely’ of ‘very implausible’ zijn (volgens de commissie-Levelt) zo massaal over het hoofd zien? Het is kennelijk een dunne scheidslijn tussen ‘mooie’ resultaten en uitkomsten die ‘te mooi’zijn om waar te zijn.

Tijdschriften, onderzoekers, universiteiten en geldschieters hebben elkaar in een dodelijke greep. Wie vooruit wil in de wetenschap moet productie maken. Hoe meer productie, hoe beter de wetenschap. Gelooft u het? Zo ja, neem dan vooral niet de kortste weg naar het scorebord. Zo nee, durf dan eens wat minder te publiceren, en mik in de eerste plaats op kwaliteit, naar de inhoudelijke normen die in uw vakgebied een lange traditie hebben en theoretisch diep geworteld zijn.

 

Advertentie