Turkije: De opkomende democratie

Nazli Konya en Baris Ine zijn twee Turkse Erasmusstudenten die momenteel in Utrecht studeren. Zij kijken van hier naar de demonstraties op het Taksimplein en zien een unieke brede beweging die de Turkse democratie vooruit kan helpen. Read here their English version.

De demonstraties die momenteel plaatsvinden in ons land zijn geen onderdeel van een secularistische opstand tegen de conservatieve regering. Het is ook geen milieubeweging die protesteert tegen de neoliberale bouwwoede die een van de weinige parken in Istanbul dreigt te vernietigen.

Het zijn niet de homoseksuelen, feministen, studenten, arbeiders, de middenstand of intellectuelen die in verzet komen tegen het beleid van de overheid. Het huidige verzet komt uit geen van deze groepen, omdat de samenstelling van een bundeling van al deze groepen is. Sterker nog: het is zelfs meer dan dat.

Tot op heden waren demonstraties in Turkije voornamelijk een aangelegenheid van gepolariseerde groepen die anderen buitensloten. De scheidingslijnen in onze samenleving zijn zo sterk dat sommige groepen voortdurend werden uitgesloten en gemarginaliseerd door de staat. Toch zijn de huidige spontane protesten er in geslaagd om uiteenlopende groepen bij elkaar te brengen in een roep om meer vrijheid. Terwijl we dit artikel schrijven, voert een verzetsgroep die zichzelf de ‘antikapitalistische moslims’ noemen een gezamenlijk vrijdaggebed uit op het Taksimplein terwijl ze door linkse activisten worden beschermd tegen provocaties. Fans van rivaliserende voetbalclubs zoals Galatasaray en Besiktas, beide bekend om hun extreem fanatieke supporters, verzetten zich schouder aan schouder tegen het politiegeweld.

Tijdens de demonstraties ontmoet je nationalistische Turken die samen met Koerden en Armenen dansen. Moslims en homoseksuelen twijfelen niet om samen op te trekken in een rebellie die allen verenigd in een uitbarsting van woede tegen het autocratische bestuur van de regerende AK-Partij.

Voor het eerst in de geschiedenis van de Turkse Republiek hebben degenen die zich niet gehoord voelen bewezen dat zij niet zo maar een marginaal verschijnsel zijn. Om te laten zien dat zij gewone burgers zijn in plaats van radicale oproerkraaiers – zoals premier Erdogan hen omschreef – gebruiken zij oude slogans van zogenaamde ‘marginale groeperingen’ op een humoristische manier. Ook gebruiken ze beschuldigingen van de premier als een middel tot creatief verzet: ‘Ik chapul iedere dag (naar het Turkse woord ‘çapulcu’ – oproerkraaier).

De meeste slogans op de muren refereren aan elementen uit de popcultuur, zoals computerspellen of TV-series. De niet-ideologische, maar verre van apolitieke inhoud laat een baanbrekende ontwikkeling zien die alleen kan worden geinterpreteerd als het begin van een nieuwe maatschappelijke beweging. Daarom is het niet langer mogelijk om mensen die hun stad terugeisen als een marginaal verschijnsel te beschouwen. Het is ironisch om te zien dat veel jonge demonstranten zichzelf als ‘apolitiek’ omschrijven, terwijl Erdogan de beweging als ‘ideologisch gemotiveerd’ bestempelt.

De volgende korte boodschap werd door een van onze ‘apolitieke’ vrienden op Facebook geplaatst, nadat de grote tv-stations documentaires over pinguins uitzonden terwijl duizenden demonstranten het excessieve politiegeweld moesten ondergaan: ‘ik betreur dat ik mijn mening over de Koerdische kwestie jarenlang heb gebaseerd op de berichtgeving van deze media’. Een andere bericht luidde: ‘voortaan zullen we naar elkaar luisteren’. Beide berichten geven blijk van een mogelijke nieuwe maatschappelijke bewustwording.

We willen geenszins negeren dat ook ideologische groeperingen of politieke partijen deelnemen aan de demonstraties, maar we wijzen wel op de diversiteit onder de demonstranten. Daarnaast zijn we er ons van bewust dat de spontane solidariteit tussen groepen die elkaar normaliter naar het leven staan, niet onmiddellijk zal leiden tot duurzame sociale harmonie en cohesie. Desondanks is er veel aanleiding om goede hoop te koesteren. De uitkomst van deze eerste stap zal een democratie zijn, waarin er meer ruimte is voor participatie en een heterogene samenleving. Wij geloven dat de onverschilligheid van de samenleving ten aanzien van afzonderlijke groepen die opkomen voor hun democratische rechten wordt vervangen door een gezamenlijke strijd voor gemeenschappelijke belangen. Een dergelijk proces dat uit de samenleving komt, is veel krachtiger en waardevoller dan welk initatief tot democratisering van hogerhand dan ook. (Vertaling Enno Maessen)

TURKEY: INSTALLING DEMOCRACY…

What is happening in Turkey right now is not a secularist insurgency against the conservative government. Neither is it an ecologist movement protesting neoliberal urban transformation projects threatening to destruct one of İstanbul’s only city parks. It is not the Kurds, or any other minority group, protesting decades long state terror and oppression. It is not homosexuals, feminists, students, workers, white-collars or intellectuals dissenting the government’s policies.

The current resistance is none of these singularities because it is all of them together, and even more.

Until today, the main focus always was on mutually exclusive and antagonistic groups in Turkey. The lines of division have been so powerful in our society, whereas certain segments have continuously been marginalized and excluded by the state. Yet, these spontaneous protests could achieve bringing diverse societal elements together under the common banner of the “demand for more freedom”. While we are writing this article, a resistance group called “Anti-capitalist Muslims” is performing a collective Friday prayer at Taksim square while being shielded by left-wing activists in order to protect them from provocative assaults. Fans of rival football clubs such as Galatasaray and Besiktas, known for their extreme fanaticism, are resisting police brutality shoulder to shoulder. One encounters nationalist Turks and Kurds or Armenians singing and dancing together in demonstrations. Religious Muslims and homosexuals do not hesitate to stand side by side in a rebellion which unites all people in their outburst of anger toward the increasingly autocratic rule of the  Justice and Development Party, without any single dominant ideology or party banner.

For the first time in the history of the Republic, marginalizing discourse  was declared null and void by the ones who feel themselves silenced. To show that they are ordinary citizens rather than radicals or marauders, as Prime Minister Erdoğan calls them, they deform the old slogans used by so-called marginal groups in a humorous way, or appropriate such accusations as a tool of creative resistance (think of the slogans “I could not find a slogan”, “I am çapulcu - marauder -”; “Everyday I’m chapulling”). Most of the slogans on the walls refer to elements of popular culture, like computer games and TV series. Their ideology-free content, far from being apolitical, reveals a groundbreaking shift in the discourse of resistance that can only be understood as the beginning of a new social movement. Therefore, it is no longer possible to dismiss the people who reclaim their city as “marginal”. It is a great irony that many of the young protesters call themselves “apolitical” while the movement is condemned by Erdoğan as “ideological”.

 The following brief message, posted on Facebook by one of our “apolitical” friends (after the mainstream TV channels had  shown documentaries on penguins while thousands of protesters were exposed to police violence ) may give the clues of a new social awakening: “I regret that we have been informed on the Kurdish issue by ‘this media’ for years.” And a comment on that message: “From now on, we will listen to each other (referring to the social media channels).

We do not want to overlook the presence of ideological groups or even political parties participating in the demonstrations, but to point out the complexity of the protesters’ social composition. Furthermore, we are aware of the fact that spontaneous solidarity emerging among conflicting parties will not immediately lead to social harmony and cohesion. Nevertheless there is much reason for hope. A more inclusive and participatory democracy in Turkey will be the outcome of these initial steps of mutual understanding. We believe that from now on, indifference of the general public towards the democratic rights claimed by excluded groups will be replaced by a collective struggle for common causes. Such a bottom-up process is both more precious and powerful than any top-down suggestion made, for example, by the EU with regard to the Turkish path to democratization.

Advertentie