Veroordelen Peter Nijkamp is onterecht

In de zaak-Nijkamp wordt alles op één hoop gegooid. Vertrouw niet op het oordeel van de zoekmachine, schrijven historici Maarten Prak en Jan Luiten van Zanden.

De schrik sloeg ons om het hart toen wij op 8 januari de Volkskrant onder ogen kregen: '60 procent publicaties VU-econoom bevat zelfplagiaat'. Het is een pijnlijk gezicht om een collega ontmaskerd te zien als 'veelpleger'. Maar nu het stof begint neer te dalen mag misschien de vraag worden gesteld of dit idee van zelfplagiaat wel een zinvolle aanvulling is op het debat over ethiek in de wetenschap.

Bij plagiaat gaat het, volgens woordenboek Van Dale, om 'het zich toe-eigenen van het geestelijk werk van anderen en het als eigen werk openbaar maken', zonder bronvermelding. De kern van plagiaat is dus dat ideeën worden gestolen. Het letterlijk overnemen van andermans zinnen is er een voorbeeld van, maar er zijn ook andere manieren. Alle aandacht concentreert zich op dat letterlijk overnemen, vermoedelijk omdat het met zoekmachines op het internet zo gemakkelijk te controleren is.

Zelfplagiaat is gezien de definitie in feite een onmogelijkheid: men kan de eigen ideeën niet 'stelen'. In de gedragscode wetenschappelijke integriteit, waarnaar het Volkskrant-artikel verwijst, komt het begrip zelfplagiaat niet voor. Artikel 1.3 van die gedragscode vereist dat '[door] correcte bronvermelding ... duidelijk [wordt] gemaakt dat er niet wordt gepronkt met andermans veren'. En artikel 1.4 zegt: 'Auteurschap wordt erkend. In het vakgebied gebruikelijke regels worden daarbij nageleefd'.

Internationaal is er wel enige aandacht voor zelfplagiaat, vooral als mogelijke schending van auteursrechten: door eigen teksten te kopiëren, zou men de auteursrechten van de eigenaar van het oorspronkelijke artikel (bijvoorbeeld een tijdschrift) schenden. Maar dit lijkt geen rol te spelen in de ophef rond hoogleraar Peter Nijkamp.

Om te begrijpen waarom wetenschappers hun eigen teksten soms opnieuw gebruiken, moet worden bedacht dat onderzoeksprojecten geregeld een looptijd van jaren hebben en dat verzamelde gegevens zich vaak lenen voor verschillende soorten analyses, die ook weer aan een verschillend publiek in uiteenlopende tijdschriften kunnen worden gepresenteerd.

Nijkamp is regionaal econoom en publiceert daarom zowel in economische als in geografische tijdschriften. Die twee doelgroepen lezen normaliter elkaars tijdschriften niet, dus dan moeten dingen opnieuw uitgelegd worden. Onvermijdelijk komen in die verschillende publicaties dus herhalingen voor: wat is de aard van het probleem, welke relevante literatuur werd eerder over het onderwerp geschreven, hoe zijn de gegevens verzameld, welke statistische bewerkingen werden toegepast?

Uit door de Volkskrant gepubliceerde gegevens over het zelfplagiaat van Nijkamp blijkt het inderdaad meestal om dit type informatie te gaan. Het is niet bepaald efficiënt en ook weinig vruchtbaar om daarvoor steeds net weer andere formuleringen te bedenken, dus maken onderzoekers het zichzelf weleens gemakkelijk door hun eigen teksten te kopiëren. Het verdient misschien niet de schoonheidsprijs, maar is het laakbaar? Intussen heeft Hans Clevers, president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, al toegegeven dat hij dat ook weleens doet.

Het zou laakbaar zijn als de herhalingen omvangrijk en systematisch zouden zijn. In dat geval hoort een auteur te vermelden dat substantiële delen van de tekst reeds elders werden gepubliceerd en naar die eerdere publicatie te verwijzen. Uit de gegevens die de Volkskrant op 8 januari op haar website publiceerde (.xlsx), blijkt dat bij Nijkamp hoegenaamd geen sprake is van omvangrijk en systematisch citeren uit eerdere eigen publicaties. Het gaat in veruit de meeste gevallen om een handvol zinnen, vaak met kleine variaties (waarbij aanhalingstekens ongepast zouden zijn omdat het geen letterlijke overname is), en zelden om substantiële elementen zoals de resultaten van het onderzoek zelf.

In een enkel geval is de beschuldiging van 'zelfplagiaat' ronduit absurd: een bedankje aan meelezers en de redacteur van blijkbaar hetzelfde tijdschrift. De zoekmachines hebben zonder aanzien van de inhoud overeenkomsten geconstateerd en op grond daarvan worden grote conclusies getrokken.

Wetenschap is een collectieve onderneming geworden, waarbij in plaats van individuele geleerden nu groepen onderzoekers gezamenlijk aan projecten werken en daarover gezamenlijk publiceren. Die ontwikkeling heeft zich in de afgelopen tientallen jaren versneld voortgezet. Daarmee is de vraag aan de orde wie precies de eigenaar is van de teksten waarin van dat onderzoek verslag wordt gedaan. In principe kan iedere auteur aanspraak maken op het geheel, maar het is inderdaad een grijs gebied. Als de overnames uit eigen werk omvangrijk en systematisch waren, zou Nijkamp in die grijze zone terechtgekomen zijn, maar alle in de Volkskrant aangedragen voorbeelden betreffen, zoals gezegd, korte tekstgedeelten.

In de zaak rondom Nijkamp worden allerlei kwesties op één hoop gegooid. Is er plagiaat gepleegd door een van zijn promovendi? Is het verstandig dat wetenschappers twee artikelen per week publiceren en lijdt de kwaliteit van dat werk niet onder de kwantiteit? Plagiaat moet worden veroordeeld; daarover zijn de regels duidelijk. Over de publicatiecultuur aan de universiteiten is intussen ook een discussie op gang gekomen, die zonder twijfel in de komende jaren tot andere accenten in de wetenschapspraktijk zal leiden. Maar van zelfplagiaat kan je iemand moeilijk beschuldigen, gewoon omdat het niet bestaat.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in de Volkskrant van 11 januari.

Advertentie