Wie betaalt de medezeggenschap?

Leden van faculteitsraden draaien vaak persoonlijk op voor de tijd die hun taken in beslag nemen. Jan Builtjes vindt dat kosten van medezeggenschap niet op de werknemer mogen worden verhaald.

De medezeggenschap binnen de UU lijkt goed geregeld via U-raad, faculteitsraden, dienstraden, onderwijscommissies en departementale medezeggenschapsorganen. De vraag dient zich echter aan wie de kosten ervan voor zijn rekening moet nemen.

De Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW) en de Wet op de ondernemingsraden (WOR) zijn heel duidelijk. De medezeggenschap binnen de universiteit heeft dezelfde status als ondernemingsraden in het bedrijfsleven en de werkgever faciliteert. Dat betekent: de werkgever betaalt. Maar hoe is dat binnen de UU geregeld?

Als faculteitsraadlid ontmoette ik de afgelopen jaren veel medezeggenschappers die niet altijd de benodigde ondersteuning kregen. Veel leidinggevenden, afdelings- en departementshoofden beschouwen medezeggenschapstaken als ‘onbelangrijk’, ‘tijdverspilling’ of ‘iets dat je erbij doet’. Raadswerk mag in hun ogen nooit ten koste van het ‘gewone’ werk gaan. De kosten van de medezeggenschap, in de vorm van ‘tijd’ en dus ook ‘geld’ komen zo ten laste van de afdeling of zelfs van de individuele medezeggenschapper.

Anno 2012 komt het ook aan de UU nog steeds voor dat het takenpakket van medewerkers geen ruimte laat voor hun werkzaamheden als gekozen medezeggenschapper en dat zij daarvoor hun eigen vrije tijd moeten opofferen. Het is niet alleen in strijd met de wet, maar is ook absoluut onwenselijk voor het goed functioneren van faculteiten en de universiteit als geheel.

Medezeggenschap is een serieuze taak. Het is een deeltijdbaan en dient daarom ook als zodanig georganiseerd te worden. Bij de U-raad is het goed geregeld, binnen faculteiten helaas (nog) niet altijd. Bij Bètawetenschappen heeft de faculteitsraad met het bestuur van de faculteit in 2011 afspraken gemaakt over de vergoeding van het raadswerk. Hierin zijn niet alleen de onkosten duidelijk geregeld, maar is ook vastgelegd dat een deel van het salaris van het raadslid aan de betreffende afdeling wordt vergoed. Van de afdeling wordt verwacht dat zij dit geld gebruiken om het werk dat niet door het raadslid gedaan kan worden door anderen uit te laten voeren.

Maar ook bij Bètawetenschappen is er op dit gebied nog veel te doen. Niet iedere betrokkene binnen de faculteit is op de hoogte van de regeling en het zal ook nog wel even duren voordat iedereen doordrongen is van het gegeven dat goede medezeggenschap tijd en geld kost en dat medezeggenschappers in staat gesteld moeten worden om het raadswerk te doen zoals het naar letter en geest van de wet bedoeld is.

Advertentie