Tijdens mijn onderzoek heb ik ideeën ontwikkeld over denken en de ontwikkeling hiervan. Vanuit deze ideeën werd de onderstaande hypothese ontwikkeld die een beschrijving geeft hoe wij ons denken ontwikkelen en wat denken is.

Dit gebeurde op grond van vragen en observaties bij volwassenen en bij de observatie van kinderen met verschillende leeftijden.

Hoe wij denken

Hoe wij denken en hoe wij praten is in onze jeugd gevormd door de invloed van onze omgeving. De voorbeelden, in de vorm van personen, die we als kind hadden bepaalden dit. We leerden woorden, de codes van de taal, waarmee we een persoon of object konden aanduiden. Maar we leerden meer. De mensen in onze omgeving leerden ons ook hoe zij omgingen met hun omgeving, met problemen, met elkaar. We hoorden hun dromen, we hoorden hun manier van communiceren. De tijd van waarden en normen trad aan. Dit was goed en dat was fout. De tijd van leren. En leren doen wij in ons hoofd. Door te herhalen. Door samen te vatten. Door de informatie in een context te plaatsen. Door het op een rijtje te zetten. En zo leert ieder mens als kind een manier van denken die bepaald wordt door de omgeving. En omdat een ieder zo denkt wordt deze manier van denken als normaal gezien. Immers normaal is de grootste groep.

De volwassenen op hun beurt hadden hun manier van denken weer geleerd van hun ouders en omgeving en als we in de geschiedenis duiken, zien we ook in de oude geschriften dezelfde manier van denken. De angsten, de teleurstellingen, de hoop, de mislukkingen en de vele vragen.

Hoort onze manier van denken bij de mens?

Onze manier van denken hoort bij de mens, is dan ook een uitspraak die meer zegt van de ontwikkeling van de mens dan over de werkelijkheid. De werkelijkheid geeft aan dat een deel van onze gedachten irreëel zijn, zonder dat we dit beseffen. Wij ervaren ze als waar en zeker. Het zijn de gedachten die bepalend zijn voor hoe wij ons voelen, de buitenwereld ervaren en hoe wij hiermee omgaan.

Maar ondanks de invloed van die omgeving speelden wijzelf steeds de centrale rol. Want de waarden en normen, wat ook gedachten zijn, namen we over of we besloten ons er tegen af te zetten. Dat deden we met besluiten. Die besluiten, die we van jongs af aan hebben genomen, maken ons mede tot die unieke identiteit, of individu. De indruk bestaat dan ook dat het de besluiten zijn waarmee een ieder mede z’n identiteit vormt.

De manier waarop je denkt wordt dus sterk beïnvloed door de omgeving waarin je opgroeide. Je zag en hoorde hoe een volwassene reageerde op tegenslag of juist een meevaller.

Bij tegenslag zag je misschien je vader of je moeder veranderen in het slachtoffer van de situatie. Als volwassene reageer je misschien op dezelfde manier. Er lijkt hier bijna geen keuze.

Bij tegenslag voel jij je als vanzelf weer het slachtoffer en dat doe je met gedachten.