UU-historica: ‘Anne Frank-onderzoek is nauwelijks serieus te nemen’

Onderzoeker Petra van den Boomgaard, fotos: Ivar Pel

De kranten stonden er afgelopen weken vol mee: het onderzoek naar de vraag wie Anne Frank en haar familie in 1944 zou hebben verraden. Een internationaal ‘coldcaseteam’ onder leiding van een oud-FBI-agent deed vijf jaar lang onderzoek naar de zaak. Het boek over dat onderzoek staat ook in Nederland hoog in de bestseller-top-60. Ook komt er een documentaire van. Conclusie van het team: de Joodse notaris Arnold van den Bergh zou de familie Frank en hun mede-onderduikers hebben verraden.

Die stelling kwam al snel onder vuur te liggen. Nederlandse historici uitten felle kritiek op het onderzoek: het bewijs is veel te mager, zeggen zij. Sterker nog, er zijn gegronde redenen om aan te nemen dat Van den Bergh de verrader niet kán zijn geweest. Inmiddels heeft de Nederlandse uitgever van het boek Het verraad van Anne Frank zelfs excuses aangeboden.

In de kritiek van de geschiedkundigen speelt het proefschrift van UU-historica Petra van den Boomgaard een rol. Van den Boomgaard deed uitgebreid onderzoek naar de zogenaamde Calmeyer-gevallen. Dit waren Joodse Nederlanders en vluchtelingen die in de oorlog probeerden om hun registratie als jood ongedaan te maken, om zo deportatie te voorkomen. Haar conclusies zijn gebundeld in het boek Voor de nazi’s geen Jood, dat in 2019 verscheen.

Frauduleuze bewijzen
Van den Boogaard vertelt dat vlak na het begin van de Duitse bezetting alle Joodse Nederlanders zich moesten laten registreren. “Maar zodra bleek welke consequenties dat had, probeerden duizenden mensen met frauduleuze bewijzen aan te tonen dat ze toch níét joods waren. Al die verzoeken werden behandeld door een bureau onder leiding van de Duitse jurist Hans Calmeyer. Uit mijn onderzoek blijkt dat zo’n drieduizend mensen op die manier de oorlog hebben overleefd.”

Notaris Van den Bergh, die nu door het coldcaseteam wordt aangewezen als ‘verrader’, was één van de mensen die zo’n Calmeyer-procedure kreeg. “Met hulp van twee advocaten uit het verzet wist hij het voor elkaar te krijgen om een kwartjoodse status te vergaren. Daarmee was zijn gezin gered, ze hoefden niet op transport.”

Tenminste, in eerste instantie. Want uiteindelijk loopt Van den Bergh tóch gevaar. Als Anne Frank en haar gezin op 4 augustus 1944 worden ontdekt in het Achterhuis, is Van den Bergh dan ook allang ondergedoken. “Dat weten we dankzij een verklaring van een advocaat die in het verzet zat. Die kwam er op tijd achter dat Van den Berghs status als kwartjood teruggeschroefd zou worden. Een NSB-notaris wilde graag zijn intrek nemen in het pand van Van den Bergh en is daarom in diens dossier gedoken. Calmeyer kon niet anders dan de status terugdraaien – iets wat hij overigens niet vaak deed.”

Ontbrekend bewijs
Het coldcaseteam concludeert dat Van den Bergh in paniek raakte en daarom in de zomer van 1944 namen van onderduikers doorgaf aan de nazi’s. Maar uit het proefschrift van Van den Boomgaard blijkt dat de notaris al in januari 1944 onderdook. Zijn twee dochters zelfs al in oktober 1943. “Het is onwaarschijnlijk dat iemand vanuit zijn onderduikadres nog namen van andere onderduikers gaat doorgeven aan de Duitsers. Dit hele aspect – dat Van den Bergh ondergedoken zat ten tijde van het verraad op de familie Frank – komt in het verhaal van het coldcaseteam niet voor.”

Naast het feit dat Van den Bergh ondergedoken zat, is er nog meer af te dingen op het onderzoek. Het anonieme briefje dat het coldcaseteam boven water wist te halen, vormt volgens historici onvoldoende bewijs. Op dat briefje valt te lezen dat notaris A. van den Bergh adressen heeft doorgegeven aan de Duitsers. De onderzoekers verwijzen ook naar namenlijsten van Joodse mensen die op transport moesten. Maar het is zeer de vraag of zulke lijsten ooit hebben bestaan.

Van den Boomgaard: “Het coldcaseteam wijst Van den Bergh aan als de ‘zeer waarschijnlijke’ verrader. Maar als je met zo’n harde conclusie komt, moet je wel heel goed bewijs leveren. En dat bewijs ontbreekt gewoon. Dat blijkt wel uit het feit dat we met een groep Nederlandse historici binnen één week in staat waren om de conclusies neer te halen. Kijk, ik kan niet zeggen dat Van den Bergh níét de verrader is. Maar concluderen dat hij het wél is, gaat veel te ver.

Waarom is het coldcaseteam dan toch zo stellig in haar beweringen? Van den Boomgaard heeft wel een vermoeden. “Het gegeven dat Van den Bergh ondergedoken zat, past niet in het narratief van deze onderzoekers. Ik denk dat deze informatie de auteurs niet goed uitkwam. Mijn boek wordt genoemd in de literatuurlijst, dus kennelijk hebben ze het wel geraadpleegd. Persoonlijk heb ik geen contact met ze gehad. Ze hebben mij genoemd in het dankwoord, maar spellen mijn naam verkeerd.”

Check, check, dubbelcheck
Over de onderzoeksmethode van het coldcaseteam wil Van den Boomgaard geen inhoudelijke uitspraken doen. “Daar weet ik te weinig vanaf. Maar voor historisch onderzoek in het algemeen geldt: je checkt en dubbelcheckt telkens je bevindingen. Hoe meer bronnen je hebt die een conclusie ondersteunen, hoe beter.”

Naar eigen zeggen maakte het coldcaseteam gebruik van de nieuwste onderzoekstechnieken, bijvoorbeeld ook op het gebied van kunstmatige intelligentie. “Het is natuurlijk altijd een verrijking om nieuwe methodes toe te passen”, zegt Van den Boomgaard daarover. “Maar dat moet wel gebeuren onder goede academische supervisie. Ik heb sterk de indruk dat dat hier niet is gebeurd. Nee, eigenlijk moeten we deze studie niet serieus nemen.”

Dat is niet alleen jammer, benadrukt ze, het is ook schadelijk. Want de conclusies mogen dan rammelen, het onderzoek gaat al lang en breed de wereld over. En dat heeft enorme impact op de Joodse gemeenschap en de nabestaanden van notaris Van den Bergh. “Aan het University College Utrecht geef ik het vak Transitional Justice. Les 1 daarvan gaat over het do no harm-principle: onderzoek mag nooit prevaleren boven het belang van slachtoffers.”

Alle alarmbellen
Als onderzoeker moet je goed nadenken over de eventuele schade die je kunt veroorzaken door informatie naar buiten te brengen, legt ze uit. ”Zeker als je allerlei kanttekeningen kunt plaatsen bij de beweringen. In dit geval hadden alle alarmbellen af moeten gaan: moet je deze conclusie wel naar buiten brengen, als je het niet 100 procent zeker weet? Maar het boek lag nog dezelfde week op grote stapels in de boekhandels. Ik begrijp dat er ook een documentaire in de maak is, en Netflix is geïnteresseerd in het verhaal… Kennelijk waren er enorme financiële belangen om dit verhaal wél te publiceren.”

Of we er ooit achter zullen komen wat er is gebeurd bij het verraad van het Achterhuis? Van den Boomgaard vreest van niet. “Het bewijs ontbreekt gewoon. Bovendien is het te lang geleden. Het lastige is alleen dat de tegenwerpingen van Nederlandse historici het internationale publiek nauwelijks bereiken. De Amerikaanse tv-zender CBS wijdde een aflevering van haar serie 60 minutes aan het verraad. Daar hebben miljoenen mensen naar gekeken. Dan kun je achteraf wel nuanceren, maar het eerste beeld blijft toch hangen.”

Advertentie