Keuze nieuwe varkensstal voor Diergeneeskunde raakt het onderwijs

Een drachtige varken in het stro, foto's Ivar Pel en faculteit Diergeneeskunde

Wie Diergeneeskunde studeert, heeft niet alleen boeken en computers als studiemateriaal nodig, maar ook dieren. Vandaar dat boerderij De Tolakker achter op het terrein van Diergeneeskunde staat. Hier wonen melkkoeien, schapen en fokvarkens. De varkensstal is gebouwd in 1986 en de binnenkant is in 2000 vernieuwd. Er wonen tweehonderd volwassen zeugen, twee beren en achthonderd biggen. De stal is al enkele jaren afgeschreven en aan vernieuwing toe.

Een nieuwe stal bouwen of het varkensonderwijs en –onderzoek anders organiseren

Het faculteitsbestuur heeft verschillende scenario’s voor nieuwbouw laten doorrekenen en de kosten liggen tussen de 2,5 en 4,5 miljoen euro. “Dergelijke bedragen doen de wenkbrauwen fronsen bij het College van Bestuur”, zegt directeur Diergeneeskunde Geert Tillemans. Snappen doet hij dat wel omdat er vele honderden miljoenen aan bouw- en onderhoudsplannen liggen bij het universiteitsbestuur en er keuzes gemaakt moeten worden. Besloten is om voor de varkensstallen een zogeheten instandhoudingsplan uit te voeren om veiligheid en welzijn van dier en medewerkers te borgen, zegt Tillemans. “Dat geeft ons nog wat tijd om uit te werken wat voor ons onderwijs de meest haalbare optie is: een nieuwe stal bouwen of het varkensonderwijs en –onderzoek anders organiseren.”

Er zijn verschillende alternatieven, zegt Tillemans. De faculteit kan bijvoorbeeld een samenwerkingsverband aangaan met varkenshouderijen waar studenten terecht kunnen. Een andere optie is een constructie zoals de Universitaire Landbouwhuisdieren Praktijk (ULP) in Harmelen. “Na de mond-en-klauwzeercrisis in 2001 mogen veehouders niet meer met zieke dieren naar de faculteit komen vanwege mogelijk besmettingsgevaar. Op de ULP krijgen studenten nu ook onderwijs en ze bezoeken van daaruit veehouderijen.” Een derde alternatief is om bijvoorbeeld samen met Wageningen Universiteit een nieuwe stal te bouwen. “Wageningen heeft nu het Varkens Innovatie Centrum in het Brabantse Sterksel. Dat is ook aan vernieuwing toe. Samen zouden we misschien een nieuwe modelstal kunnen bouwen in de regio. Maar de gesprekken hierover moeten nog gevoerd worden.” Voor Tillemans levert het dossier hoofdbrekens op: “Elk besluit over de toekomst van de varkensstal en het onderwijs dat daar gegevens wordt, is ingrijpend. Wat moet het zwaarst wegen?”

Varkensstallen zijn meestal niet te bezoeken, wij hebben een redelijk open bedrijf

De alternatieven zijn in de ogen van universitair hoofddocent Arie van Nes “niet ideaal” en hebben zijn voorkeur niet. Ook studenten van studievereniging De veefokkers voor herkauwers, varkens en pluimvee, willen het liefst een nieuwe varkensstal. Niet alleen voor hun eigen studie en het belang van de varkenssector, maar ook voor het algemeen maatschappelijk belang. “Wij hebben een redelijk open varkensbedrijf waar bijvoorbeeld ook middelbare scholieren en studenten van het hbo en mbo kunnen komen kijken”, zegt één van de studenten. “Maar ook gewone mensen die nieuwsgierig zijn naar het houden van varkens zijn welkom. Een paar jaar geleden was er een open dag en toen zijn zo’n duizend mensen geweest. Wij hebben de mensen rondgeleid en voorlichting gegeven. Varkensstallen zijn meestal niet te bezoeken. De faculteit heeft een voorbeeldfunctie." 

Van Nes werkt al 28 jaar bij Diergeneeskunde en weet nog dat de stallen na de verbouwing moderner en van opzet een stuk diervriendelijker waren dan de stallen van de meeste varkensfokkerijen in die tijd. Hij geeft een rondleiding door de verschillende varkensstallen. In de ene stal zijn boxen waar varkens met hun biggen liggen. Deze drinken nog bij hun moeder. Er is een zogeheten Arena waar varkens nadat hun biggen niet meer gezoogd hoeven te worden, weer terug aan het leven in de kudde kunnen wennen. Er zijn de stallen voor de ‘tieners’ onder de varkens, het knuffelhok waar de drachtige varkens lekker in het stro liggen en waar ze naar buiten kunnen. Dan is er nog de ruimte waar wetenschappelijk onderzoek gedaan wordt naar varkens en enkele werkcollegezalen. Al met al een echte varkensfokkerij met een academisch tintje, zegt Van Nes.

Als de faculteit geen varkensstal had gehad, was ik waarschijnlijk nooit geïnteresseerd geraakt in varkens

Op weg door de stallen kom je overal studenten tegen. Verschillende groepjes moeten ziektebeelden bestuderen van varkens en biggen. Een duo verzorgt de wat oudere biggen en twee studenten doen een intelligentietest met jonge varkens. De beesten moeten op zoek naar verstopte chocoladesnoepjes. Wie is slimmer: het eerste of het laatstgeboren big uit één toom (nest)? " Varkens", zegt de docent, " zijn zeer intelligente beesten." 

Van Nes zegt dat alle eerstejaars een bezoek moeten brengen aan de stallen. In de eerste plaats om maar eens te kijken en te ruiken. Om hun eventuele angst voor de twee- tot driehonderd kilo zware dieren te overwinnen, moeten ze met de drachtige varkens in het knuffelhok liggen. Nodig zeggen de Veefokkers: “Voor de selectie veranderde, kon je worden toegelaten op je interesse om veearts te worden. Dat kan nu niet meer, terwijl de meeste studenten met huisdieren lijken te willen werken. Door de Tolakker zouden ze ook interesse kunnen krijgen in landbouwhuisdieren.”

Dat was zeker het geval voor één van de studenten met wie DUB praat. Veel van deze studenten van De Veefokkers zijn zoon of dochter van een agrariër. “Ik niet, en als de faculteit geen varkensstal had gehad, was ik waarschijnlijk nooit geïnteresseerd geraakt in varkens.”

Als arts moet je vertrouwd raken met de dieren. Je moet weten wat normaal gedrag is en wat niet

In de stal leren de studenten hoe ze de dieren moeten benaderen en hoe je bijvoorbeeld een biggetje vastpakt. Elk jaar moeten veterinairen zich meer in de varkens verdiepen. Alle studenten die zich klinisch willen verdiepen, kunnen op De Tolakker een coschap lopen wat onder meer inhoudt dat de student verantwoordelijk is voor de gezondheid van alle varkens op de boerderij.

Docent Van Nes vindt het noodzakelijk om als faculteit een eigen stal met varkens te hebben. “Als arts moet je vertrouwd raken met de dieren. Je moet weten wat normaal gedrag is en wat niet. Weten hoe een ziek varken eruit kan zien. Bekendheid krijgen met het eetgedrag van de beesten. Weten hoe de bevruchting in de natuur eraan toe gaat en hoe kunstmatige inseminatie werkt. Alle aspecten van het boerenbedrijf met varkens leer je hier kennen. Ook de hardere kanten van het boerenbestaan: biggen worden verkocht en dieren gaan dood.”

“Groot voordeel van de varkensstal op het terrein van de faculteit is dat je er zo bent”, zegt een masterstudent. “Ik loop voor een coschap mee met een veearts. Als ik weet dat naar een varkensstal moet, loop ik even naar onze eigen stal om me alvast voor te bereiden. Dan ga ik mijn klinische blik oefenen door de gezonde met de zieke varkens te vergelijken bijvoorbeeld, of te oefenen met het vastpakken van een varken als ik voor mijn coschap bloed moet prikken.”

Welke boer wil meewerken aan een onderzoek van studenten

De studenten vrezen dat het onderwijs en het onderzoek zullen lijden als er geen eigen varkensstal meer is. Dat zien ze nu al als ze kijken naar het pluimvee. Diergeneeskunde heeft geen eigen kippenstal meer en studenten moeten op bezoek bij een pluimveehouderij om met kippen kennis te maken. “Ik heb geloof ik maar een keer een kip vastgehouden”, zegt één van de studenten. “Ik ben aan het eind van mijn bacheloropleiding en ik heb weinig met kippen gedaan”, zegt een ander. “Omdat ik straks als arts met kippen te maken kan krijgen, heb ik me in mijn vrije tijd verdiept in hoe een pluimveebedrijf is opgezet.” “Ik ken niemand die arts van pluimvee wil worden”, zegt weer een ander. Als het die kant opgaat met de varkensartsen, is er een probleem, zeggen de studenten. “Want er zijn al zo weinig varkensartsen.”

De studenten zijn bang dat “alles” minder wordt als er geen eigen stal meer is. “Als je al een varkensboer kan vinden die met ons wil samenwerken, dan is het toch steeds een hele onderneming om daar naartoe te gaan. Het aantal bezoeken zal minder zijn. Hier ben je in vijf minuten in de stal.”

Ook voor het onderzoek is het niet goed, denken ze. “Wij doen bijvoorbeeld onderzoek naar de relatie tussen voeding en de kwaliteit van de moedermelk van varkens. Daarvoor passen we het dieet van de varkens aan. Welke boer zou hierin willen meegaan?”

Het eventuele alternatief maakt de docent en de studenten niet gelukkig. Docent Van Nes: “Wat we dan moeten doen, is zoeken naar varkensboeren die heel regelmatig een grote groep studenten op bezoek wil krijgen die hun varkens gaat onderzoeken. Elk jaar beginnen er 225 studenten aan Diergeneeskunde. Het is niet zo makkelijk om boeren te vinden die zoveel mensen over de vloer willen hebben.”

Volgens hem verstoren de bezoeken het reguliere bedrijfsproces en creëren een mogelijkheid voor introductie van ziektekiemen. Eén van de studenten: “Mijn vader heeft een varkenshouderij en er mogen wel anderen bij de varkens behalve mijn vader, broer en dierenarts, maar geen grote groepen mensen. Het gaat om de hygiëne. Hij moet er echt niet aan denken om een groep studenten over de vloer te krijgen.”

Daarbij spelen er ook nog andere kwesties, zegt Van Nes. “Elke boer boert op een eigen manier.” Hiermee bedoelt hij dat er grote verschillen zijn tussen bedrijven; de één boert biologisch, de ander heeft een intensieve veehouderij en ook dan zijn er verschillen in inrichting van het bedrijf en bedrijfsvoering. Bovendien kan het welzijn van de dieren op elke boerderij anders zijn, waarover discussie met de studenten kan komen.

De opleiding is heel druk, met het een en weer rijden ben je al snel een uur kwijt

Ook de logistiek is een probleem net als de kosten die aan onder meer het vervoer verbonden zijn. “Je moet echt een enorm rooster opzetten”, zegt Van Nes. “De studenten met docent moeten in busjes naar de boerderij, soms wel elke dag. Studenten die met zieke varkens werken moeten soms ook elke twee uur onderzoek doen bij het varken. Hier ben je zo vanuit de collegezaal in de stal. Soms werken studenten ook ’s nachts door. In onze collegezaal in de stal staat een vouwbed voor wie even wil liggen.”

De studenten vinden al dat ze – zeker in de masterfase – al veel op pad moeten voor hun studie. “Dan moet je bijvoorbeeld heel vroeg op een boerderij zijn waar je met het openbaar vervoer niet kan komen. Dan moet je wel met de auto. Als je vaker op pad moet, kost dat de student ook meer geld.” Bovendien vragen ze zich af hoe al die ritten in het curriculum passen. “De opleiding is heel druk, met het een en weer rijden ben je al snel een uur kwijt.”

Hier kun je laten zien dat je op een diervriendelijke manier kunt boeren

De studenten zouden het echt een foute beslissing vinden als de universiteit geen geld uit wil trekken voor een nieuwe stal.  “Je hebt als faculteit ook een voorbeeldfunctie. Hier kun je laten zien dat je op een diervriendelijke manier kunt boeren.” Daarbij is De Tolakker een voorziening waar studenten uit het buitenland jaloers naar kijken. “Studenten uit België vervolgen hier hun studie vanwege de boerderij en laatst sprak ik een student uit Engeland die vertelde dat het een luxe is dat wij voor ons praktijkonderwijs niet hoefden te reizen.”

Directeur Geert Tillemans zegt de bezwaren van de docent en de studenten heel goed te begrijpen. “Een nieuwe stal kost minimaal 2,5 miljoen. Naast afschrijvingen zijn er ook nog personele en materiële lasten. Er staan wel opbrengsten tegenover omdat we biggen verkopen, maar de stal draait niet kostendekkend. Dat er minder studenten kiezen voor het vak van veearts of pluimveearts, heeft denk ik niet alleen te maken met het wel of niet houden van varkens of kippen op ons eigen terrein. De sector kampt met zijn imago en dat beïnvloed de keuze van studenten ook.”

Volgens de directeur staat de beslissing over een nieuwe varkensstal niet op zichzelf. Het roept ook andere vragen op .Wat is de beste optie voor het klinische onderwijs en onderzoek? Is het extern organiseren van het onderwijs waarvoor studenten en docenten moeten reizen een gewenst alternatief? Is het curriculum te vol? “We zullen daar de komende tijd antwoorden op moeten formuleren.”

Advertentie