Achtergrond

Nadenken over leiderschap in sportjargon

De tijd is voorbij dat de wetenschapper eensolo-arbeider was. Het is teamsport geworden, en de hoogleraar isuit zijn solo-hok gedwongen. Hij moet de teams weten te organiserenen inspireren. Om de hoogleraar als academisch leider teondersteunen organiseert de Universiteit Utrecht onder meerconferenties en seminars.

"Voor het leidinggeven ben je als hoogleraar niet opgeleid. Jeprobeert daarin zo goed mogelijk je eigen weg te vinden. Na tweejaar wilde ik graag eens horen hoe anderen het aanpakken. Deconferentie kwam dus op een prima moment." Henriëtte de Swartis sinds drie jaar hoogleraar bij Letteren. Afgelopen zomer deedzij mee aan de conferentie `De prof als coach', waar zij en zo'nhonderd collega's van gedachten wisselden over de rol van dehoogleraar als leidinggevende. Deze bijeenkomst over academischleiderschap in het Educatorium was het startsein voor meerprojecten op dit gebied voor alle hoogleraren aan deuniversiteit.

Een aantal jaren geleden was het nog moeilijk academicienthousiast te krijgen over dit soort onderwerpen. Managen was eenwoord uit het bedrijfsleven en niemand hoefde de professoren uit teleggen hoe ze hun vak moesten uitoefenen. Maar volgens Age Halmabehoort die afwijzende houding tot het verleden. Halma ismedewerker van het Universitair Strategisch Program, dat onderandere de organisaties van conferenties en seminars over academischleiderschap ondersteunt.

"Sinds de MUB hebben alle hoogleraren te maken met ditleiderschap", stelt Halma. Dit beseffen de hoogleraren volgens hemterdege: "Van de vierhonderd hoogleraren die we voor de conferentieuitnodigden, kwamen er honderd. Wetend hoe drukbezet deze mensenaltijd zijn, vonden we dit een fantastische score."

Strategisch denken

Henriëtte de Swart had na de conferentie in elk geval desmaak te pakken. Zij ging eind vorig jaar door op het onderwerp, envolgde het seminar `Sturen, coachen en beïnvloeden vanwetenschappers'. Daarbij gingen acht deelnemers uit totaalverschillende disciplines zoals diergeneeskunde enaardwetenschappen met elkaar dieper in op de vraag hoe je alshoogleraar leiding zou moeten geven. Het programma, dat bestaat uitdrie bijeenkomsten waarvan er één twee dagen `op de hei',liep voor het eerst. Een tweede groep is er onlangs ook meebegonnen en volgend studiejaar staan nog meer seminars opstapel.

De Swart: "Vooral van de uitwisseling van ervaringen heb ik veelgeleerd. Onze groep was heel gemengd, zowel wat disciplines als watleeftijd betreft. Er waren ook een paar zeer ervaren hooglerarenbij die al vele jaren meelopen, die ervaring kwam zeer van pas."Kant-en-klare theorieën over management kreeg ze nietvoorgeschoteld: "Je leert strategisch denken: hoe zit eenorganisatie in elkaar, hoe bereik je in die organisatie zaken voorje eigen groep. Ik heb er het vertrouwen gekregen dat ik met mijnaanpak op de goede weg zit."

De professor had er zo veel aan, dat zij na afloop van hetseminar in een `intervisie-clubje' is gestapt, een groepwetenschappers in managementposities uit verschillende richtingendie maandelijks bij elkaar komen, om concrete problemen tebespreken waar zij tegenaan lopen.

Bedrijf

"Op den duur is het de bedoeling dat minstens de helft van deleidinggevende hoogleraren heeft deelgenomen aan dit soortseminars", zegt Age Halma: "In 1997 zijn we begonnen bij de top, dedecanen en directeuren van de hele grote onderzoek- enonderwijsinstituten. Dat is essentieel: als je het leiderschap wilverbeteren, moet je niet onderaan beginnen, maar juist bovenaan.Anders hebben mensen geen goed voorbeeld boven zich. Inmiddels zijnwe beland bij de fase dat we alle hoogleraren erop aanspreken, ookde mensen op de minder strategische posities. Ook zij hebben immerste maken met leiderschap."

Hoogleraar en oud-decaan Gerard van Koten was al in een vroegstadium betrokken bij de brainstormsessies over academischleiderschap. "Bij een groot bedrijf als de universiteit hoort, datje mensen de mogelijkheid geeft zich te ontwikkelen. Als hoogleraarheb je dat te stimuleren, en dit leiderschap is een van de aspectendie voor zo'n organisatie van belang zijn", aldus dehoogleraarorganische synthese, die sinds 1 januari decaan af is.

Hij nam deel aan vele bijeenkomsten met het academischleiderschap als onderwerp. Heeft iemand die al sinds 1984hoogleraar is daarbij nog wel iets op te steken? "Jazeker, detijden veranderen zo snel en de omstandigheden waaronder jeonderzoek doet ook, dat je binnen de kortst mogelijke keren buitende wereld staat als je niet mee-evolueert. Naar zo'n congres ga ikom nieuwe indrukken op te doen, en om te vergelijken of het nog welgoed gaat met de eigen groep."

Het besef dat het leidinggeven een vak apart is, is ook onder deoude rotten steeds meer geaccepteerd, beweert USP-medewerker Halma:"Als je het accent legt op de verantwoordelijkheid van dehoogleraar voor zijn mensen, dan is het onderwerp bespreekbaar. Hetwoord management zal niet zo gauw vallen, dat wordt snelgeassocieerd met bureaucratisch geneuzel."

Administrateur

Sjef Smeekens, bijna drie jaar hoogleraar plantenfysiologie, kanzich de tegenzin van sommige collega's om in management-termen overhun vak te praten wel voorstellen: "Je wilt toch niet alsadministrateur te boek komen te staan, het hoogleraarschap is meerdan dat." Hij deed mee aan de conferentie afgelopen zomer, en noemthet `een zinvolle dag': "Om te zeggen dat ik anders ben gaanfunctioneren, da's overdreven. Maar ik ben me wel bewuster gewordenvan een aantal dingen, die ik eigenlijk al wist. Dat ik als coachmoet fungeren, door mensen sturen en niet te proberen de klussenvan een ander te doen."

"Het gros van de deelnemers aan de conferentie `De prof alscoach', zag de meerwaarde van de bijeenkomst in het contact metcollega's uit andere disciplines", aldus Age Halma, die hetsportjargon geen moment loslaat: "Ze vonden het razend interessantvan elkaar te horen hoe zij het aanpakten. Als je een collega uiteen heel andere tak van sport hoort praten, krijg je een beterbeeld van hoe je zelf als leidinggevende functioneert."

Smeekens formuleert het nog sterker: "Je spreekt mensen die jenormaal nooit tegenkomt. Dat was voor mij minstens even belangrijkals het vakinhoudelijke deel op die bijeenkomst: het wij-gevoel vande universiteit."

Femke van Zeijl

Voorinformatie over bijeenkomsten academischleiderschap kunt u bellen met Peter Peters: 2533030

Letterenblad De Marge doelwit van terreuractie: 'Een studentenblad dat niets oproept, is ook niets'

Letterenblad De Marge doelwit van terreuractie: 'Eenstudentenblad dat niets oproept, is ook niets'

Jaap de Wreede, eindredacteur bij De Marge, hetstudentenmagazine van de faculteit der Letteren, schrijft in zijnessay: "Het feminisme is op sterven na dood. Ik zie dezeontwikkeling met angst en beven tegemoet: er valt zo weinig telachen zonder die rare wijffies". De toon van het essay isprovocerend. Bewust provocerend. Want dat is de schrijfstijl van DeWreede.

"Degenen die De Marge regelmatig lezen, kennen zijn manier vanschrijven", zegt hoofdredactrice Naomi van Stelten. "Ik heb hetartikel gepubliceerd omdat ik dacht dat de lezers wel kunneninschatten dat het provocerend en ironisch bedoeld is. Het ligt erzo dik bovenop, dat je zijn woorden moeilijk serieus kan nemen." Zonog een voorbeeld uit het essay: "Een vrouw hoort een lieve moederte zijn, die na schooltijd klaarzit met de thee. Tegenwoordig nemenvrouwen de slechte eigenschappen van de mannen over en noemen zichvervolgens geëmancipeerd."

Maar het Radicaal Front Tegen Seksisme ziet de humor van hetstuk niet in. "Dit is onze humor!", zo beschrijft het RFTS zijnactie. Naar eigen zeggen is het Radicaal Front Tegen Seksisme eenspeciaal voor de actie opgerichte groepering. Uit hoeveel leden hetRFTS bestaat, willen de woordvoerders niet zeggen. "Veel, in iedergeval", beweren ze. "Met hoeveel we zijn doet er eigenlijk niettoe. We hebben deze ludieke protestactie gedaan namens alle mannenen vrouwen die beledigd zijn. We weten dat veel studenten zichstoren aan De Marge. Maar wij durfden eindelijk eens een daad testellen."

De woordvoerders van het RFTS, beide Letterenstudenten, hebbenbewust gekozen voor vandalisme in plaats van het sturen van eeningezonden brief. "Reageer je serieus, dan heeft De Wreede onsprecies waar hij ons hebben wil", vindt het RFTS. "We zouden onstot zijn niveau verlagen als we schriftelijk zouden reageren.Iemand die zulke smakeloze uitspraken doet is het niet waard om meein discussie te gaan. Maar hoe je ook reageert, ze zullen onsaltijd degenen met lange tenen noemen. Dan zijn wij weer 'veel tepolitiek correct'. De reactie waar wij voor gekozen hebben isinderdaad illegaal en strafbaar, maar het was voor ons de bestemanier om ons standpunt duidelijk te maken. We wilden iets doen watniet zomaar teruggedraaid kan worden. Daarbij hebben we bewustniemand persoonlijk schade bezorgd. We zijn niet van plan om bij DeWreede thuis een baksteen door het raam te gooien. Dat zou lafzijn."

Helden

Het RFTS protesteert met zijn actie niet alleen tegen De Margeof tegen de schrijvers van het essay, maar ook tegen de mentaliteitvan nu. "In deze tijd is het namelijk heel erg 'in' om politiekincorrect te zijn en om vanalles af te zitten zeiken en iedereenbelachelijk te maken. Je kan zelfs zonder pardon mensen beledigen.Er wordt alleen maar hard om gelachen. En zo zal het steeds ergerworden, zonder dat we het door hebben. Dat is heel gevaarlijk. Metonze ludieke actie willen we die ontwikkeling stoppen en duidelijkmaken dat seksisme goedkoop en smakeloos is. Het is onze bedoelingom zoveel mogelijk mensen wakker te schudden. Want dit soortuitspraken kan je gewoon niet maken. Denk maar niet dat Jaap deWreede in de jaren tachtig zo'n stukje had kunnen schrijven. Nee,dat had 'ie al veel eerder de hele Vrouwenbeweging op z'n nekgehad."

De redactie van De Marge vindt de actie kinderachtig. "Wat eenhelden!", roept De Wreede cynisch. "Nou ze hebben hun ware gezichtlaten zien. De intolerantie van die links-radicalen, waaronderfeministen, stuit me al veel langer tegen de borst. Ze zijn zo snelop hun pik getrapt. En dat is natuurlijk altijd een leuk onderwerpvoor een stuk. Dat ze als reactie de deur dichtplakken bewijst welweer dat ik gelijk heb. Dat soort mensen heeft de vrijheid vanmeningsuiting erg laag in het vaandel staan. Ze hadden net zo goediets terug kunnen zeggenzonder geweld te gebruiken. Als ze een goedgeschreven stuk hadden terug geschreven, dan hadden we datgeplaatst. Uit het feit dat ze terroristische middelen gebruiken,blijkt wel dat ze geen argumenten hebben. Volgens mij weten ze weldat ze zouden verliezen als ze met mij in discussie zouden gaan. Ikschrijf zo goed dat ze mij moeilijk met woorden kunnenterugpakken."

Volgens hoofdredactrice Van Stelten is het de eerste keer datJaap zich zo uitlaat. "Hij heeft nooit eerder antifeministischeopmerkingen gemaakt in ons blad", zegt ze. "Jaap heeft al lang eenprovocerende stijl, maar absoluut nooit seksistisch. Het gaatmeestal over de Utrechtse literaire wereld. Dus als hij mensenbeledigt zijn dat meestal schrijvers."

Terroristisch

Toch zegt het RFTS zich al langer te storen aan de uitlatingenvan het studentenblad. Als De Marge doorgaat met die frontaleaanval op het feminisme, kan het blad rekenen op meer acties. "Danwel op een andere manier", waarschuwen de woordvoerders. "Niet meerludiek, maar bloedserieus. Want we menen het!"

Van Stelden en De Wreede denken er niet aan om De Marge op teheffen, zoals het RFTS stellig op haar affiches heeft gedrukt (ziekader). Ze vinden het wegnemen van de exemplaren van De Marge hetallerergste. "Een onacademische manier van reageren", vindt VanStelten. "Censuur in de grofste vorm", volgens De Wreede. Hij isniet van plan te stoppen met schrijven, evenmin om zijn stijl teveranderen. "Elke goede columnist beledigt anderen. Natuurlijk hebik al eens eerder ruzie gehad naar aanleiding van iets dat ik hadgeschreven. Maar zo'n terroristische actie gaat te ver. Ik blijftoch ook van hun deuren af. Ik ga gewoon door met schrijven, datspreekt voor zich. Je bent verkeerd bezig als je je aanpast aanmensen met zo'n boekverbrandersmentaliteit. Ik vind het de taak vanelk studentenblad om te provoceren en kritisch te zijn. Hoewel ikprovocerend schrijf om reacties uit te lokken, walg ik van zulkeondemocratische methoden. Maar een studentenblad dat niets oproept,is niets."

Van Stelten gaat geen aangifte doen van de vernieling van deredactieruimte. "Dan maak je het alleen maar erger, denk ik. Hetvolgende nummer van De Marge verschijnt pas weer na dezomervakantie. Misschien is het goed dat er even wat tijd tussenzit. Maar als ze dan weer stapels weg gaan halen, ga ik er wel echtwerk van maken."

Exemplaren van het mei/juni nummer van de Marge zijn nog teverkrijgen bij de conciërge van de Letteren Bibliotheek.

Joyce Vanhommerig


Persbericht RFTS

Op 5 juni is het redactiekantoor van De Marge (het blad van defaculteit der Letteren) gesloten om nooit meer open te gaan. DeMarge werd gedeeltelijk gefinancierd met het collegegeld vanstudenten. Deze middelen werden misbruikt voor het maken van eenmatig en knullig blaadje. Kenmerkend voor De Marge was de puberaleschrijfstijl, waarbij seksistisch, xenofobisch en homofobischtaalgebruik niet werd geschuwd.

In het laatste nummer van De Marge was een artikel opgenomen vaneindredacteur Jaap de Wreede en redactielid Lex van der Lindenwaarin vrouwen op stuitende wijze worden gereduceerd totpornografische en gedegradeerde objecten. Voor dit soort lasterbetalen wij geen collegegeld !

Hoewel de Wreedes stuk als onbeduidend en zodoende alsonbeduidend en zodoende als onbelangrijk opgevat kan worden, zienwij het als een symbolische en politieke daad om met woede engepaste agressie te reageren. Ook in termen van het beeld van deUniversiteit Utrecht naar andere (buitenlandse) studenten vormen DeMarge en De Wreedes artikel een bron van gêne die onmiddellijkin de kiem gesmoord dient te worden.

Zodoende hebben wij de toegang tot het kantoor van De Margeversperd en staan wij er eveneens garant voor dat De Marge op nogmeer en serieuzere sabotage-acties kan rekenen, als zij door gaatmet beledigen en kwetsen.

Strijdbare groeten, Radikaal Front TegenSeksisme

Onderwijs Anders: Doorvragen, een open houding en vooral veel feedback.

Onderwijs Anders: Doorvragen, een open houding en vooral veelfeedback.

Sanne Swinnen (19): "Vorige week keek mijn depressievepatiënt alleen maar naar de grond. Hij kwam binnen en riepmeteen: 'Ik wil anti-depressiva.' Dan moet je de baas blijven inhet gesprek en meer informatie vragen. Maar ik wilde diepatiënt ook niet voor het hoofd stoten."

Uit onderzoek blijkt dat dertig tot zestig procent van depatiënten advies van de huisarts niet overneemt, omdat deverwachtingen van de patiënt van diagnose en behandeling nietovereenkomen met de acties van de arts. Daarom is het belangrijkdat studenten Geneeskunde vroeg geconfronteerd worden metcommunicatieproblemen en -technieken in de praktijk.

"Het verkrijgen van informatie over de beleving van de klacht isheel belangrijk voor een huisarts" vertelt docentcommunicatie/attitude Frans Grosfeld."Voor een arts kan het heellogisch zijn om bij hoest neusdruppels voor te schrijven. Maar alsniet goed is uitgelegd waarom, voelt de patiënt zich nietserieus genomen en zal hij de druppels niet gebruiken."

Het communicatie/attitude onderwijs hoort bij de vaste vakkenvoor Geneeskunde-studenten. De lessen horen bij de driepootPraktisch Lijnonderwijs. Andere onderdelen van die driepoot zijnMedisch-Technische Vaardigheden (waarbij studenten eenvoudigtherapeutisch onderwijs krijgen) en het Patiënten VolgProgramma (twee studenten volgen gedurende het schooljaar eenchronische zieke patiënt en leggen een verslag aan over hunbevindingen).

Taboe

In het eerste jaar is vooral het exploreren van een klachtbelangrijk. Studenten moeten erachter komen wat de aard van deklacht is, hoelang de klacht er al is en waarom de patiënt nunaar de arts komt. Dat moeten ze doen door informatie te vragen enzo min mogelijk zelf een invulling te geven aan de klacht.

"Een arts kan meer dan tachtig procent van de diagnostischeinformatie via het gesprek verkrijgen", vertelt Grosfeld. "Maar hetkan ook makkelijk fout gaan. 'Doet dit pijn' is al taboe: je moetvragen naar de eigen ervaring van de patiënt. Tijdens deco-schappen bleek dat er manco's waren in de gespreksvoering.Studenten moeten daarom leren luisteren naar de hélepatiënt en niet alleen naar zijn woorden. Een patiënt dieklaagt over hoofdpijn en iemand in de familie heeft met eenhersentumor wil daarvoor aandacht. Hij wil dat die mogelijkheidonderzocht wordt, maar zal dat uit zichzelf niet altijd vragen. Alsde arts dat niet inziet en standaard ontspanningsoefeningen geeft,denkt de patiënt: `Laat die training en aanwijzingen maarzitten, de dokter begrijpt me niet en neemt me niet serieus'."

Tijdens de lessen met de simulatie-patiënten worden ookinformatievideo's bekeken en theorieën besproken. Zo maken destudenten kennis met verschillende situaties en bespreken ze debeste oplossing. "Een patiënt weet natuurlijk ook niet altijdwat bij de arts speelt" zegt Salka Staekenborg (19). "Ik had laatsteen gesprek waarbij de patiënt haast had; hij ging opvakantie. Hij wilde gewoon op dat moment pijnstillers van mij. Maardie kan ik, in mijn rol als huisarts, natuurlijk niet zomaarmeegeven."

Circus

De simulatie-patiënten hebben gereageerd op eenkrantenadvertentie en worden geselecteerd en geïnstrueerd doorhuisarts Jaap Buijs, die ook de casussen schrijft. "Ik vind het ergleuk", vertelt één van de simulanten. "Mijn rol kan ikinvullen met eigen gegevens en karaktertrekken. De leerlingen zijnenthousiast en leergierig en ontwikkelen in de loop van het jaareen eigen stijl. De casussen worden ook steeds ingewikkelder"

"De casussen sluiten zoveel mogelijk aan op stof die studentenin de andere lessen behandelen" vult Grosfeld aan. "Gaat dat overde maag, dan probeert Buijs daarop in te spelen. We maken gebruikvan het hoge realiteitsgehalte en het verrassingselement: echte,onbekende mensen met een onbekende klacht."

De eindtoets in juli wordt afgenomen als een 'stationsexamen':alle onderdelen van het Praktisch Lijnonderwijs worden opéén dag, stapsgewijs, getoetst. Het eerste station is eenarts-patiëntgesprek voor communicatie/attitude-onderwijs, bijhet tweede station van Medisch Technisch onderwijs wordt degeconstateerde klacht behandeld en uiteindelijk noteren destudenten hun bevindingen in een verslag voor het PatiëntenVolg Programma. De toets vindt plaats in het instructielaboratoriumin de kelder van het UMC en wordt door docenten ook wel 'hetcircus' genoemd. "De studenten worden vooruitgeschoven door eensoort drijfhal" zegt Grosfeld. "Daarom is er eind juni eerst nogeen oefenweek voor de eidntoets." Maar de studenten zijn nu alzenuwachtig.

Eva Houtsma

College Lopen: Praktisch, leuk om te doen en je leert de stof actief toe te passen

College Lopen: Praktisch, leuk om te doen en je leert de stofactief toe te passen

Na een inleiding door gastspreker Raymond van Hattem van KPNgaan de partijen in verschillende rondes uiteen, om hun standpuntenen prioriteiten te bepalen. Van Hattem moet hier en daar bijsturen:'Jongens, het moet wel een marktconforme CAO worden, hoor!'

De werknemers willen voor iedereen vrij op alle feestdagen,inclusief alle Marokkaanse, Turkse en andere Islamitischefeestdagen. 'Dan blijven er geen werkdagen over,' brommen dewerkgevers. De werkgevers daarentegen reppen zowaar over een45-urige(!) werkweek. Het weerwoord: 'Dat is pas echtvooroorlogs!'

Zeer leerzaam is uiteindelijk de briefing van de feitenachteraf, waarbij de studenten tot ver na de collegetijd vragenstellen aan de gastspreker hoe elk onderhandelpunt in het echtverlopen is. Een student aan het eind: "Veel meer studenten zoudendeze bijeenkomst moeten volgen: het is praktisch, heel leuk om tedoen en je leert de stof actief toe te passen. Deze bijeenkomstwordt gebracht als iets heel moeilijks dat heel tijdrovend is voorde student, maar dat valt alleszins mee."

De enigen voor wie deze dag echt tijdrovend is, is voor dedocenten, om deze werkvorm goed georganiseerd te krijgen. Als ikAnnette van den Berg achteraf vraag of het niet goed zou zijn omalle rechtenstudenten de kans te bieden om actief aan de slag tegaan met een praktijkcase zoals deze, wijst ze me erop dat dit jaaral twee bijeenkomsten zijn georganiseerd in plaats vanéén vorig jaar. Schrale troost, want nog steeds kunnenmaar 60 van de 600 studenten actief met de stof aan de slag.Annette van den Berg is vooral praktisch: "Als je alle studentenaan de beurt zou willen laten komen, zou je zo'n bijeenkomst weltwintig keer moeten houden. Waar haal je iemand uit de praktijkvandaan die al die bijeenkomsten gratis bijwoont en begeleidt?"

De drempel bij deze bijeenkomst is met name vanuitorganisatorisch oogpunt hoog gemaakt.

Wellicht een nuttig idee voor deze docent: laat zij in verbandmet het vak Sociaal Economisch Recht zèlf CAO-onderhandelingengaan voeren met haar werkgever om meer personeel te krijgen voorbehoud van kwaliteit van onderwijs. Annette van den Berg heeftimmers in haar eigen college gezien wat deze onderhandelingenkunnen opleveren.

Guido van de Wiel

Olympiagagers: Vechtsporter Onno Buil haalde het niet

"De bond vond zichzelf belangrijker dan de sporters", luidt hetoordeel van Onno Buil ruim een half jaar later. Buil verloor vorigjaar in mei in een kwalificatietoernooi in Kroatië in deeerste ronde van de latere winnaar, een Deen. "Ik verloor maar metéén punt verschil dus ik gaf mezelf nog wel een kansje",vertelt Buil. Dat kansje moest hij in oktober in Miami grijpen.Maar door allerlei omstandigheden ging het verhaal niet door.'Gezeur in de bond', dat hij liever niet opnieuw wil oprakelen, enproblemen met zijn studie demotiveerden hem. "Ik kon niet weer mijnstudie uitstellen. Dat doe ik al zeven jaar. Ik moet nu noganderhalf jaar. Mijn beurs loopt af en de bond gaat dat nietbetalen. En met die studie moet ik later mijn brood verdienen."

`Eeuwig zonde' vindt hij het wel. "Het is mijn droom om naar deSpelen gaan, maar ik ben pas 26 en in deze sport kun je mee tot jedertigste. Dus ik krijg nog wel een kans."

Na de mislukte kwalificatie heeft hij even een rustpauzegenomen. Maar Buil zal de draad zeker weer oppakken. "Volgens jaarga ik naar de Universiade in Peking. Daar staat taekwondo ook voorhet eerst op de agenda. Dat zijn weliswaar geen Olympische Spelen,maar het is ook een heel groot toernooi."

Jurgen Swart

Promovenda Bregje Holleman over het verschil tussen verbieden en niet toelaten: 'Extreme formuleringen dwingen mensen tot een keuze'

Promovenda Bregje Holleman over het verschil tussen verbiedenen niet toelaten: 'Extreme formuleringen dwingen mensen tot eenkeuze'

We schrijven het jaar 1940. In de Verenigde Staten woedt alenige tijd een discussie over de vraag of het acceptabel is datsympathisanten van het communisme en het nationaal-socialisme zichopenlijk tegen de democratie keren. Uit onderzoek blijkt dat eenmeerderheid van de Amerikanen daar moeite mee heeft. Het valtsociaal-wetenschapper Rugg in de verschillende enquêtes op datde omvang van die meerderheid zo sterk wisselt. Hij besluit dan ooktot een experiment.

'Moeten redevoeringen tegen de democratie in Amerika wordentoegelaten?' vraagt hij aan een steekproef van ongeveer 1300willekeurig geselecteerde Amerikanen. Een ruime meerderheidbeantwoordt de vraag met 'nee'. 'Moeten redevoeringen tegen dedemocratie in Amerika verboden worden?' vraagt hij tezelfdertijdaan een identiek samengestelde en even grote steekproef. Hoewelvoor de hand zou liggen dat een grote meerderheid nu 'ja' zegt,blijkt dat in werkelijkheid niet het geval (zie kader).

"Op het eerste gezicht zou je misschien denken dat in 1940 dusmeer dan twintig procent van de Amerikanen zowel tegen hetverbieden als tegen het toelaten van antidemocratische toesprakenwas", zegt onderzoekster Bregje Holleman. "Maar dat is natuurlijkonzin. Het was echt niet zo dat de mensen die op beide vragen 'nee'antwoordden een logische kronkel in hun hersens hadden. Kennelijkhing de ogenschijnlijke inconsistentie in hun antwoorden samen methet feit dat de ene keer werd gevraagd naar 'verbieden' en deandere keer naar 'toelaten'. Rugg was de eerste die het bestaan vandeze zogeheten 'verbieden/toelaten asymmetrie' wetenschappelijkvaststelde, ook al had hij geen idee wat de oorzaak ervan was. Maarwat hij vond was zo opmerkelijk dat je zijn onderzoek nog steeds inalle adviesboekjes voor opinieonderzoek terugvindt alsschoolvoorbeeld van de manier waarop je ondervraagden kuntsturen."

Milieu

Pas in de jaren tachtig werd het onderzoek van Rugg weeropgepakt. Ook de toenmalige onderzoekers slaagden er niet goed inom een wetenschappelijke vinger achter het curieuze verschijnsel tekrijgen. Vandaar dat Holleman besloot tot een nieuw onderzoek om nueindelijk duidelijk te krijgen wat zich precies in het hoofd vanondervraagden afspeelt.

"Mijn eerste vraag was of de discrepantie in de antwoorden op detwee vragen wellicht samenhing met een verschil in attitude tenopzichte van de termen 'verbieden' en 'toelaten'. Stel dat jeonderzoek doet naar abortus en dat daaruit blijkt dat bijna niemandabortus wil verbieden, maar dat een grote groep ondervraagden hetook niet wil toelaten. De vraag is dan of je met je vraagstellingalleen de opvatting over abortus hebt gemeten of dat je stiekem ookde houding van respondenten hebt vastgesteld tegenover het'verbieden' en 'toelaten' van dingen in het algemeen. Gezien deresultaten van verschillende onderzoeken lijkt het voor de hand teliggen, dat mensen er meer moeite mee hebben om iets actief teverbieden of toe te laten dan om het 'alleen maar' niet teverbieden of niet toe te laten."

Holleman testte deze hypothese door de mening van groepenstudenten te peilen over actuele kwesties rond natuur en milieu.Zij grinnikt schuldbewust als ze eraan terugdenkt hoe serieus destudenten haar vragen beantwoordden. "Zij dachten dat ik wildeweten wat hun mening over het milieu was, terwijl ik alleen maareen hypothese wilde testen over soorten vraagstellingen. Ik voeldeme soms een beetje een oplichter. Achteraf heb ik ze dat trouwensook eerlijk verteld. En om ze niet teveel teleur te stellen, heb ikook nog maar een rapportje gemaakt over hun visie op natuur enmilieu. Maar dat was meer aardigheid dan dat ik er iets aanhad."

Het resultaat van dit onderzoek was opmerkelijk, want uit eenanalyse van de antwoorden bleek zonneklaar dat er geen sprake wasvan enige invloed van de vraagstelling op de opvattingen van dedeelnemende studenten. Holleman: "Weliswaar bleek ook nu weer dat`verbodvragen' terughoudender werden beantwoord dan`toelaatvragen'. Maar door de opzet van het onderzoek kon ik nuondubbelzinnig aantonen dat dat niet het gevolg was van eenverschillende mening van de ondervraagden over 'verbieden' en'toelaten'.

"Wat er gebeurt als je een mening over een bepaald onderwerpmoet geven, is dat je dat in twee stappen doet. Allereerst diep jeeen heel fijnmazige glijdende schaal uit je geheugen op, met aan detwee uiteinden 'absoluut voor' en 'absoluut tegen' en metdaartussen alle denkbare schakeringen. Ergens op die schaal bevindtzich jouw mening, ongeacht of er naar 'verbieden' of naar'toelaten' wordt gevraagd. Maar vervolgens moet je die genuanceerdeen vaak wat diffuse opvatting vertalen naar een simpel 'ja' of'nee'. En bij die vertaling blijkt het wél verschil te makenof de vraag wordt gesteld in termen van verbieden of toelaten."

Linialen

De Utrechtse taalwetenschapster die al ruim een jaar aan de VUwerkzaam is, onderstreept haar betoog met handbewegingen die deafstand tussen twee punten op een denkbeeldige liniaal weergeven envertelt hoe lastig zij het vond toen zij haar theorie laatst eenkeer in een telefonisch interview uiteen moest zetten. "Je kunt hetje het best proberen voor te stellen als een set linialen. In deeerste plaats is er de psychologische liniaal, waarover ik het netheb gehad en waarop ergens je mening staat. Met de concrete vraagvan de enquêteur wordt daar vervolgens een kortere liniaalover heen gelegd met op de uiteinden 'ja' en 'nee'. Je antwoordwordt dan bepaald door de vraag of jouw mening dichter bij 'ja' of'nee' op die tweede liniaal ligt. Waar het nu om gaatis dat jetweede liniaal door een 'verbodvraag' op een andere plaats komt teliggen dan door een `toelaatvraag'. Daardoor kan één endezelfde mening zowel op de `verbodschaal' als op de`toelaatschaal' tot het antwoord 'nee' leiden."

Over de vraag hoe de ligging van de twee linialen precies wordtbepaald en welke psychologische processen daarbij een rol spelen,is nog veel onduidelijk. Maar helder is dat één simpeleja/nee-vraag bijna per definitie ontoereikend is om de mening vaneen groep ondervraagden correct weer te geven. Toch gaat het bijreferenda vrijwel steeds om zo'n vraag en ook telefonischeenquêtes worden vaak bewust simpel gehouden om te voorkomendat mensen voortijdig afhaken. De vraag aan de onderzoekster is dusof beleidsmakers en opinieonderzoekers beter een verbod- of juistliever een toelaatvraag zouden moeten stellen. In die situatiekiest Holleman, die vrijdag 16 juni op haar onderzoek promoveert,voor de eerste optie.

"Uit mijn onderzoek blijkt dat de betekenissen van wel en nietverbieden veel duidelijker van elkaar verschillen dan debetekenissen van wel of niet toelaten. Mensen die niet zo'nduidelijke mening hebben zullen bij toelaatvragen snel gaanzwabberen; de ene keer zeggen ze 'ja' de andere keer 'nee' op eenzelfde vraag. Door extreme formuleringen zoals 'verbieden' invragenlijsten te gebruiken, dwing je die mensen tot een keuze.Natuurlijk loop je dan het risico dat mensen die het niet wetenzullen kiezen voor 'niet verbieden' omdat 'wel verbieden' zo harden extreem klinkt. Maar als ze niet expliciet voor verbieden zijn,is dat misschien ook beter. Op 'niet toelaten' zouden ze misschien'ja' hebben geantwoord alleen omdat de betekenis van 'toelaten' zoonduidelijk is. Dat lijkt me geen gezonde basis om beleid op tefunderen."

Erik Hardeman


Het onderzoek van Rugg uit 1940

Moeten redevoeringen tegen de democratie in Amerika verbodenworden?

Ja: 54 procent..........................Nee: 46procent

Moeten redevoeringen tegen de democratie in Amerika wordentoegelaten?

Ja: 25 procent...........................Nee: 75 procent

Hail and farewell to the class of 2000

De uitreiking van de eerste zeventien bachelor-diploma's, decommencement ceremony zoals in het programma stond vermeld, vormdehet hoogtepunt van een bijeenkomst, waarin directeur-generaal VanVelzen van het ministerie van Onderwijs een half uur eerder hetUniversity College Utrecht officieel had geopend. Dat die openingpas bijna twee jaar na de start van het UCU op het programma stond,lag aan het feit dat de campus nog niet eerder op orde was.Bovendien zal het college pas komend jaar in zijn volle bezettingvan zeshonderd studenten gaan draaien. Maar dan is het ook eenaanwinst, aldus Van Velzen, die het UCU in onberispelijk Engels eenzo uniek initiatief noemde dat het aanvankelijk nauwelijks leek tepassen binnen het Nederlandse stelsel van hoger onderwijs. "Maar nublijkt dat het een perfecte eerste stap is geweest op weg naar deinvoering van een bachelor-master stelsel in ons land."

Deze impliciete lofuiting aan het adres van dean HansAdriaansens werd even later nog eens expliciet herhaald doorfeestredenaar Peter Rose, socioloog aan Smith College,Massachussetts, die 'my friend Hans' onder het motto 'a man, aconcept and his college' uitgebreid de hemel in prees. Hij legdeuit dat Adriaansens het idee voor een residential college hadopgedaan bij hem thuis in Massachussetts en dat zij het samenverder hadden ontwikkeld tijdens gezamenlijke zeiltochten op hetIJsselmeer. "Op Smith ontdekte Hans de zoomlens approach to highereducation en die heeft hij na zijn skilful and bloodless takeoverof military property op een perfecte manier in Nederlandgeïntroduceerd."

Ronkende taal van Rose die perfect paste in de ook verder zeerAmerikaanse ambiance van de plechtigheid. Het was waarschijnlijk deeerste maal in de lange geschiedenis van de Domkerk dat gedurendeeen gehele bijeenkomst geen woord Nederlands werd gesproken, en hetzal ook niet vaak zijn voorgekomen dat de bezoekers van Utrechtsbekendste monument werden vergast op een eigentijds liedje alsBrand new day, een van de nummers die werden uitgevoerd door het insmetteloos blauwe pakjes gestoken University College StudentChoir.

"Het vroeg moed om twee jaar geleden naar het UCU te komen",hield Thessa Kockelkorn de volle kerk na afloop van dediploma-uitreiking voor. De class valedictorian die haar diploma inScience als enige summa cum laude kreeg uitgereikt, betoonde zicheen waardig representant van de Amerikaanse traditie met een zeerzelfbewust betoog. "Het UCU heeft nu nog geen beroemde alumni, maardat zal snel veranderen. Het is droevig dat we het UCU nu al moetenverlaten, maar wees niet bang, over tien jaar zijn we terug, alsprofessor."

Nadat dean Adriaansens de zitting besloot met een woord van dankaan alles en iedereen - met als opvallende uitzondering overigensde universiteit en haar bestuur - , was het feest en werden decaps, zij het nog wat aarzelend de lucht ingegooid. 'Long live thefirst Dutch college on the Kromme Rijn' om met Van Velzen tespreken.

EH


De zeventien eerste alumni

De zeventien afgestudeerden, die voor het merendeel met eenpropedeusediploma naar Utrecht kwamen en daarom maar twee jaar voorhun bachelors nodig hadden, toonden zich zonder uitzonderingopgetogen over hun opleiding.

"Ik heb er geen moment spijt van gehad", zegt Emma Rijkstra dievolgend jaar in Edinburgh begint aan een masteropleiding cognitivescience. "Ik was eerstejaars Diergeneeskunde in België toen ikin de krant over het UCU las. Ik was meteen verkocht. Met name hetfeit dat je zo breed wordt opgeleid, is mij goed bevallen. Ik wistniet echt goed wat ik wilde. Pas hier ben ik erachter gekomen datik verder wil gaan in cognitiewetenschap. Bovendien was het eenverademing om terecht te komen in een omgeving waarin studentenbereid waren om na te denken in plaats van alleen feiten uit hethoofd te leren zoals in België."

"Het is meer geworden dan ik ervan verwacht had," beaamtAnnemarieke Bruinsma die volgend jaar instapt in het derde jaar vanGeneeskunde. "Ik was uitgeloot voor Geneeskunde en aanvankelijkbaalde ik daarvan. Maar als ik het nu over kon doen, dan zou ikaltijd eerst voor het UCU kiezen. Voor mij was vooral belangrijkdat ik me persoonlijk zo heb kunnen ontwikkelen. Ik heb lerenschrijven en presenteren in het Engels, en ik ben vooral ook veelassertiever geworden."

Menno van Zelm heeft besloten om door te gaan met biologie, hetvak waarvan hij twee jaar geleden in Utrecht al de propedeuse hadgedaan. "Ik ben in het college dus niet echt op andere ideeëngekomen, maar ik ben nu wel zeker over mijn keuze voor biologie.Als ik twee jaar geleden meteen door was gegaan met mijn doctoraal,had ik nu waarschijnlijk nog steeds getwijfeld of biologie wel degoede keuze was. Ik weet nu trouwens ook dat ik na twee jaaronderwijs op het UCU geen behoefte meer heb aan universitaironderwijs. Het contact met studenten en docenten was hier zoinspirerend dat het straks alleen maar kan tegenvallen. Ik weet danook nog niet of ik mijn studie hier afrond of dat ik naar San Diegovertrek, waar ik direct in een PhD programma kan starten."


Bart Biermans........................Geneeskunde, Utrecht

Kim Bijleveld.........................Geneeskunde, Utrecht

Martine Bouw........................Geneeskunde, Utrecht

Annemarieke Bruinsma..........Geneeskunde, Utrecht

Emma Dijkstra.......................Cognitive Science,Edinburgh

Manon Geven........................Sociaal WetenschappelijkeInformatica, Amsterdam

Manon van Gijtenbeek...........American Studies, Smith College,Massachussetts

Thessa Kockelkorn................Medische Biologie, Utrecht

Andr's Kupecz.......................Biologie, Utrecht

Wies Landheer.......................Geneeskunde, Utrecht

Rachel Moolenaar..................ASW, Utrecht

Caroline van Oene..................Geneeskunde, Utrecht

Lous Schouten.......................Medische Antropologie,University College, Londen

Stan Steverink........................MBA

Annemarie van der Veen........ASW, Utrecht

Maarten Warnaars.................onbekend

Menno van Zelm....................Biologie, Utrecht of SanDiego


EH

Onderwijs Anders: Studenten Stadsgeografie chatten hun kennis bij elkaar

Onderwijs Anders: Studenten Stadsgeografie chatten hun kennisbij elkaar

Joost Beunderman, Hilde Wildschut en Peter Jobsen zijn drie vande vijf Utrechtse studenten die aan het project deelnemen. Zijblijken ondanks hun enthousiasme aanzienlijk realistischer tegenhet Eurex-programma (European Online Seminar on UrbanTransformations, Poverty, Spatial Segregation and Social Exclusion)aan te kijken. Het afgelopen half jaar chatten de studentenStadsgeografie om de vrijdagmiddag van half vijf tot half zeven metmedestudenten en onderzoekers uit verschillende Europese landen."Nou ja, het is niet half vijf stipt hoor, het is een beetjeItalian time, iedereen komt gewoon langzaam binnendruppelen",vertelt Beunderman. En inderdaad, in het eerste half uur meldt hetscherm met regelmaat dat die en die has joined the chat.

De vraag- en antwoordsessie is inmiddels losgebarsten. Deongeveer veertig deelnemende studenten worden geacht van tevorenéén of twee papers te hebben gelezen van een aan hetproject verbonden onderzoeker op het gebied van kort gezegd`stadsproblematiek'. De papers staan op een speciale site, diedient als virtueel onderwijscentrum. Hier zijn artikelen,bibliografieën, een Visual Lab met foto's en eendiscussieforum te vinden. De onderzoekers zijn evenals de studentenafkomstig van elf verschillende universiteiten, onder meer die vanAmsterdam, Utrecht, Barcelona, Leuven en Napels. Over hun bijdragenwordt tijdens de chat gediscussieerd.

Vinex-locaties

"Sinds ik aan dit programma mee doe, valt het me op hoezeerStadsgeografie gericht is op de Nederlandse situatie. Het gaat heelvaak over vinex-locaties, of de problemen van migranten in grotesteden. De Verenigde Staten komen ook wel aan de orde, maar daarblijft het meestal wel bij. Via Eurex hoor je veel meer overZuid-Europa. Daar spelen vaak heel andere problemen", aldusWildschut. Zo las zij onlangs een bijdrage over het probleem vanwerkloze dertigers, die nog steeds bij hun ouders thuis wonen. "Datspeelt een rol in landen waar je pas het huis uit gaat als je eenbaan hebt. Hier is dat een totaalonbekend probleem".

Volgens Gideon Bolt, de begeleider van de studenten, is dat hetbelangrijkste voordeel van het Eurex-project. "De studenten krijgenles van een groot aantal onderzoekers uit verschillende landen,waardoor ze een veel bredere kijk krijgen op het vakgebied. Zonderinternet zou het een vreselijk gedoe zijn geworden om dat teorganiseren, nog los van de gigantische hoeveelheden geld die datzou kosten".

De studenten zijn ook zeer te spreken over de vrijheid die dedigitale colleges met zich meebrengen. "Als ik het weekend naarmijn ouders wil, neem ik gewoon een treintje eerder. Dan kan ik vandaaruit inloggen", vertelt Jobsen. Daarnaast noemt Beunderman alsvoordeel dat de studenten die aan het project meedoen over hetalgemeen gemotiveerder zijn dan hun collega's. "Je moest eenmotivatie schrijven te mogen deelnemen aan het project. De meestenzijn derde- of vierdejaars, en er zitten zelfs enkele promovendibij, dus het niveau is vrij hoog."

Chat-sessie

Maar de Utrechters zijn het er ook over eens dat er nog wel hetéén en ander kan worden verbeterd aan het project. Zolijkt het idee van een chat-sessie wel leuk, maar blijft dewerkelijke discussie meestal uit. "Het blijft toch vaak hangen invragen van studenten, en antwoorden van onderzoekers", steltJobsen. Bovendien blijkt het niet eenvoudig om complexe problemeneven in een paar regeltjes te formuleren, waardoor de discussiebeetje algemeen blijft, vinden de studenten.

De forumpagina, waarop deelnemers naderhand off-line verderkunnen discussiëren, zou dat probleem moeten oplossen. Die isechter heel lang niet bereikbaar geweest vanwege technischeproblemen. En het tijdstip van de chats, vrijdag laat in de middag,nodigt niet echt tot diepgaande beschouwingen achteraf, vermoedtBolt. "Op maandag ben je vaak toch al weer een beetje vergeten waarhet over ging."

Ook het idee dat iedere student tot zijn of haar recht komtachter het toetsenbord, blijkt iets te optimistisch. Het zijn metname de studenten uit Nederland en België die zich mengen inde discussie en die vragen stellen. Beunderman denkt dat hier eencultureel aspect meespeelt dat hij ook al tegenkwam toen hij inBarcelona studeerde. "Ze zijn daar veel afwachtender, stellen veelminder vragen. De afstand tussen onderzoekers en studenten is veelgroter."

Al met al zijn de deelnemers positief. "Eigenlijk is het raardat er niet al veel meer op deze manier wordt lesgegeven", vindtWildschut. Bolt vertelt dat, ondanks de voor de hand liggendemogelijkheden van het Internet op dit gebied, het opzetten van hetproject bepaald nieteenvoudig was. "Het idee is afkomstig van eengroep die elkaar regelmatig zagen op congressen. Zij besloten datstudenten ook van dat netwerk moesten profiteren. Toen is hetredelijk ad hoc, en met veel liefdewerk à oud papier op potengezet". Volgens Yuri Kazepov, de coördinator van het project,betaalt de Europese Unie slechts de helft van de kosten. HetEurex-programma is naar zijn zeggen verder afhankelijk van de inzeten het enthousiasme van de deelnemende onderzoekers.

"Toch jammer", verzucht Beunderman. "Ik had nog gehoopt dat weaan het eind van het programma een leuk reisje konden maken, omiedereen nog eens face-to-face te ontmoeten, maar dat zit er danwaarschijnlijk toch niet in".

Hanneke Slotboom

Voetballende robots kampen met blessures en stilstand: 'If we don't win then we loose'

Voetballende robots kampen met blessures en stilstand: 'If wedon't win then we loose'

Doldrieste taferelen in het sportcomplex van de Universiteit vanAmsterdam. De leden van het Nederlandse robocupteam vallen elkaardronken van geluk in de armen. High five volgt high five. Robot'Frank de Boer' heeft zowaar het doel van de Zweedse tegenstanderweten te vinden. Ook de Utrechtse docent-onderzoeker Wiebe van derHoek, die bij deze gelegenheid vol verve de rol vanspreekstalmeester vervult, is euforisch. "The first goal the Dutchteam ever scored in the history of the robocup", schalt het door dezaal.

Zowel de Zweden als de Nederlanders hadden na vier wedstrijdennog geen doelpunt gescoord. De inzet van de ontmoeting met het teamuit Uppsala is een plaats in de kwartfinale. Een van de twee valtaf. Of, zoals de Nederlandse teamleider voorafgaand aan detweestrijd met Cruyffiaanse wijsheid meldt: 'if we don't win thenwe loose'. Na de eerste treffer blijken de Zweden geen partij voorde Nederlanders. Van der Hoek bestempelt de Scandinavische robotsals 'solid defenders', maar dat is een eufemisme. De machines staangewoon stil. 3-0 is uiteindelijk de uitslag.

Dat Nederland nog twee keer scoort mag een wonder heten. BijRobocupvoetbal lijkt het maken van een doelpunt af en toe niet meerdan een toevalligheid. Robots boren zich met bal en al in deboarding of tollen doelloos rond de bal. Een enkele keer is dejuiste route naar de goal gevonden, maar besluit de machine op hetlaatste moment af te buigen richting zijlijn. Het spel werktdaardoor af en toe op de lachspieren. "Blijkbaar is het tochmoeilijker dan je zou denken", grinnikt een toeschouwer. Tochvermaakt het publiek zich prima. Hoopvol wordt het moment afgewachtdat het wel goed gaat.

Tijn van der Zant, student Cognitieve en Technische KunstmatigeIntelligentie (CKI en TKI), behoort tot de dragers van hetRobocup-initiatief in Utrecht. Ook hij is enigzins teleurgesteldover het niveau van het evenement. "Wij spelen zelf niet goed, maarde anderen zijn ook bagger. Er zijn landen die al jaren werken aanvoetballende robots. En dan staan ze gewoon stil! Daar begrijp ikhelemaal niets van. Wij zijn nog beginnelingen. Volgend jaar zullenwij al eens stuk verder zijn. Je leert hier in ieder heelergveel."

Van der Zant veronderstelt dat aan de deelnemende universiteitenelke generatie studenten de geheimen van kunstmatige intelligentiebij robots opnieuw moet ontdekken. In Utrecht ziet hij dat gevaarniet. "Wij gaan hier nog dertig jaar mee door. Waarschijnlijk nietmet voetballende robots, maar in ieder geval wel met humanoids.'Robocup rescue' waarbij robots worden ingeschakeld voorreddingsacties is misschien een grotere uitdaging."

Spijker

De student houdt zichzelf enigzins afzijdig in de sportzaalwaarin twee miniatuurvelden zijn opgesteld. Het maandenlang schavenaan de voetbalsoftware heeft zijn tol geëist. Deinformatica-student heeft RSI opgelopen. "Rampzalig, ik kan nieteens mijn mail beantwoorden." Collega Walter de Back staat na dewedstrijd tegen de Zweden te popelen om weer achter het scherm tekruipen. "Nog even werken", verontschuldigt hij zich. Even eerderheeft De Back aangegeven maar matig tevreden te zijn over hetoptreden van de Utrechtse superspits Dexter, ondanks het feit datdrie Utrechtse studenten de nacht hebben doorgebracht in hetAmsterdamse robolab om de wonderboy in optima forma te krijgen "Hijpakt de bal niet goed", aldus De Back.

Met Dexter gaat het de hele week al niet echt jofel. De robot isvooral het slachtoffer van mechanisch ongemak. "Twee keer is deborgpin gebroken, waardoor een wiel niet meer werd aangedreven",legt Van der Zant uit. " Nu zit er geloof ik een spijker in." Ookde arbitrage treft schuld. "We zouden getrainde scheidsrechtersmoeten krijgen. Dexter werd een aantal keer compleet vastgereden.Daar staan volgens de spelregels strenge straffen op. Geenscheidsrechter heeft die ook daadwerkelijk opgelegd." Volgens DeBack kan het team zichzelf echter ook het een en ander aanrekenen."Bij twee doelpogingen van Dexter was er bijvoorbeeld een enormebug. Dexter kreeg niet de opdracht in de hoek van het doel teschieten, maar in de hoek van de hele zijde, richting cornervlagdus."

De melding dat in de kwartfinale wereldkampioen Iran, te gast ophet EK, de tegenstander zal zijn zorgt voor de nodige opwinding.Met onder meer een Groucho Marx look-a-like als teamlid vormen deIraniërs een opzienbarende verschijning in derobocupgemeenschap. Opmerkelijk genoeg zijn de Perzen vooral doorfoefjes als wendbare wielen al enkele jaren onklopbaar. Ook inAmsterdam, waar ze door visumproblemen een dag te laat arriveerden,kennen ze weinig tegenstand. "Dat is het leuke van de robocup",vertelt Van de Zant liefdevol. "Een stelletje Iraniërs meteigengemaakte robots met een videocamera erop zijn gewoon de bestenvan de wereld. Het is dus niet alleen programmeren en mooiesystemen bouwen, zoals wij dat graag doen, maar vooral ook knippenen plakken."

Iran zou de volgende dag met 2-0 van Nederland winnen enuiteindelijk ook de toernooiwinst in de wacht slepen.

Xander Bronkhorst

Onderzoek naar 'bedreigingen' kleermakersgilden 1500-1800

Centraal in het onderzoek van Panhuysen staat de vraag hoe degilden zich konden handhaven in een sector waar in beginseliedereen die beschikte over naald en draad zich kleermaker mochtnoemen. De krampachtige manier waarop zij hun positie verdedigdenleidde volgens de onderzoekster die deze week op haar werkpromoveert, soms tot soms scherpe tegenstellingen tussen degevestigde orde (mannen, christenen) en buitenstaanders (vrouwen,joden). Panhuysen heeft voor haar boeiende beschrijving van dekleermakerij en haar gilden uitvoerig onderzoek gedaan in dearchieven van Amsterdam, Haarlem, Den Bosch en Zutphen.