De rituele rondedans van evaluaties

De digitale cursusevaluaties worden nauwelijks ingevuld en leveren zelden interessante informatie op, merkt Mariëtte van den Hoven. Het is beter om onderwijsgesprekken te voeren met studenten en docenten.

Na elk blok is het weer raak: de docent wordt via hét systeem gevraagd of er vragen toegevoegd moeten worden aan het cursusevaluatiesysteem Caracal en de student krijgt het verzoek een evaluatie in te vullen.

Aan het begin van het jaar heb ik de eerstejaars studenten met een smartphone quiz nog warm proberen te maken voor cursusevaluaties, want van hen verwachten we nog geen evaluatie-sleetsheid. Maar eerlijk gezegd: als ik bij de commissie voor de BKO (Basis Kwalificatie Onderwijs) zit en kijk naar ingestuurde evaluaties in het portfolio van de docenten, zie je standaard dat er een lage respons is. Pas sprong er zelfs één uit met n=1 resultaten, waarbij gelukkig deze student heel tevreden was en overal waar mogelijk een 5 invulde. Dat is er een om boven je bed te hangen!

Hoe komt het dat die respons zo laag is? Geen zin, de mail niet gezien of alweer te laat voor het invullen zijn een paar redenen die we zo kunnen bedenken. Inmiddels zijn sommige collega’s dan maar weer op het old-fashioned papieren formulier overgestapt, waarvan zij eisen deze ingevuld met het tentamenformulier geretourneerd te krijgen. Ik kan ze geen ongelijk geven.

Wie goed kijkt naar de vorm van evalueren van onderwijs, ziet dat het al snel verwordt tot een rituele rondedans, waarbij we bepaalde blinde vlekken in stand houden. Docenten mogen reageren op de cursusevaluaties, maar kijken wel goed uit wat ze zeggen, want het wordt tenslotte openbaar gepubliceerd op de website.

En opleidingscommissies op hun beurt weten ook dat bepaalde informatie openbaar is, dus besteden ze een groot deel van de vergadertijd aan het (her)formuleren van hun reactie. Jammer eigenlijk. Want wat we eigenlijk willen weten is: hoe gaat het nu met het onderwijs, wat vind je er nu van? En dan ook eerlijk zeggen, ook als je niet je best hebt gedaan (als docent of student).

Gelukkig hebben we binnen Geesteswetenschappen besloten dat we de rituele rondedans van digitale curriculumevaluaties maar eens achter ons moeten laten. Die leveren ons niet zoveel op, en dat is ook niet zo verwonderlijk. Stiekem droom ik dat we de NSE over een tijdje ook achter ons kunnen laten en niet langer studenten lokken om ze in te vullen (met roze koeken, taarten of thermometers) en ons dan verliezen in analyses en mogelijke interpretaties van de resultaten.

We kunnen beter op studenten afstappen en vragen hoe ze iets vinden. Eerste stappen in deze richting worden nu binnen de Geesteswetenschappen gezet. Bij andere opleidingen deden ze het ook al mondjesmaat: het voeren van onderwijsgesprekken. Als we ons niet laten verleiden om hier ook weer een rituele rondedans van te maken, is dat dè plek om de temperatuur eens goed te meten in een opleiding, naast de luchtige gesprekjes bij de koffieautomaat die iedereen ook bij tijd en wijle heeft.

Er is nog een belangrijke blinde vlek die ik ga aanpakken, namelijk door de docent zelf te vragen hoe het gaat. We hebben een heel team jonge docenten binnen het departement dat zich een slag in de rondte werkt, voortdurend vragen heeft, en de eerste evaluaties binnenkort terug ziet. Spannend. Maar hoe zij zelf vinden dat het gaat (of niet gaat), zonder direct in de rituele rondedans-houding te schieten, komen we via evaluaties niet te weten. Of ze tips hebben voor elkaar, of een belangrijke les hebben geleerd. We moeten het horen. Ik ga het maar niet via een enquête doen, laten we maar gewoon met elkaar rond tafel, of liefst nog, met de benen er bovenop… kijken wat eruit komt!

Advertentie