Blijf af van West-Siberië

Borren deed onderzoek in het vrijwel onbewoonde en onontgonnen gebied tussen de Oeral en de rivier de Jenisej. Dit gebied van ongeveer een miljoen vierkante kilometer (pakweg Duitsland, Frankrijk en de Benelux) bestaat voornamelijk uit dikke pakketten hoogveen, die in vele duizenden jaren zijn ontstaan en die nog steeds aangroeien. Tot dusver was echter onbekend welke invloed dit enorme hoogveengebied heeft op het broeikaseffect.

Aan de ene kant worden in de veenlagen grote hoeveelheden kooldioxide, CO2, vastgelegd, die door de groei van planten en mossen uit de lucht wordt opgenomen. Maar daar staat tegenover dat uit het veen onder invloed van bacteriën het veel schadelijker broeikasgas methaan (CH4) vrijkomt. Omdat het broeikaseffect van methaan 31 maal zo sterk is als dat van CO2, werd aangenomen dat veengebieden wel eens een bijdrage aan de opwarming van de atmosfeer zouden kunnen leveren. Uit modelberekeningen van Borren blijkt nu echter het tegendeel.

In het kader van zijn promotieonderzoek ontwikkelde de promovendus een model, waarin op basis van de continue veranderingen in veengebieden de hoeveelheden broeikasgas in de atmosfeer kunnen worden berekend. Op basis van dit model constateert Borren dat het veengebied het best ongemoeid kan worden gelaten. Gegeven de geleidelijke opwarming van de aarde, zal er aanvankelijk weliswaar sprake zijn van een grotere uitstoot van methaan in de nu nog grotendeels bevroren noordelijke toendra. Het broeikaseffect zal dan ook tijdelijk toenemen. De aanzienlijk grotere opname van CO2 zal dit effect vanaf 2200 echter ruimschoots compenseren verwacht Borren, die waarschuwt voor plannen om de veengebieden droog te leggen en te ontginnen. Als dat gebeurt, zullen namelijk enorme hoeveelheden kooldioxide vrijkomen.