de kwestie

Pleidooi bij Plasterk voor Debye

Met zijn brief doet Van Ginkel kort voor zijn pensioen "nog één poging om de internationale bekendheid van ons Instituut onder de naam Debye zeker te stellen", zoals hij zelf schrijft. Dat gebeurt ruim één jaar nadat het Utrechtse college van bestuur besloot om het fysisch-chemisch onderzoeksinstituut van de UU te verbieden de naam Debye nog te voeren.

Aanleiding voor die beslissing vormde het boek 'Einstein in Nederland', waarin historicus Rispens Debye ontmaskerde als nazi-collaborateur. Op verzoek van het Utrechtse college oordeelde directeur Blom van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) dat de door Rispens gebruikte bronnen deugdelijk waren, maar Van Ginkel bestreed dit oordeel van meet af aan. Na vier maanden bronnenonderzoek schreef hij in juni 2006 een voor Debye ontlastend onderzoeksrapport, dat toen echter niet werd gepubliceerd. Volgens Van Ginkel gebeurde dat onder druk van het college van bestuur, iets wat het college zelf ten stelligste ontkent.

Parallel aan de brief aan minister Plasterk heeft Van Ginkel nu alsnog een uitgebreide versie van zijn onderzoek in boekvorm gepubliceerd. Tevens heeft hij een chronologie van de gebeurtenissen rondom de naamgevingskwestie verspreid onder de medewerkers van zijn instituut. "Het is aan de onderzoeksleiders wat zij doen met de gegevens", schrijft hij aan zijn collega's. Het lijkt echter aannemelijk dat zij, net als het college van bestuur en minister Plasterk, de resultaten zullen afwachten van het uitgebreide onderzoek dat het NIOD uitvoert naar de rol van Debye voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog. De resultaten van dat onderzoek worden in de herfst van 2007 verwacht.