de kwestie

Strijd om leerstoel reformatorische wijsbegeerte

Met het besluit om bijzondere leerstoelen voortaan aan een termijn van vijf jaar te binden, koos het college van bestuur in 1986 voor een nieuwe koers. Voortaan zou elke vijf jaar getoetst worden of er nog behoefte was aan het specifieke geluid dat de betreffende stichting of vereniging via een eigen hoogleraar wilde laten horen. De leerstoelen waarmee de Stichting Reformatorische Wijsbegeerte aan alle openbare universiteiten een levensbeschouwelijk element in het filosofieonderwijs brengt, dateren echter van ver voor die tijd en werden bij Koninklijk Besluit voor onbepaalde tijd ingesteld. Toen het Utrechtse college van bestuur desondanks besloot om de leerstoel Reformatorische Wijsbegeerte na het emeritaat van hoogleraar Geertsema op te heffen, stapte de stichting dan ook naar de rechter. Secretaris Eikelboom vindt dat de universiteit haar boekje te buiten is gegaan, omdat bij Koninklijk Besluit ingestelde leerstoelen alleen met wederzijds goedvinden kunnen worden opgeheven.

Volgens decaan Algra van Wijsbegeerte is de leerstoel indertijd geaccepteerd omdat het universitaire curriculum eind jaren veertig nog zeer positivistisch van aard was. "Voor reflectie op de sociale en ethische context van de wetenschap was toen weinig aandacht en de leerstoel was dus een welkome aanvulling. Tegenwoordig is dat anders. In het curriculum komen diverse wetenschapsfilosofische benaderingen en de sociale en ethische inbedding van de wetenschappen ruim aan bod. Daarmee is deze levensbeschouwelijke leerstoel een fremdkörper in de opleiding geworden. Dat heeft overigens niets met het specifiek reformatorische karakter te maken. Wij zouden ook geen bijzondere leerstoel marxistische of neothomistische wijsbegeerte meer accepteren."

De rechter zal binnen zes weken uitspraak doen.