de mening

Van wie is de universiteit?

De discussie over Focus en Massa in het vorige Ublad bleef nogal aan de oppervlakte omdat er onvoldoende bij werd stilgestaan dat deze operatie deel uitmaakt van meer fundamentele veranderingen. De commotie is een signaal dat er iets mis is met de universitaire bestuursstructuur, vindt hoogleraar economische geschiedenis Jan Luiten van Zanden.

Sinds de invoering van de MUB in 1997 is de bestuurscultuur aan de universiteiten sterk veranderd. Die wet legt in feite alle bevoegdheden bij de top van de organisatie - bij het CvB - die ze delegeert aan decanen, onderwijsdirecteuren en onderzoeksdirecteuren. De invloed van docenten en onderzoekers (om maar te zwijgen over studenten) is sterk beperkt, vooral omdat de topmanagers hun bevoegdheden de laatste jaren in toenemende mate zijn gaan gebruiken om drastische veranderingen door te voeren. Daarmee hebben ze stilletjes afscheid genomen van de meer op consensus en overleg gerichte bestuurscultuur van het verleden. Deze strikt hiƫrarchische organisatie van de universiteit is uniek: zowel uit historisch oogpunt (ooit was de 'universitas' een echte gemeenschap van docenten en studenten), als vanuit internationaal perspectief: de Angelsaksische universiteiten waar beleidsmakers zo graag naar verwijzen, kennen allemaal belangrijke vormen van democratische controle van decanen en andere bestuurders 'van onderop'.

Dat onze topbestuurders blij zijn met de bestuurlijke structuur, zoals door de MUB ingevoerd, valt te begrijpen. Voor hen zijn grote, makkelijk te manipuleren eenheden veel handiger dan een veelheid aan centra van management en bestuur, dus conform deze logica (die sinds Stalin's collectivisatie niet is veranderd) vormt men de universiteit om in grote 'hapklare' brokken van onderzoek en onderwijs. Of dat de efficiency en de slagvaardigheid op de werkvloer vergroot, is lang niet altijd duidelijk, en omdat checks and balances ontbreken, bestaan er geen middelen om een CvB van de nadelen van dergelijke ambities te overtuigen.

De gevolgen hiervan zijn velerlei: er is een gebrek aan stabiliteit in onderwijs- en onderzoekland, er wordt onevenredig veel energie gestoken in voortdurende reorganisaties en de nieuwe organisatiestructuren sluiten niet of onvoldoende aan bij wat nodig en efficiƫnt is. Ook op dit punt is het contrast met de Angelsaksische wereld groot. Amerikaanse en Britse geleerden verbazen zich bij bezoeken aan Nederland steeds weer over de mate waarin wij onderworpen worden aan voortdurende interventies van hogerhand. Tenslotte leidt al dit ambitieuze besturen en hervormen bij velen tot gevoelens van vervreemding omdat men het gevoel heeft geen invloed te kunnen uitoefenen op deze processen - het gevoel dat men 'geleefd wordt'.

Uiteindelijk draait het om de fundamentele vraag: van wie is de universiteit? Van top-bestuurders en raden van toezicht, of van studenten, docenten en onderzoekers?