De onvoltooide wetenschap

Honderd jaar geleden legde Einstein de laatste handaan de relativiteitstheorie. Max Planck zette de quantummechanicaop de rails. Onze landgenoot Hugo de Vries gaf de aanzet tot eenserieuze studie van de erfelijkheidsleer van Mendel. Markeert denadering van het jaar 2000 een vergelijkbare revolutie?

Het U-blad en alumniblad 'Illuster' inventariserengezamenlijk met zes onderzoekers enkele verworvenheden van detwintigste eeuw. Welke wetenschappelijke dossiers kunnen wordengesloten? En vooral: wat blijft er liggen voor de volgendegeneraties?

Wetenschapsfilosoof Dennis Dieks gelooft niet zozeerin revoluties. Hij leidt de zes overige wetenschapsbeoefenaren in:er is eerder sprake van evolutie, denkt hij.


Dennis Dieks: 'Wetenschappelijke theorieën verdwijnen bijgebrek aan belangstelling'

De snarentheorie op het gebied van de dode materie;de ontrafeling van het genoom op dat van de levende cel. Is hettoeval dat we aan het begin van het nieuwe millennium getuigen zijnvan een revolutie in twee van de meest fundamentelewetenschapsgebieden van deze tijd? De Utrechtse wetenschapsfilosoofDennis Dieks gelooft niet zo in wetenschappelijke revoluties, laatstaan in mysterieuze millenniuminvloeden.

We schrijven het jaar 1900. Voeg bij de ontdekkingen vanEinstein, Planck en De Vries die van Pavlov, Marx, Freud of Darwinen het moge duidelijk zijn dat de vorige eeuwwende voor eenrevolutie in de wetenschap heeft gezorgd. En dus dringt zich, bijhet naderen van weer een nieuwe eeuw, als vanzelf de vraag op watde wetenschap deze keer voor ons in petto heeft.

Op zijn werkkamer in het Buys Ballotgebouw grinnikt Dieks omzo'n overdosis aan bewijsvoering voor een volstrektenonsens-stelling. Maar nog los van de gedachte dat wetenschapperszich iets zouden aantrekken van de kalender, wil hij graag eenvraagteken plaatsen bij de stelling dat de wetenschap zichsprongsgewijs ontwikkelt. "Wie iets beter naar de geschiedenis vande verschillende wetenschappen kijkt, ziet al snel dat er maarzelden sprake is geweest van een echte revolutie. Alle zogenaamdrevolutionaire sprongen voorwaarts blijken zich in werkelijkheid alruim van te voren te hebben aangekondigd en bovendien duurt hetmeestal een hele tijd voordat een nieuwe theorie volledig wordtgeaccepteerd. Denkmaar aan Lorentz, die nog tot ver in de jarentwintig heeft geprobeerd om de niet-relativistische natuurkunde metde theorie van Einstein te verzoenen. In feite maakt elkewetenschap een heel geleidelijke ontwikkeling door van het eneparadigma naar een ander. Het zijn vooral filosofen die er achterafparadigmasprongen in zien."

Feiten

Interessanter dan de vraag of er al dan niet sprake is vanplotselinge wetenschappelijke revoluties, is voor Dieks de vraagnaar de autonomie van de wetenschappelijke ontwikkeling. Over dievraag woedt namelijk al jaren een fel debat tussennatuurwetenschappers en sociaal-filosofen met als inzet de vraag ofwetenschappelijke uitspraken corresponderen met 'feiten' in dewerkelijkheid, ook als het gaat om niet-direct waarneembarezaken.

Dieks: "Tot in de jaren zestig was dat het algemeneuitgangspunt, op basis waarvan wetenschapsfilosofen - zoals KarlPopper - konden beweren dat theorieën die niet 'waar' zijn,vroeg of laat zullen worden weerlegd. Zo blijven alleen 'ware'theorieën over. Maar als je goed naar de geschiedenis kijkt,zie je dat theorieën niet definitief worden weerlegd, maaruitsterven bij gebrek aan belangstelling. In feite ontwikkelt dewetenschap zich min of meer via de wetten van de evolutie. Er zijnvaak meerdere concurrerende theorieën en de vraag is danwaarom de ene theorie het wel haalt en de andere niet."

Volgens wetenschappers zelf is het antwoord op die vraag simpel.Een theorie haalt het als hij 'werkt', dat wil zeggen als hijcorrecte voorspellingen doet. En hij blijft bestaan tot er eentheorie komt die beter werkt. Maar hoewel zij daarmee het lastigebegrip 'waarheid' vermijden, zit impliciet in het denken van veelwetenschappers toch nog steeds het idee dat een theorie die 'werkt'dus wel moet corresponderen met de werkelijke stand van zaken. Endat betekent dus dat andere theorieën niet denkbaar zijn, wanter is tenslotte maar één werkelijkheid.

In de jaren tachtig zijn verschillende wetenschapsfilosofen zichgaan afvragen of de zaken wel zo simpel liggen. Zij noemen zichzelfsociaal-constructivisten en wijzen het idee van een correspondentietussen theorieën en de werkelijkheid af. Sterker, het heeft inhun visie weinig zin om te spreken over 'de werkelijkheid' en over'feiten'.

Dieks: "In hun ogen gaat het bij de acceptatie vantheorieën veeleer om een collectieve voorkeur vooréén bepaalde verklaring voor een reeks waarnemingen.Theorieën zijn daarmee in hun ogen sociale constructies die ineen bepaalde tijd en situatie zijn ontstaan. Onder andereomstandigheden hadden andere theorieën kunnen ontstaan diewaarschijnlijk even goed hadden kunnen werken. In de socialewetenschappen is dat misschien geen al te opmerkelijke gedachte,maar desociaal-constructivisten trekken die gedachte door naar deharde wereld van de bèta-wetenschap. Ja inderdaad, zelfs deberoemde vergelijking van Einstein, E=mc2, is wat hen betreft eenconstructie. Als de geschiedenis anders was verlopen, was ermisschien een andere theorie met een andere formule geweest die dewaarneembare relativistische verschijnselen even goed of misschienzelfs beter zou hebben verklaard. Maar omdat E=mc2 goed werkte enalgemeen werd geaccepteerd hebben eventuele alternatievetheorieën geen kans gekregen om zich te ontwikkelen of zelfsmaar om bedacht te worden."

Quantummechanica

Hoewel Dieks als natuurkundige voorzichtig blijft, sluit hijniet uit dat de opvattingen van de sociaal-constructivisten houtsnijden, al gaan sommigen naar zijn mening wel erg ver. "Iemand alsForman stelt dat de snelle ontwikkeling van de quantummechanica na1918 verklaarbaar is vanuit het culturele klimaat van Duitsland inhet interbellum. Voor 1914 werd het ondenkbaar geacht dat Duitslandde oorlog zou kunnen verliezen. Dat dat nu toch was gebeurd, zouvolgens Forman hebben geleid tot een sfeer van défaitisme,waarin aan elke zekerheid werd getwijfeld. In zo'n klimaat kon eenwetenschappelijke theorie die uitging van onzekerheid en waarin hettoeval een grote rol speelde, gemakkelijk boven komen drijven.

"Ik denk zelf dat die verklaring voor de ontwikkeling van dequantummechanica wat ver voert, maar aan de andere kant valt niette ontkennen dat maatschappelijke ontwikkelingen invloed hebben opde gang van de wetenschap. Denk maar aan de industriëlerevolutie die bepalend is geweest voor de ontwikkeling van destoommachine. En ook de afwijzing van de sociobiologie in de jarenzeventig moet in dat licht worden gezien. De theorievorming in desociale wetenschappen is jarenlang gedomineerd door politiekcorrecte opvattingen over aangeleerd gedrag die inmiddelsonhoudbaar zijn gebleken. Dat voorbeeld maakt afdoende duidelijkdat een bepaald intellectueel klimaat wel degelijk invloed heeft opde gang van de wetenschap. En als dat het geval is in degamma-wetenschappen, is niet goed in te zien waarom dat ook niethet geval zou zijn in de bèta-wetenschap.

"Maar tegelijkertijd laat de geschiedenis van de jaren zeventigen de tijd daarna zien dat er toen ook iemand als Buikhuizen wasdie zich niets aan de heersende mode gelegen liet liggen. Weliswaaris hij zelf het slachtoffer geworden van de hetze tegen hem, maarzijn lijn is later toch weer opgepikt en wordt nu vrij algemeengeaccepteerd. Uiteindelijk ontwikkelt de natuurwetenschap zichwaarschijnlijk toch vooral op een autonome manier, tamelijk los vanwat er in de maatschappij gebeurt. Persoonlijk vind ik dat wel eengeruststellende gedachte, die mij in iedergeval ontslaat van deverplichting op zoek te gaan naar mogelijke invloeden van demillenniumwisseling die waarschijnlijk toch uit de lucht zoudenzijn gegrepen."

Erik Hardeman