De pers en wetenschappers: weleens eenzijdig maar het kan erger

De pers en wetenschappers: weleens eenzijdig maar het kanerger

Een week voor haar promotie krijgt pedagoge HélèneLeenders een telefoontje van een journalist van de Volkskrant. Hijheeft haar dissertatie over Maria Montessori al gelezen en vraagtom een interview. De promovenda wil echter voor 9 september, depromotiedatum, niets kwijt. Ze spreken af dat de verslaggever haardaarna zal interviewen.

Het loopt anders. De Volkskrant-journalist wacht niet tot depromotie. Twee dagen van tevoren kopt de krant op de voorpagina datMaria Montessori haar leer verkwanselde aan het fascisme. Hetnieuws slaat in als een bom. Alle media willen plotseling eeninterview met Leenders. De telefoon bij haar thuis gaat om dehaverklap, maar de promovenda houdt haar poot stijf: ze wil pas na9 september commentaar geven. "Het is een ongeschreven regel dat jevoor je promotie niet naar de pers stapt. De commissie stelt hetook helemaal niet op prijs als je onderzoek al breed is uitgemetenin de kranten", legt Leenders uit.

Er gaat wel een persbericht uit in overleg met de afdelingvoorlichting van de universiteit, maar daar laat de wetenschapsterhet even bij: "Ik wilde me in alle rust kunnen voorbereiden, dus ikben toen ondergedoken. Ik heb het antwoordapparaat aangezet en benbij de buurvrouw gaan zitten."

De landelijke kranten nemen het persbericht over en de discussieover het Montessori-onderwijs laait op. Maar de aandacht duurt nietlang. Leenders: "Toen ik vrijdag na mijn promotie netjes hetlijstje af ging bellen van journalisten die me hadden benaderd,wilde niemand me meer spreken, heel wonderlijk. Een verslaggeverwas er maar eerlijk over, en zei dat het nieuws eraf was. De restnam niet eens de moeite terug te bellen."

Volgens haar is het accent in de berichtgeving teveel komen teliggen op de dubieuze fascistische contacten van de grondlegstervan de leer, en te weinig op het feit dat de Montessori-pedagogiekzonder meer bruikbaar was voor de 'fascistisering' van hetItaliaanse onderwijs: "Terwijl dat laatste, de pedagogische kantvan de zaak, voor mij veel belangrijker was. Wat in de krantenstond klopte allemaal wel, maar het was erg eenzijdig enongenuanceerd. Dat heb ik niet recht kunnenzetten."

Geruststellen

Leenders was wel voorbereid op media-aandacht, maar had nietverwacht dat de commotie zou losbarsten voor de promotiedatum.Volgens voorlichtster Laurien Timmermans van het CommunicatieService Centrum van de universiteit is het ongebruikelijk datonderzoeksresultaten vroegtijdig in de pers komen: "Journalistenkunnen een proefschrift wel van tevoren krijgen, maar het is eenongeschreven regel dat zij niet voor de promotie publiceren. Zo'nonderzoek moet formeel nog worden goedgekeurd door de commissie,die zegt `onderbouw die stelling maar eens'."

De voorlichtster is over het algemeen niet negatief over demanier waarop de pers met wetenschappelijk onderzoek omgaat. "Ikkrijg niet vaak klachten van wetenschappers. Je leest weleensverhalen die een beetje kort door de bocht zijn en mensen zullenbest weleens boos worden over een ungenuanceerde kop. Toch vind ikdat vooral de wetenschapskaternen moeite doen een onderwerpbegrijpelijk en correct te brengen."

Wetenschappers die persaandacht verwachten, kunnen naarTimmermans stappen voor advies en een boekje met mediatips. Vaakmoet ze wetenschappers geruststellen dat niet iedere journalisteropuit is ze in de krant te kijk te zetten. Belangrijkste adviesvan de voorlichtster: wees rustig, weet van tevoren wat je wiltzeggen en laat je niet verleiden tot antwoorden die je niet gevenwil.

Hijgverhaal

Kinderarts Roderick Houwen had daar van tevoren goed overnagedacht. Een jaar geleden vond de wetenschapper na acht jaaronderzoek het gen dat de drager is van een zeldzame leverziekte.Deze ziekte komt vooral veel voor bij kinderen uit Spakenburg, watte herleiden is tot een gemeenschappelijke voorouder. Houwenbesefte terdege dat de journalistiek met zijn onderzoek aan de haalzou kunnen gaan: "Ik wilde voorkomen dat er smeuïgehijgverhalen in de pers komen over de Spakenburgsegemeenschap."

De onderzoeker is niet klakkeloos op alle journalistiekeverzoeken ingegaan: "Als ik het gevoel had dat het eenongenuanceerd verhaal zou worden, heb ik er een stokje voorgestoken." Hij had er geen probleem mee als de menselijke kant vande zaak aan bod kwam, voegt hij hieraan toe: "De human interest isook een invalshoek, het gaat tenslotte over patiënten. Maardie moet je wel in hun waarde laten."

De kinderarts was blij met de steun vanuit devoorlichtingsafdeling van het AZU: "Alle contacten zijn via eenvoorlichter gegaan. Dat is ook mijnadvies aan anderewetenschappers: laat de contacten lopen via iemand die gepokt engemazeld is in de omgang met de pers."

Zo voorbereid als Houwen was op de journalistieke aandacht, zoonverwacht kwam het voor Bart Oremus. In 1996, hij was toen 25,deed hij voor de postdoctorale lerarenopleiding IVLOS samen metmedestudent Gerben Colmjon een onderzoek naar het beeld dat Duitsescholieren hebben van Nederland. Oremus: "Gewoon een verplichtonderdeel, helemaal niet bedoeld om mee naar buiten te treden." Deconclusie was dat Duitse jongeren bijzonder weinig afweten vanNederland, maar er toch een positief beeld van hebben. Toen eendocent de resultaten onder ogen kreeg, adviseerde hij de tweestudenten om er een persberichtje over te schrijven.

"Wat er daarna gebeurde was buiten proportie", herinnert Oremuszich en hij klinkt nog beduusd. Op de dag dat het persberichtuitging gaven de twee een interview aan de Wereldomroep, devolgende dag zaten ze in het tv-programma MiddagEditie. Oremus: "Opweg naar de studio zei Gerben tegen mij `we staan in de krant'. Ikdacht dat hij een geintje maakte, maar alle ochtend- en avondbladenhadden het persbericht overgenomen."

Terugkijkend op alle aandacht is hij overwegend positief: "Deresultaten zijn niet verdraaid, maar heel netjes opgeschreven." Datbepaalde details steeds terugkwamen vindt hij logisch: "Dat descholieren het inwoneraantal van ons land schatten tussen de vijfen honderd miljoen en dat slechts één de naam van depremier wist ànog verkeerd geschreven ook-, is natuurlijkfrappant."

Volgens voorlichtster Timmermans is er geen peil op te trekkenwelk onderzoek de aandacht zal trekken: "Soms komt er geen hond afop iets leuks, en dan weer loopt het storm bij een promotie waarvanje het nooit verwacht had. Het is afhankelijk van het moment. Alshet komkommertijd is kan een promotie ineens veel belangstellingkrijgen, en ook wanneer een bepaald onderwerp net in the pictureis."

Een wetenschapper die honderd procent zeker kon zijn dat dejournalistiek bij hem de deur zou platlopen, is NobelprijswinnaarGerard 't Hooft. Sinds 12 oktober heeft hij dagelijks met de perste maken. Voor de natuurkundige is het niet de eerste keer dat hijin de journalistieke aandacht staat. Hij kent het klappen van dezweep: "In het begin realiseer je je niet hoe iets uiteindelijk oppapier komt. Voordat je het weet zeg je iets onvoorzichtigs watdoor de journalist wordt aangedikt en waarmee je ongewild mensenkwetst. Daarom moet je erg op je woorden passen."

Dat sommige media meer aandacht hadden voor de animositeittussen de twee Nobelprijswinnaars dan voor de wetenschappelijkekant van de zaak vindt hij jammer, maar begrijpelijk: "Eenminderheid is eropuitduidelijk te maken waar het echt over gaat.Voor de andere journalisten zijn persoonlijke omstandighedenspannender, dat kan het publiek ook makkelijker begrijpen." Tochkan het allemaal veel erger, weet 't Hooft: "De meest absurde enonzuivere mediaverhalen kwamen uit het buitenland. Dat wij haddengewerkt aan een kwantumcomputer waar defensie in Amerikazenuwachtig van werd en andere uit de lucht gegrepen dingen. Danvalt het in Nederland nog best mee."

Femke van Zeijl