Indonesische studenten verdeeld, maar in beweging

Sinds de massale studentenprotesten die uiteindelijk leidden tothet opstappen van Soeharto op 21 mei 1998, zijn de Indonesischestudenten niet meer uit beeld verdwenen. Zo betoogden veelstudenten in november vorig jaar tegen Habibie, en in juli tegenhet optreden van het Indonesische leger in de opstandige provincieAtjeh.

Het protest van Indonesische studenten tegen autoritair bestuur,militarisme, corruptie en nepotisme gaat veel verder terug dan dereformasi-beweging van 1998. In een historisch overzicht overSoeharto's 'erfenis op de campus' schetst demensenrechtenorganisatie Human Rights Watch de rol van destudentenbeweging in Indonesië sinds Soeharto op 30 september1965 aan de macht kwam. Ondanks scherpe politieke controle binnende academische gemeenschap zelf en het vroegtijdig de kop indrukkenvan protest, kon het regime niet voorkomen dat het op gezettetijden tot grote studentendemonstraties kwam.

Volgens Human Rights Watch was de massale reformasi-beweging vanvorig jaar deels juist het gevolg van overheidscontrole op deuniversiteiten. 'De ban op politieke activiteiten van studenten ende controle van het leven op de campus waren volstrekt integenspraak met de essentiële functie van de academischegemeenschap: het ontwikkelen en bevorderen van kritisch onderzoeken kennis. Dat werd zo gezien door steeds grotere aantallenstudenten en stafleden.'

Ommezwaai

Dat de studentenbeweging vorig jaar wel een politieke ommezwaaibewerkstelligde, waar dat eerder niet lukte, heeft volgens HumanRights Watch ook te maken met de grote maatschappelijke onvrededoor de economische crisis die Indonesië in 1997 trof.Slechtere maatschappelijke vooruitzichten verhoogden hetrevolutionaire elan bij studenten.

Anders dan vroeger kregen de studenten vorig jaar bovendienactieve steun vanuit veel faculteiten zelf. De overheidsinvloed opde campus bleek niet meer zo sterk als in de jaren zeventig entachtig. Vooraanstaande en invloedrijke academici zoals MaharMardjono (lange tijd een arts van het presidentiële medischeteam), Karlina Leksono(Indonesië's eerste vrouwelijkesterrenkundige) en Wahyu Sardono (populair televisiekomiek enoud-student van de Universiteit van Indonesië) schaarden zichachter de studenten. Het academische establishment, of althans eendeel ervan, keerde zich tegen de overheid. Door de grote onvrede ende gemeenschappelijke afkeer van Soeharto kon de studentenbewegingéén lijn trekken, die onderlinge verschillen oversteeg.Maar onderlinge verschillen waren er wel degelijk, benadrukt HumanRights Watch dat spreekt van 'studentengroepen van een opvallendediversiteit'.

Reza Muharam bevestigt dat beeld van diversiteit. Al vijftienjaar is hij lid van Jodi/E - het Europese Netwerk van IndonesischeActivisten voor Democratie - en hij beschikt over zeer veelcontacten binnen de Indonesische Studentenbeweging. "Hetgemeenschappelijke doel was dat Soeharto weg moest, maar daarnakwamen de onderlinge verschillen weer duidelijk naar voren. Voorbehoudende islamitische studentenorganisaties is president Habibieacceptabel. Die maakt, net als sommigen van zijn kabinetsleden,deel uit van de moslimorganisatie Icmit. De progressieveorganisaties moeten juist niets van Habibie hebben." Met dieprogressieve organisaties doelt Muharam op invloedrijke verbandenzoals het Studentenforum van Bandung, en vooral Forkot (StudentenStadsforum van Jakarta) en Famred (Studentenorganisatie van deUniversiteit van Jakarta). "Dat zijn de motoren van de progressievestudentenbeweging."

Versplintering

Nu, ruim een jaar later, is de studentenbewegingen nog net zoverdeeld als net na de val van Soeharto. Arief M. Kosumah van Akui(Humanitaire Actie voor Indonesië), een organisatie die vanuitNederland werkt, spreekt van versplintering. "Binnen destudentenbeweging zijn er organisaties 'in het midden', en uitlinkse en islamitische hoek." Volgens Kosumah zijn veel studentenhet wel eens als het gaat over de terugdringing van de invloed vanhet leger en corruptiebestrijding. Reza Muharam zegt dat demeerderheid van de studenten staat voor 'anti-militarisme'. Om diereden tonen die studenten zich zeer kritisch over de rol van hetIndonesische leger in Atjeh, Ambon, Irian Jaya, en Oost-Timor.

Of de Indonesische samenleving demilitariseert, nu Megawati (deoppositieleidster en winnaar van de verkiezingen) in november zeerwaarschijnlijk tot president wordt gekozen, is volgens Muharam voorveel studenten nog de vraag. "Veel progressieve studenten hebbenwat betreft Megawati een dubbel standpunt. Enerzijds willen ze deverkiezingsuitslag respecteren, maar ze vrezen dat ook Megawatiniet hervormingsgezind is. In haar partij zitten hoge ex-militairenmet bloedaan hun handen. Voor behoudende islamitischestudentenorganisaties is Megawati, als vrouw, sowieso onacceptabelals staatshoofd."

De in de Westerse media geschilderde uiteenlopende reacties vande Indonesische studenten op de kwestie Oost-Timor, vindt RezaMuharam een verwarrende voorstelling van zaken. "Progressievestudentenorganisaties hebben gedemonstreerd voor het respecterenvan de uitslag van het referendum op Oost-Timor, het opheffen vande noodtoestand en het terugdringen van de rol van het Indonesischeleger." De grote 'studentendemonstraties' in Jakarta tegen deonafhankelijkheid van Oost-Timor en de rol van het Westen, warenvolgens Muharam het werk van de Pemuda Banser, dejongerenorganisatie van Nadhatul Ulama, de grootste islamitischeorganisatie van Indonesië. "Natuurlijk zaten daar studentenbij, maar die hebben daar niet namens een studentenorganisatiegedemonstreerd." Dat er onderlinge verdeeldheid is, beseft deIndonesische studentenbeweging intussen maar al te goed. Op 15september hielden studentenorganisaties uit heel Indonesië hetderde nationale studentenoverleg in een reeks die loopt tot depresidentsverkiezing in november. Ze willen daarin komen tot eengezamenlijke politieke stellingname over verdere noodzakelijkehervormingen, en bekijken hoe ze 'de basis' - boeren en arbeiders -het beste bij hun zaak kunnen betrekken.


Oost-Timor

In 1520 landen de Portugezen in Timor. Zij zijn hiermee bijnaeen eeuw eerder dan de Nederlanders die in 1613 het fort bij Solorinnemen. In 1859 besluiten Nederland en Portugal het eiland Timor'officieel' op te delen. Het westelijke deel wordt onderdeel vanNederlands-Indië, het oostelijk deel een Portugese kolonie.Portugees Timor blijft tot 1896 bestuurd vanuit Macao, en krijgtdaarna een eigen koloniaal bestuur. Ruim viereneenhalve eeuwPortugese aanwezigheid zal een stempel drukken op Oost-Timor in devorm van het Portugees en het katholicisme.

De Oost-Timorezen laten niet alles over hun kant gaan, en komenin 1719, 1895 en 1959 - vergeefs - in gewapende opstand tegen dekoloniale overheersing. De val van de rechtse dictatuur in Portugalin 1974, biedt de onafhankelijkheidsbeweging op Oost-Timor nieuweperspectieven. In september vormt ze het Revolutionaire Front voorde Onafhankelijkheid van Oost-Timor (Fretilin, ook wel Falintil).Lissabon belooft onafhankelijkheid, maar het koloniale bestuur inOost-Timor steunt de Timorese Democratische Unie (UDT), die een'federatie' met Portugal voor ogen staat. Het Indonesischeconsulaat in de Oost-Timorese hoofdstad Dili stimuleert de vormingvan de Timorese Democratische Volksalliantie (Apodeti), dieaansluiting bij Indonesië wil.

De botsing tussen deze verschillende partijen zorgt voor eenperiode van politieke beroering en instabiliteit, en in augustus1975 pleegt het UDT een staatsgreep. Het Portugese kolonialebestuur trekt zich vroegtijdig - gepland was 1978 - terug. Fretilingrijpt naar de wapens, wint snel terrein, en roept op 28 november1975 de onafhankelijkheid uit. Op 7 december 1975 vallenIndonesische troepen binnen. Jakarta legt de oproep van deVeiligheidsraad om zich terug te trekken naast zich neer, enbekommert zich ook in de volgende jaren weinig om de veelvuldigeinternationale veroordelingen van de annexatie van Oost-Timor als27-ste provincie van Indonesië.

De guerrillaoorlog die Fretilin voert, kost veelFretilin-strijders en Indonesische militairen het leven. Deburgerbevolking gaat zwaar gebukt onder zware Indonesischerepressie en massale mensenrechtenschendingen. In de eerste vierjaren van de bezetting alleen al komen er naar schattinghonderdduizend tot tweehonderdduizend mensen om. Soms halen groteincidenten de wereldpers zoals in november 1991 wanneer het legerhet vuur opent op een begrafenisstoet in Dili waarbij zo'n 200mensen omkomen.

In oktober 1998 lijkt het tij te keren als Jakarta en Lissabononder auspiciën van de VN de mogelijkheid bespreken vannationale autonomie. In januari 1999 kondigt de Indonesischepresident Habibie onverwacht aan in te stemmen met een referendumwaarin de Oost-Timorezen zich kunnen uitspreken over de toekomstvan hun land: een autonomiestatus binnen Indonesië of volledigonafhankelijk. In mei bereiken Portugal en Jakarta een akkoord overhet referendum, een maand later vestigen de VN hun missie.Pro-Indonesische milities maken de situatie steeds onveiliger, enproberen de bevolking te intimideren. Niettemin stemt 78,8 procentvan de Oost-Timorezen op 30 augustus voor onafhankelijkheid. Voorde milities het sein om het geweld te laten escaleren, waarbij zevolgens velen openlijk worden gesteund door het Indonesische leger.De VN slagen er niet in de Oost-Timorezen te beschermen. Pas nagrote humanitaire rampspoed, massale internationaleverontwaardiging en grote diplomatieke druk, stemt Indonesiëop 12 september alsnog in met de komst van een VN-vredesmacht.

Henk Boon